Noisejob: Wegens zes euro voor de leeuwen gegooid

Gladiatoren.
Gladiatoren.
Net als andere arme mensen die vaak aan het einde van hun inkomen een stuk maand overhouden, tel ik de dagen waarmee ik het met mijn bijstandsuitkering moet gaan uitzingen. Veel bijstandsgerechtigden beginnen niet pas tegen het einde van de maand de dagen en hun centen te tellen, maar al aan het begin ervan. Dat gaat dan de hele maand door. Elke dag kijk ik naar de datum en meteen daarna naar mijn bankrekening. Ik pak mijn rekenmachientje erbij om mijn te verwachten uitgaven voor de honderdste keer bij elkaar op te tellen, en na te gaan of mijn inkomsten daarvoor toereikend zijn. Maar helaas is het wonder niet geschied. Ik heb alleen geld om de allernoodzakelijkste boodschappen te kunnen doen en verder niets. Inmiddels ben ik al maanden wanhopig op zoek naar betaald werk. In de hoop dat ik later, als ik een baan heb, alleen maar de laatste dagen van de maand hoef te tellen, totdat mijn salaris, dat dan hopelijk een paar honderd euro hoger zal liggen dan mijn uitkering, weer zal zijn overgemaakt.

Op de zoveelste dag dat ik geen baan heb gevonden, zou volgens de gemeentelijke voorschriften gelukkig wel het gebruikelijke moment van de uitbetaling van mijn uitkering moeten aanbreken. Ik heb de lege boodschaptassen klaargezet om meteen nadat dat geld zal zijn binnengekomen, naar een goedkope supermarkt te hollen en de broodnodige inkopen te doen. Ik heb geleerd om zo zuinig mogelijk door het leven te gaan, waardoor ik ga vermijden om in één keer doldwaas al mijn geld er doorheen te jagen. Vandaag mag niet de laatste dag van de hele maand worden waarop ik nog boodschappen in huis kan halen. Ik moet immers nog tot het einde van de maand mijn voeten op de vloer van de supermarkt kunnen zetten. Met mijn uitkering kan ik nog wel het eten en de huur van mijn woning betalen, maar nauwelijks nieuwe kleding kopen, laat staan luxe-artikelen als make-up en parfum. Dat moet maar wachten totdat ik door betaald werk meer inkomen heb gekregen.

De dag van de uitbetaling loopt ten einde en de uitkering is nog steeds niet overgemaakt op mijn bankrekening. Ik heb mijn rekening al een paar keer gecontroleerd, maar ik zie geen bijschrijving. Ik probeer mezelf gerust te stellen: “Ach, die bankmedewerkers hebben het erg druk. De overboekingen van rijke mensen zullen wel voor gaan. De bijstandsgerechtigden komen natuurlijk het laatst aan de beurt, want wij tellen niet mee.” De volgende morgen loop ik mijn keuken in. De boodschaptassen wachten nog steeds geduldig op hun inhoud. Ik kijk weer naar mijn bankrekening. Nog steeds geen uitkering. Uren later blijk ik wel post te hebben gekregen: een brief van de gemeente, van Sociale Zaken. Daarin meldt men doodleuk dat ik geen uitkering krijg omdat ik geen wijzigingsformulier heb ingevuld. Dat formulier had ik maanden geleden al ontvangen, voor het geval dat er veranderingen in mijn levensomstandigheden zouden optreden. Ik ben verplicht om die door te geven. De middag is bijna voorbij. Ik kan Sociale Zaken niet meer bereiken en moet wachten tot de volgende morgen om te kunnen overleggen met een ambtenaar die zo goed zou willen zijn om aan te horen dat er weer een arme aan de grond zit.

Ondertussen zit ik te midden van mijn tassen zielig te zijn. Ik kraak mijn hersens over de veronderstelde fraude of andersoortige wangedragingen die ik volgens Sociale Zaken zou hebben begaan, zo stiekem en achter mijn eigen rug om dat ik er zelf geen weet van heb, maar het ambtenarenapparaat blijkbaar wel. Verdrietig blijf ik piekeren. “O god, ik woon hier moederziel alleen, zonder baan, zonder man met voldoende inkomen om me te kunnen onderhouden.” Ik kijk om me heen, maar vind nergens troost. Na de zoveelste digitale controle blijkt mijn bankrekening nog steeds rood te staan.

De volgende morgen bel ik Sociale Zaken.
“Dag, meneer. Ik heb gisteren van u een brief gekregen. Volgens u moet ik een formulier invullen, omdat mijn situatie zou zijn gewijzigd. Ik heb er de hele dag en nacht over nagedacht, maar tot mijn spijt heb ik geen enkele verandering in mijn leven kunnen ontdekken die ik aan u had moeten doorgeven. Behalve dan dat ik nu geen inkomen meer heb, omdat ik geen uitkering meer krijg. Kunt u mij uitleggen wat er aan de hand is?”
“Jazeker, mevrouw. Ik heb op de website van de Belastingdienst ontdekt dat u voor zes euro heeft gewerkt. Dat moest u doorgeven, maar dat heeft u niet gedaan. Ik kan het geld niet overmaken totdat u mij daarover een specificatie toestuurt.”
“Sorry, meneer, maar u bedoelt dus dat er een bedrag van zes euro naar mijn rekening is overgemaakt voor werk dat ik zou hebben gedaan.”
“Ja.”
“Maar meneer, wat is dat voor werk waarmee ik zo weinig verdien? Als ik ergens een uur werk, dan krijg ik al meer dan die paar euro.”
“Ik weet het niet, mevrouw. U heeft gewerkt en ik wil daarvoor een specificatie zien. Daarna neem ik een beslissing.”
“Okee, bedankt. Dan ga ik nu maar snel op zoek naar dat bedrag.”

Met angst en beven begin ik op mijn laptop te speuren naar dat geheimzinnige bedrag van zes euro. Tijdens mijn zoektocht zie ik eerst dat de bank inmiddels een aantal van mijn automatische betalingen heeft teruggestort, wegens onvoldoende saldo. Ook dat nog. Maar ik probeer de moed erin te blijven houden. Uiteindelijk vind ik een bedrag van vier euro, netto. Dat zou het kunnen zijn. Er staat bij vermeld dat het gaat om een correctie van mijn loon van vorig jaar, toen ik nog geen uitkering had en korte tijd ergens heb gewerkt. Ik print de specificatie uit, fiets hals over kop naar het gebouw van Sociale Zaken en lever de papieren in. Als het dan toch moet, dan zou het beter zijn geweest als ik deze dreun van de uitkeringsbureaucratie een paar dagen eerder toegediend had gekregen. Nu moet ik er bij allerlei instellingen achteraan om te regelen dat die teruggestorte automatische betalingen alsnog overgemaakt gaan worden en ervoor te zorgen dat de zaak niet nog verder uit de hand loopt.

De volgende dag bel ik nog een keer.
“Dag, meneer. Ik heb het bedrag gevonden. Heeft u mijn papieren gekregen?”
“Ja, het was een correctie. Maar ik moet nu eenmaal op de hoogte zijn van alle bedragen die u ontvangt, zodat deze kunnen worden gekort op uw uitkering.”
“Ja, ik snap het. Sorry, meneer, maar wanneer denkt u dat ik mijn geld kan krijgen?”
“Dat weet ik niet, maar ik ga nu een notitie maken.”
“Hartelijk dank, meneer.”

De dag erna staan de tassen nog steeds te wachten. Nog steeds is het geld niet overgemaakt. Met een smekende stem neem ik opnieuw contact op.
“Dag, meneer. Ik heb gisteren met u gesproken. U zei dat u een notitie ging maken. Weet u al hoe lang het gaat duren voordat ik mijn uitkering krijg?”
“Het geld wordt volgende week naar u overgemaakt.”
“Sorry, meneer, maar ik heb geen geld om boodschappen te doen. Is er een mogelijkheid om het eerder te krijgen?”
“Nee, de uitbetalingen vinden twee keer per week plaats.”
“Bedankt, meneer. Nog een hele fijne week.”
Ik hoor dat hij moet lachen.
“Jij ook een prettig weekend.”

De manier waarop het gesprek is verlopen, irriteert me in hoge mate. Ik moet even laten bezinken dat ik zojuist als een bedelaar ben behandeld. En meneer de bureaucraat lacht erom dat ik toch maar de moed erin blijf houden en me vriendelijk probeer op te stellen. Al vaker ben ik in de uitkeringsbureaucratie als een gladiator voor de leeuwen gegooid. Het lijkt warempel wel alsof die bureaucraten er een duister genoegen in scheppen dat ik elke keer weer een gevecht op leven en dood moet aangaan.

Lili Irani

Meer lezen van Irani? Koop dan haar boek “Een ster in de spiegel” (de intekenperiode is verlopen, dus het boek kost nu gewoon 15 euro).