Revolutie in Egypte
Twee weken oud is intussen de Egyptische revolutie. Jazeker, revolutie. De massa’s op straat zijn er nog niet in geslaagd om dictator Hosni Mubarak uit het zadel te lichten. Maar het is duidelijk dat de vele honderdduizenden mensen die steeds weer demonstreren geen genoegen nemen met minder. Sterker: “Wij eisen de omverwerping van het bewind” is een aldoor herhaalde leus van demonstranten. Het gaat mensen om veel meer dan om vervanging van de topfiguur; het gaat demonstranten om grondige verandering van de maatschappelijke orde, al is er bepaald geen overeenstemming over de aard en diepte van die veranderingen. De stootrichting van de protesten zijn revolutionair van aard, al valt nog helemaal niet te zeggen hoe diep de veranderingen daadwerkelijk zullen worden. Zelfs de val van Mubarak is op korte termijn geen uitgemaakte zaak.
Revolutionair van aard waren en zijn ook de taferelen die we gezien hebben. Demonstraties die vanaf de eerste dag uitliepen op felle botsingen met de vele duizenden agenten van de oproerpolitie. Eindeloze salvo’s met traangasgranaten, rubberkogels, waterkanonnen, keer op keer op keer charges… het ontmoedigde de betogers niet. De actiedag van 25 januari bracht al vele tienduizenden mensen de straten op, de twee dagen daarna gingen de protesten door – nu door niemand in het bijzonder aangestuurd. Op vrijdag 28 januari, na het middaggebed, volgde een climax. Het aantal betogers in stad na stad liep in de honderdduizenden. In Cairo volgde een langdurige veldslag tussen demonstranten en politie op een brug over de Nijl. In Alexandrië leidde een urenlang straatgevecht ertoe dat de politie het opgaf, waarna demonstranten de ontredderde verslagen agenten verzorgden. In die stad bleken later alle politiebureaus op een na te zijn verwoest door de volkswoede. In Suez vonden bloedige botsingen plaats. Maar ook daar was vrijdag de binnenstad in handen van betogers gekomen. In allerlei plaatsen werden niet alleen politiebureaus, maar ook kantoren van Mubaraks staatspartij NPD in brand gestoken. Het hoofdkantoor van die gehate machthebbersclub in Cairo stond dagenlang in lichterlaaie. Zowel de aanvallen op de politie als op de NPD lieten zien hoe voor demonstranten de staatsinstellingen zélf doelwit van de strijd waren geworden, hoezeer het betogers impliciet om revolutionaire veranderingen te doen was: de val van het bewind.
Die vrijdag verdween de politie van straat – om weer op te duiken in de vorm van bendes plunderaars. Grote delen van Cairo werden hoogst onveilig, vanwege plunderingen en geweld, voor een aanzienlijk deel overduidelijk van staatswege. Het antwoord van veel bewoners daarop was op een andere manier net zo revolutionair als de tegenaanvallen tegen politie en NPD de dagen ervoor. Mensen organiseerden buurtmilities en namen daarmee de veiligheid in eigen handen. In rijkere wijken straalde hier nogal eens een rechts verlangen naar de rust en de orde vanaf, plus een heimwee naar Mubaraks politiestaat. In armere buurten lag dit anders en was men zich ervan bewust dat de eigen veiligheid verdedigd moest worden, vooral tégen die politiestaat van Mubarak, die zich nu tijdelijk had omgevormd tot knokploegendictatuur van veiligheidsagenten in burger. In buurtcomités, vanuit de bevolking zelf op poten gezet, was hier een kiem van een revolutionair ándere maatschappij zichtbaar aan het worden. In een interview met een anarchist in Egypte lezen we dan ook: “We zullen proberen om de commissies die zijn gevormd om de straten te beschermen en te beveiligen, sterker te maken en ze proberen om te zetten in echte raden.”
Intussen was het leger de straten opgestuurd, terwijl activisten zich opmaakten voor een volgende climax. Die kwam op dinsdag 1 februari, uitgeroepen tot Dag van Woede. Op die dag stond een Mars van Miljoenen gepland, en de start van een algemene staking. Miljoenen mensen betoogden, in Cairo alleen al mogelijk twee miljoen demonstranten. Maar van een mars naar het presidentiële paleis werd helaas afgezien. De dag werd een indrukwekkend vertoon van de kracht van de massabeweging. Maar de kracht werd niet ingezet om het bewind daadwerkelijk ten val te brengen. Het idee dat het voldoende zou zijn als heel veel mensen lieten zien dat ze Mubarak weg wilden hebben, dat de dictator – of mensen om hem heen – dan het punt wel zouden zien, en dat hij dan wel zou gaan of zou worden weggewerkt, was kennelijk sterk. Mubarak maakte diezelfde dag duidelijk dat hij zou blijven tot het eind van zijn ambtstermijn. Er was een patstelling aan het ontstaan.
Nu opende het regime de tegenaanval. Het stuurde personeel in staatsdienst – ambtenaren, oliearbeiders – de straat op, het ronselde mensen om als ‘Mubarak-aanhangers’ te gaan demonstreren, het wist wat supporters in rijke buurten – bang voor de revolutie vanuit weloverwogen rijkeluisbelang – tot demonstraties te porren. Maar kern van de ‘pro-Mubarak-aanhangers’ waren overduidelijk grote aantallen veiligheidsagenten. ‘Demonstraties’ werden al snel gerichte aanvallen van knokploegen, door agenten in burger, die keer op keer demonstranten op het Tahrir-plein aanvielen. Het leger stond erbij en keek ernaar. Het liet knokploegen hun gang gaan tegen de demonstranten. Die weerden zich, eerst met spreekkoren en linies om het plein te verdedigen, maar al snel met efficiënte barricades en actieve en steeds effectievere zelfverdediging. Mensen organiseerden een noodhospitaal op het plein, om het snel oplopende aantal gewonden te helpen verzorgen. De slag om het plein duurde tot ver in de ochtend van de donderdag erop. De aanvallers – nogmaals, met de politie als ruggengraat, en ingehuurde knokploegen eromheen – hadden niet alleen stokken en stenen tot hun beschikking, maar vielen aan gezeten op paarden en kamelen. Laat in de nacht lagen demonstranten zelfs onder vuur van dodelijk opererende scherpschutters.
De immens moedige verdedigers wisten echter van geen opgeven – en ze hielden stand. Niet alleen dat, ze herwonnen terrein, hun barricaden schoven vooruit. Toen het leger zag dat de politieaanvallen en de knokploegterreur geen succesvolle verovering van het plein bereikten, begonnen militairen hier en daar de Mubarak-knokploegen zelf ook terug te dringen. Waar de lopen van tanks woensdag nog vooral dreigend richting demonstranten wezen, daar waren ze de dag erop vaak gericht op de andere kant, de kant van politie en Mubarak-knokploegen. Vastberaden demonstranten hadden duidelijk gemaakt dat het plein niet te heroveren zou zijn zonder grootschalig bloedbad, en kennelijk was het leger er niet zeker van of haar soldaten daaraan zouden meewerken zonder openlijk de kant van de opstandige bevolking te kiezen. Om het leger intact te houden, moest het zich tegen de al te grove politie-aanvallen keren. De dagen erop bleek overigens dat het leger wel pogingen ging doen om de demonstranten in te perken, stukken van het plein te ontruimen. Demonstranten verhinderden dat door voor tanks te gaan zitten en heftig te protesteren toen een commandant betogers maanden tot vertrek, of minstens terugtrekking naar een beperkter deel van het plein.
Wat steeds meer naar voren kwam, was en is de organisatie van demonstranten zelf, op dat plein dat inmiddels tot hart van een ware volksbeweging is geworden. Actievoerders regelden dat het plein enigszins schoon bleef, dat er eten en drinken was, dat gewonden werden verzorgd, dat er gewaarschuwd werd als Mubarak-knokploegen gevaar opleverden. Actievoerders probeerden ook met fouilleringen en identiteitscontroles te voorkomen dat de politie haar mensen het plein op kon krijgen. Er was geen centraal hoofdbestuur. Leiders van de gevestigde oppositie werden vaak met flinke scepsis ontvangen. Toen El Baradei de massa’s probeerde toe te spreken was een van de spreekkoren: “Kom je onze revolutie stelen?” Toen iemand van de Moslimbroederschap ervoor pleitte om tegemoet te komen aan het verzoek van het leger om een barricade neer te halen, werd hij weggejoeld. Het straatprotest is van mensen zélf, van demonstranten die zichzelf hebben georganiseerd, níét van welke oppositiepartij dan ook. Sociale internetmedia – Facebook, Twitter, YouTube – spelen een rol hierin, vooral in het naar buiten krijgen van berichtgeving en het verspreiden van actie-oproepen. Maar toen de staat het internet vijf dagen platgooide, gingen acties gewoon door. Het is dus misplaatst om hier van een ‘Facebook-revolutie’ of iets dergelijks te spreken. Mei 1968 staat toch ook niet bekend als de poster-revolutie?
De acties op het Tahrir-plein tonen geen enkel teken van werkelijke verzwakking. Het enthousiasme – en de zelforganisatie van de actie – lijken eerder in kracht toe te nemen. Toch is er een probleem: revoluties winnen niet door eindeloos op een plein in de hoofdstad te blijven zitten. De spontaniteit en de zelforganisatie, onmisbaar wapen tegen inkapseling, glorieus middel om maximale betrokkenheid van een ieder bij de strijd te helpen opwekken, maken het ook niet eenvoudig om tot een gecoördineerde tegenaanval over te gaan. Afgelopen vrijdag bijvoorbeeld, uitgeroepen tot Dag van Vertrek, waren weer enorme mensenmenigten te zien, in tal van Egyptische steden. Opnieuw werd echter een mars op het presidentiële paleis afgeblazen. Die was oorspronkelijk wel gepland, maar dat was vóór de knokploegenterreur van woensdag 2 februari. Van zelforganisatie ter verdediging van demonstranten naar zelforganisatie die demonstranten weer een offensieve strategie helpt volgen, is geen makkelijke stap, maar wel een noodzakelijke. Anders dreigt levensgroot het gevaar dat de demonstraties op en rond het plein wel doorgaan, maar dat intussen de ‘normale ‘gang van zaken weer de overhand krijgt, het bewind haar zelfvertrouwen verder herwint en – op een kwaad moment als de moeheid en de impasse het aantal betogers toch heeft doen afnemen – alsnog het Tahrir-plein herovert en de revolutie op achterstand zet.
Druk om zo’n soort tegenslag te voorkomen is er echter wel degelijk, al krijgt die erg weinig aandacht. We krijgen veel te horen over het touwtrekken rond een eventuele opvolging van Mubarak, hoe snel of langzaam, wie erbij betrokken wordt, enzovoorts. We krijgen redelijk wat mee over het gedraai van westerse regeringsleiders. Die zijn inmiddels opgeschoven van “Mubarak is een goede vriend” via “Mubarak is een goede vriend, maar we hopen dat hij naar de demonstranten luistert”, naar “Mubarak wás een goede vriend, en we hopen dat hij nu de wijsheid vindt om plaats te maken voor een opvolger, zodat er een nette machtsoverdracht zonder revolutie plaats kan vinden”. Alles is best, zolang het maar órdelijk verloopt, en westerse belangen geen gevaar lopen. Het steunen van de dictator toen die nog kansrijk leek past daarin. Het voorzichtig dumpen van dezelfde dictator nu zijn dagen geteld lijken, om hem te vervangen zodat er zo min mogelijk schokkende verandering komt, past daar evenzeer in: dezelfde doelen, onder iets andere omstandigheden. Het past allemaal in een internationale strategie van opstandsbestrijding, van ordehandhaving over de belangen en verlangens van de opstandige Egyptische bevolking heen, en er tegen gericht.
Vrienden vinden de demonstranten van Tahrir dus niet in westerse regeringskringen. Vrienden en bondgenoten zijn er echter wel. De Egyptische revolutie woedt namelijk niet alleen in Cairo, op dat plein. Dag in dag uit zagen we gigantische demonstraties in een hele reeks steden. Ik noemde al Alexandrië en Suez; vooral in die laatste stad was de opstand tamelijk succesvol in het verslaan van de politie. Maar andere steden waren bepaald niet rustig. Mansoura bijvoorbeeld zag demonstraties, van tussen de honderdduizend en een half miljoen deelnemers; 100 duizend in Damanhour, 250 duizend in El Arish, 20 duizend in Aswan, dit alles op vrijdag 4 februari. Voor andere dagen zijn soortgelijke hoge getallen te vinden. De Egyptische revolutie is bepaald geen zaak van Cairo alléén.
Buiten Cairo is de strijd niet alleen zéker zo omvangrijk, maar soms ook radicaler, diepgaander. Al voor er opgeroepen werd tot een algemene staking, was in de stad Sinaï al een staking in een staalfabriek uitgeroepen – tot Mubarak zou zijn vertrokken. “Veel van de rijken zijn vertrokken, arbeiders zijn de straat op gegaan, de armen haasten zich naar de macht vóórdat de avondklok ingaat”, schrijft de LA Times, die trouwens relatief veel bericht over gebeurtenissen buiten Cairo. De krant laat ook een stakende chemie-arbeider aan het woord. In Suez zien we iets van een arbeidersrevolutie – des te feller aangezien mensen weten dat er geen weg terug is zonder dat grove wraak vanuit de politie dreigt.
Er is hier en daar arbeidersactie. Hossam el-Hamalawy, een actieve trotskist ter plekke en goede bron van informatie vertelt: “Ik kreeg een verslag van een textielbedrijf in bezit van een bedrijf dat Ghazl Meit Ghamr heet, in Dadahliya, een provincie in de Nijldelta. De arbeiders hebben daar de CEO eruit getrapt en beheren de fabriek zelf. Dit soort actie is ook herhaald in een drukkerij ten zuiden van Cairo, Dar el Ta’awon genaamd.” En over Suez: “In twee fabrieken, de Suez Staalfabriek en de Suez Kunstmestfabriek, hebben arbeiders een staking voor onbepaalde duur uitgeroepen tot het bewind valt.”
Er gebeurt intussen meer: personeelsleden hebben de vicepresident van de officiële, Mubarak-getrouwe, vakbond, opgesloten en eisen zijn vertrek wegens corruptie. Woningzoekenden protesteerden bij een bestuursgebouw intussen voor betaalbare woonruimte. “Als ze ons niet naar binnen laten, gaan we naar Tahrir”, klonk het daar. Met dit soort gebeurtenissen – tekenen dat er meer loskomt, dat de revolutie dieper gaat dan de strijd voor een andere president – wordt het te begrijpen dat de regering de salarissen van ambtenaren met 15 procent wil verhogen. De angst zit er bij het bewind wel degelijk in. De revolutie zit weliswaar even in een soort impasse – maar de druk richting een nieuwe explosie is bijna tastbaar.
Peter Storm
Maker van het blog Rooieravotr
Eén reactie op “Revolutie in Egypte”