Van onderop organiseren in Rotterdamse buurten
Doorbraak probeert mensen lokaal te organiseren, en is daarom erg geïnteresseerd in hoe andere clubs dat aanpakken. Een interview met Ed en Daniël van Transition Towns (TT) Rotterdam.
Wat is Transition Towns?
Daniël: “Transition Towns is een lokaal netwerk, gevormd door burgers die aan de slag gaan met het zelf voorzien in de eigen dagelijkse behoeften, zoals bijvoorbeeld voedsel, energie en bouwmaterialen. Er zijn verschillende Nederlandse TT’s, maar het is begonnen in Engeland. De directe aanleidingen zijn de klimaatverandering en het opraken van de olievoorraden.”
Ed: “De samenleving moet op zo’n manier worden georganiseerd dat we beter in staat zijn om ons snel te kunnen aanpassen aan veranderende omstandigheden. Dat is nu niet zo. Dat komt deels omdat we nu heel afhankelijk zijn van dingen als olie, en wanneer die wegvallen, hebben we geen vervanging. Aan de andere kant zijn veel mensen er niet op ingesteld om zelf problemen op te lossen. Men kijkt al snel naar de overheid. TT wil mensen het gevoel geven dat ze als individu, en helemaal als georganiseerde groep, het vermogen hebben om hun eigen omgeving te beïnvloeden.”
Daniël: “Er is wel een aantal basisprincipes over hoe we organiseren, maar alle TT-initiatieven zijn verder compleet verschillend. Er bestaat een handboek waarin eerdere ervaringen zijn verwerkt.”
Is TT een non-politieke methode, in die zin dat het ook voor rechtse doeleinden gebruikt zou kunnen worden?
Ed: “In Nederland is het opgepikt door progressieve organisaties als Omslag, en die trekken wel een bepaald soort mensen aan. Dat kleurt de TT-initiatieven door het hele land. Maar of je er, bij wijze van spreken, ook een racistische volksopstand mee zou kunnen organiseren? Ja, dat denk ik wel.”
Daniël: “Een groep neo-nazi’s wilde zich ooit aansluiten vanuit een filosofie van ‘eigen omgeving eerst’. Opeens werd het TT-initiatief dus geconfronteerd met een gedachtengoed waar de andere mensen helemaal niet achter stonden. Sindsdien hebben de meeste initiatieven statuten waarin is opgenomen dat de rechten van de mens moeten worden gerespecteerd. Voor de Nederlandse TT is dat zelfs een criterium waaraan je moet voldoen, wil je jezelf een TT mogen noemen. Er is een landelijke organisatie die aan naamsbescherming doet. In Rotterdam voldoen we aan alle criteria, maar we zijn geen officiële TT omdat we dat nooit hebben aangevraagd.”
Hoe zijn jullie begonnen?
Ed: “Ik werd begin 2009 uitgenodigd om mee te gaan naar een informatiebijeenkomst in Eindhoven. Met een andere Rotterdammer, die ik daar tegenkwam, hebben we toen een lokale bijeenkomst gepland.”
Daniël: “Die trok 30 mensen, en daar is het stadsbrede TT-netwerk uit ontstaan. Intussen doen er 250 tot 300 mensen mee. Als je iemand erbij weet te betrekken, dan trekt die persoon er vaak weer andere mensen bij vanuit zijn eigen netwerk. Die hoeveelheid mensen is wel enigszins bedrieglijk, want ze zijn verspreid over de hele stad. Je beschikt natuurlijk niet direct over sterke buurtgroepen. En je moet altijd maar afwachten hoeveel mensen daadwerkelijk actief worden.”
Hoe functioneert jullie netwerk?
Ed: “Het is heel informeel. We hebben wel een mailinglijst, maar dat is eigenlijk alleen voor onze nieuwsbrief. Mensen komen elkaar tegen bij activiteiten door de hele stad. Daardoor weten ze wie met wat bezig is, en wie met wie moet gaan praten. Bij het opstarten van een nieuw project kan je veel hebben aan het netwerk, als je bijvoorbeeld in eerste instantie niet genoeg enthousiaste buren vindt. Het netwerk is dus een injectie van enthousiasme en menskracht voor veel initiatieven geweest.”
Daniël: “We hebben een dag vol workshops gedaan in de zomer van 2009. Daar zijn toen wel echt goede dingen uit voortgekomen. Een heleboel mensen zijn elkaar daar tegengekomen. Die hadden natuurlijk al een bepaalde interesse, ze hebben vaak een kalender van het milieucentrum aan de muur hangen waarop allemaal groene activiteiten in Rotterdam staan. Daarom is dat stadsbrede netwerk ook zo snel gegroeid. Dat is een heel ander proces dan in de wijk organiseren, want daar moet je het geluk hebben dat je een paar mensen tegenkomt die zich daarvoor interesseren.”
Hoe proberen jullie lokale buurtinitiatieven op te zetten?
Daniël: “In Rotterdam-Noord hebben we een stuurgroep opgezet om projecten te ontplooien en mensen bij elkaar te brengen. Zeker in het begin zijn we veel bezig geweest met uitdenken wat we precies wilden gaan doen. Het bewust organiseren is wel steeds meer naar de zijlijn verdwenen. We kwamen regelmatig bij elkaar. Maar we zijn niet heel erg bezig geweest met het opzetten van effectieve overlegstructuren. Er zijn wel sterke informele banden uit voortgekomen, maar het blijft iedere keer weer een beetje ad hoc inspelen op wat er aan de hand is.”
Ed: “We hebben veel methoden uitgeprobeerd om mensen te bereiken in de wijk. Bijvoorbeeld filmavonden en discussiebijeenkomsten in een café, een Marokkaans theehuis, een islamitische universiteit, en in een zaaltje in het Humanitasgebouw. Maar we hebben nooit een echt effectieve manier gevonden. In dat Marokkaanse theehuis bleken veel mensen enthousiast. Er waren jongeren die in hun stukje wijk een tuin wilden beginnen, en het theehuis grapte zelf dat ze wel een geveltuintje konden maken om hun munt te verbouwen. Maar we hadden onvoldoende nagedacht over wat we hen konden bieden, en daardoor kwamen we niet verder dan: kom aanstaande zaterdag helpen in onze buurttuin. Zo raak je mensen weer kwijt.”
Hoe ging het met die buurttuin?
Ed: “We waren aan het dubben. Moeten we eerst bewustwording creëren in de buurt, zodat mensen enthousiast worden voor een tuin? Of moeten we juist eerst iets opzetten? We hebben toen flyers verspreid in de omliggende straten voor een picknick. Daar kwamen uiteindelijk slechts zes mensen op af, maar dat zijn wel diegenen die het meest actief zijn gebleven.”
Daniël: “Ik ging contacten leggen met de opbouwwerker, de jongerenwerker en de buurtagent. Het buurtopbouwwerk stelde voor om aan te schuiven bij het straatoverleg om de tuin te promoten. Zij stuurden toen een brief rond, en dat werkt toch wat anders dan een zwart-wit flyertje. En mensen zijn er al aan gewend, want het is een bestaande overlegstructuur. We kregen enthousiaste reacties. Veel mensen hebben wel een gevoel voor groen, en zien een plan met veel boompjes en plantjes wel zitten. Maar om daar daadwerkelijk op de zaterdagmiddag een paar uur aan te gaan werken, dat is een lastiger stap.”
Ed: “Die picknick was een betere indicatie om na te gaan welke mensen bereid waren om over die drempel heen te stappen. Je moet ook uitkijken met bestaande samenwerkingsverbanden. Je kunt alle juiste mensen in de buurt missen, omdat die zich net niet kunnen vinden in dat initiatief.”
Wat is volgens jullie belangrijk geweest in het contact met de buurt over de tuin?
Daniël: “Ik ben echt met een concreet voorstel gekomen. Er was nog wel ruimte om dingen in te vullen, maar er was in elk geval iets om vanuit te werken. We willen van onderop werken, maar je hoeft niet iedere stap samen met iedereen te zetten, zolang men zich er nog wel mee kan identificeren. Dus ben ik met een plan naar de mensen in de buurt toegegaan. Die hebben vervolgens een wensenlijstje gemaakt en dat verwerkt in het ontwerp.”
Ed: “Als je al een sterke voet aan de grond hebt in een buurt, en mensen bedenken zelf dat het belangrijk is dat we zoiets gaan doen, dan kun je misschien met een vaag en open idee aankomen. Maar het inspireert mensen meer als er iets concreets is waaraan ze daadwerkelijk kunnen gaan meewerken. Zo proefde ik bij de eerste bijeenkomst de frustratie bij mensen dat er teveel werd geluld over organiseren. Mensen zeiden: ‘Wanneer zetten we de eerste schop in de grond dan?’ Ik denk ook dat fysieke aanwezigheid hebben bij alle initiatieven heel belangrijk is. We moeten daar meer op focussen, dat we bijvoorbeeld een pand hebben waarin activiteiten worden georganiseerd, waar mensen vaak aanwezig zijn, en buurtbewoners naar binnen kunnen lopen en een praatje maken.”
Daniël: “Bij de informatieavonden kwamen er vooral blanke intellectuelen. Maar nu zie je in de buurttuin ook allemaal Marokkaanse vrouwen zitten, die de groenten bekijken en kruiden plukken. Nu de tuin er eenmaal is. Dus het werkt wel. Maar het is een lang proces.”
Ed, jij draait de Doe-het-zelf werkplaats, hoe is die georganiseerd?
Ed: “Ik ben gewoon gaan doen wat ik leuk vind. Ik dacht: ik kijk wel waar het schip strandt. Achteraf gezien een gekke manier van doen. Het is meer goed gegaan door een aantal toevalligheden. We kraakten een pand en gingen het verbouwen. Doordat het er zo onconventioneel uitzag, begonnen mensen al gelijk te vragen wat er kwam. Bij de opening hingen we een briefje op met uitleg en de openingstijden. En dat werkte. Vooral kinderen wisten het snel te vinden. Die hebben totaal geen schroom om zomaar even naar binnen te lopen. Zodra een paar van die kids er van wisten, kwam de hele schoolklas. En de ouders, want die vragen zich af waar hun kinderen zijn geweest. In elke buurt heb je mensen die sleutelrollen spelen, niet omdat ze bij een instantie werken, maar omdat ze mondig zijn en in allerlei overlegsituaties zitten en dus ook serieus genomen worden door de deelgemeente. Die zijn zich ongevraagd voor het initiatief gaan inzetten. Toen we ontruimd dreigden te worden, hadden ze al een heel pad uitgezet voor ons behoud. Achteraf vertelden ze dat ze het voor ons hadden opgenomen bij de deelgemeente en de woningbouwcorporatie. En ondertussen werken er drie vrijwilligers mee die ik hiervoor niet kende.”
Hoe gaat het tussen jullie en de overheid?
Daniël: “In het begin was de betrokken ambtenaar heel sceptisch, maar nu maakt hij dingen veel makkelijker. Hij heeft de buurttuin verdedigd tegenover Gemeentewerken, want die hadden een dominantiedrang over dat stuk grond. Ze hebben ons bloemenveldje helemaal aangeharkt en ondergeschoffeld. Maar ik heb nu wel een aangenaam contact met ze. Er is een mentaliteitsverandering of in ieder geval een gewenning. Je hebt eigenlijk twee manieren om dingen voor elkaar te krijgen. Je kunt voldoende momentum opbouwen als groep om toch gewoon je eigen ding te doen, ongeacht de gemeente. Maar stel dat je iemand bij de deelgemeente kan overtuigen van het belang van TT, dan heb je opeens steun van iemand met officiële beslissingsbevoegdheid. En dat is ook wel erg handig.”
Ed: “In het TT-handboek staat dat de huidige manier van doen debet is aan veel problemen in de wereld, maar het kapitalisme wordt er niet expliciet in genoemd. Je moet zelf beginnen, van onderop macht opbouwen, en die dan gebruiken om de politiek te beïnvloeden. TT-initiatieven streven daarbij naar kleinschaligheid, maar de achterliggende ideeën zijn niet in alle gevallen anti-kapitalistisch.”
Mariët van Bommel