Zonder papieren: “Zolang ik leef, moet ik mensen steunen”
Meer repressieve maatregelen tegen migranten en vluchtelingen. Een publiek debat dat vooral gaat over “overlast” en “fraude”. In de toekomst mogelijk strafbaarstelling van illegaal verblijf. Wie steunt mensen zonder papieren nog? Wie zijn nog wel hun bondgenoten? Naast humanitaire organisaties met een streng selectiebeleid, actiegroepen tegen illegalengevangenissen, en radicaal-linkse organisaties die het belang van collectieve strijd benadrukken, steunen ook landgenoten, familieleden en vrienden deze uiterst kwetsbare groep mensen. Zoals Mohamed Qasem Osmani, die zichzelf met moeite staande weet te houden aan de onderkant van de samenleving, maar die in het belang van mensen zonder papieren volop strijdt tegen de overheidsbureaucratie met zijn torenhoge muren en potdichte deuren.
Mohamed is bestuurslid van de Vereniging Afghanen Nederland (VAN), die is aangesloten bij het Platform Vluchtelingenorganisaties Leiden (PVL). Hij helpt Afghaanse vluchtelingen met en zonder verblijfsrecht. Met een inkomen op bijstandsniveau onderhouden hij en zijn vrouw hun tien kinderen. Hij geeft ook geld voor eten aan illegalen en reist het halve land af op zoek naar steungroepen voor de – op dit moment 23 – bij hem bekende afgewezen Afghanen. “Betaal me maar terug als je een verblijfsvergunning krijgt”, zegt hij tegen hen. “Anders niet.”
Mohamed vluchtte in 2000 vanuit Afghanistan naar Nederland, vroeg en kreeg asiel, en heeft inmiddels de Nederlandse nationaliteit. De opgedane kennis over de staatsbureaucratie zet hij in voor anderen. “Ik heb veel loketten gezien”, vertelt hij. “In deze 11 jaar heb ik meer geleerd dan in 39 jaar in Afghanistan. Ik heb al ruim 80 mensen geholpen. Ik heb veel problemen gezien, in asielzoekerscentra, bij gemeenten, en bij de IND.”
“De huidige Nederlandse regering is niet goed voor de samenleving”, zegt hij. “Ze zorgen ervoor dat mensen tegenover elkaar komen te staan.” Voor de Afghaanse regering heeft hij geen goed woord over. “Er moet geld gaan naar scholen, wegen, het elektriciteitsnet, waterputten en fabrieken. Maar het overgrote deel van de regering is crimineel en steekt het geld in eigen zak. Veel Afghanen zijn nog armer geworden. Families moeten hun koeien verkopen, zodat ze een persoon naar Europa kunnen sturen. Die moet hier gaan werken om de hele familie te onderhouden. Er zijn nog steeds veel politieke problemen in Afghanistan. De bevolking staat telkens overal tussenin. Tussen de Taliban en de regering, en ook tussen de Taliban en het Nederlandse leger.”
Afghaanse vluchtelingen krijgen zijn telefoonnummer via-via. “Ik heb twee telefoons, en soms gaan ze tegelijk af. Gemiddeld bellen er elke dag zo’n zes mensen. Toen ik een nieuw nummer kreeg omdat mijn telefoon kapot was, was het drie weken erg rustig”, lacht hij. De Afghaanse Nederlander moet zijn eigen huis noodgedwongen als een soort verenigingskantoor gebruiken. Omdat de gemeente Leiden de subsidie aan zelforganisaties vrijwel heeft stopgezet, kon het PVL – en daardoor ook de VAN – zijn vorige ontmoetings- en kantoorruimte niet meer betalen. In 2012 gaat de gemeente de subsidie aan het PVL zelfs helemaal beëindigen. Nu kan het platform alleen nog maar in het weekend gebruik maken van het gebouw van een speeltuinvereniging. Dat is voor Mohamed niet genoeg. Elke dag komen Afghanen bij hem thuis om hun problemen te bespreken en naar oplossingen te zoeken.
Zo neemt hij de IND-papieren door van afgewezen vluchtelingen en onderzoekt hij de mogelijkheden voor een tweede asielaanvraag. “Het eerste probleem is vaak de tazkeera, de Afghaanse geboorteakte. Vroeger had je zes maanden de tijd om bewijzen te verzamelen. Nu moet volgens de nieuwe asielprocedure alles in 28 dagen. Dat is niet genoeg om papieren uit Afghanistan te laten komen. Je moet eigenlijk al goede bewijzen hebben, als je hier aankomt.” Mohamed gaat met vluchtelingen mee naar de ambassade, steungroepen, artsen, psychiaters en andere hulpverleners. Ook bezoekt hij illegalen in de gevangenis. Afghanen met verblijfsrecht komen bij hem langs met formulieren van uitkeringsinstanties, de belasting, het waterschap. “Ik spreek maar een beetje Nederlands, maar ik lees het ondertussen goed”, zegt hij. Hij wil zoveel mogelijk te weten komen om Afghanen goed te kunnen ondersteunen.
Soms wordt het teveel. “Ik had iemand geholpen om urgentie te krijgen voor een woning”, vertelt hij. “Daarna belden er 80 mensen. Als ik niet help, dan worden mensen soms boos. Maar ik krijg geen subsidie. Ik heb zelf veel schulden. Jarenlang had mijn gezin zelf te weinig inkomsten.” Hij was een keer in Leeuwarden, toen zijn eigen hulpverlener hem belde: “Waar ben je?” “Ik zit in een vergadering”, antwoordde hij. Hij moest meteen komen, want hij dreigde met zijn gezin op straat te worden gezet. Zijn uitkering was stopgezet en de afbetalingsregeling met de deurwaarder werd daardoor ook niet meer nagekomen. Hij was zo druk bezig geweest met het helpen van anderen dat zijn eigen problemen hem boven het hoofd waren gegroeid.
Maar stoppen met de ondersteuning van vluchtelingen is geen optie voor de gedreven Afghaan. “Mijn lichaam kan pijn doen, maar dat van een ander ook. Ik heb de beslissing gemaakt: zolang ik leef, moet ik mensen steunen. Het gaat niet over zwart of wit, taal of geloof. Ik ben zelf niet religieus, maar ik vraag niet naar het geloof van anderen. Ik ben soms ook ziek, ik heb een groot gezin, maar ik kijk naar mijn eigen achtergrond. Ik help voor de mensheid.”
Mariët van Bommel