Klopjacht op illegalen bemoeilijkt?
Een illegaal in Nederland verblijvende man heeft onlangs een hoger beroep bij de Raad van State tegen zijn staandehouding en daarop volgende plaatsing in vreemdelingenbewaring gewonnen. De uitspraak lijkt de klopjacht op illegalen door de vreemdelingenpolitie in zekere mate te gaan bemoeilijken. De minister van Immigratie en Asiel en zijn speurhonden lijken zich daar echter niets van aan te willen trekken, getuige de aangekondigde introductie van de mobiele vingerafdrukscanner.
De man werd op 25 maart aangehouden door de vreemdelingenpolitie van Kennemerland, terwijl hij aan het werk was als schoonmaker in een woning in Heemstede. Hij werd dezelfde dag in vreemdelingenbewaring gesteld. Een beroep hiertegen vond geen gehoor bij de rechtbank. De man ging daarop in hoger beroep en de Raad van State oordeelde op 13 juli dat zijn aanhouding en de op hem toegepaste vreemdelingenbewaring onrechtmatig waren.
Het vastzetten van de man was een uitvloeisel van de klopjacht die de politie in 2010 en 2011 op touw zette om illegale schoonmakers met een Afrikaans uiterlijk uit Amsterdam Zuidoost op te pakken. De veronderstelde illegalen zouden in Heemstede en andere rijke gemeenten in de omgeving van Haarlem de luxueuze villa’s van de rijke bovenlaag van Nederland schoonmaken. De politie was op het spoor gezet door een artikel in het tijdschrift Migrantenrecht, waaruit zou blijken dat in de regio Kennemerland “vreemdelingen”, al dan niet illegaal, als schoonmaker bij mensen thuis actief zouden zijn. Controles en observaties bij een aantal buslijnen volgden. De politie werd daarbij overigens met een beschamende welwillendheid geassisteerd door Connexxion-medewerkers, die de politie meldden dat elke ochtend rond de dertig vrouwen van Afrikaanse afkomst gebruik maakten van de buslijnen 140 en 80 en dat bij controles regelmatig vrouwen van Afrikaanse afkomst geen plaatsbewijs of identiteitsbewijs konden tonen.
De minister van Immigratie en Asiel voerde als verweer tegen het ingestelde (hoger) beroep aan dat een redelijk vermoeden van illegaliteit volgde uit het voldoen aan vier voorwaarden, namelijk dat het ging om een persoon van Afrikaanse afkomst, die reist vanuit Amsterdam (Zuidoost) naar de regio Kennemerland, met als reisdoel een van de duurdere woonwijken, om daar schoonmaakwerkzaamheden te verrichten. Deze aanvullende voorwaarden, naast afkomst, moeten daarbij voorkomen dat de politie beschuldigd kan worden van etnisch profileren, wat discriminerend en dus verboden is.
De Raad van State argumenteerde echter dat in het artikel in Migrantenrecht in het geheel niet van Ghanezen wordt gesproken. Uit het voldoen aan de genoemde voorwaarden kan volgens de Raad van State geen “objectief redelijk vermoeden van illegaliteit” worden afgeleid. Daarbij wordt ook meegenomen dat het onduidelijk is in hoeveel van de gevallen er bij controles illegalen werden aangetroffen.
In een eerder beroep van een Afrikaanse vrouw bij de rechtbank in Den Haag deed de rechter de uitspraak dat de politie slechts had gezien dat een Afrikaans ogende vrouw met een voordeursleutel een zeer grote villa in Bloemendaal betrad en dat dit onvoldoende was voor een vermoeden van illegaliteit. Doordat er naast het uiterlijk van de vrouw eigenlijk weinig aanvullende gegevens waren, was hier eigenlijk sprake van etnisch profileren.
De uitspraken van de rechtbank en de Raad van State verzetten zich uiteraard niet tegen de praktijk waarbij illegalen kunnen worden opgesloten en uitgezet. Toch vormen ze mogelijk een streep door de rekening van minister Leers en de vreemdelingenpolitie. Die politie zal immers een stuk beter zijn best moeten gaan doen om aan te tonen dat er sprake is van “een objectief redelijk vermoeden” van illegaliteit. Of ze zullen vaker hun neus stoten bij de rechtbank of de Raad van State. Dat laatste ligt wel in de lijn der verwachting.
Want onlangs werd bekend dat, bij wijze van proef en later uit te breiden, 125 agenten met een mobiele vingerafdrukkenscanner zullen worden uitgerust. Verkregen vingerafdrukken kunnen dan worden vergeleken met een database van eerder verkregen vingerafdrukken van asielzoekers en illegalen. Als het vermoeden van illegaliteit zo nauw luistert, is de vraag hoe vaak dit apparaat ‘rechtmatig’ zal kunnen worden ingezet. Ook gebruik hiervan is immers alleen toegestaan bij “een objectieve redelijke verdenking”. Maar de agenten lopen natuurlijk niet voor niets met zo’n apparaat op zak en bij de politie zijn ze nooit te beroerd om hun bevoegdheden flink op te rekken. De vrees bestaat dan ook dat het apparaat de drempel zal verlagen om grootschalig vingerafdrukken af te gaan nemen bij veronderstelde illegalen. Verzet tegen de controlemoloch, via beroep bij de rechter of op andere wijze, is hard nodig om de toenemende jacht op illegalen in te dammen.
Jacob Visser