Terugkeerorganisaties gewillig aan de leiband van de overheid
Omdat Stichting Duurzame Terugkeer te weinig migranten en vluchtelingen het land zou hebben uitgewerkt, beëindigde de overheid in 2011 de subsidie aan de ngo. Maar de beleidsmakers hebben er kennelijk nog steeds behoefte aan om deportatie te kunnen voorzien van een “humaan” imago. Want onlangs keurde de Dienst Terugkeer en Vertrek van het ministerie van Binnenlandse Zaken vijf projecten goed waarmee een flink aantal ngo’s afgewezen migranten en vluchtelingen mentaal en materieel kunnen gaan voorbereiden op “vrijwillige” deportatie naar landen vol armoede en geweld.
Na jarenlang te zijn gebruikt als misleidende term, lijkt “vrijwillige terugkeer” inmiddels uit de mode te zijn geraakt in de bonte en gezellig polderende uitzetindustrie van ngo’s, kerken, gemeenten en ministeries. Het begrip heeft het veld moeten ruimen voor “duurzame terugkeer”, de nu meer gangbare verhullende benaming voor het wegjagen van mensen zonder verblijfsrecht door hen bestuurlijk en maatschappelijk uit te sluiten en rechteloos te maken. Het prettig en menslievend klinkende woord “duurzaam” blijkt minder twijfel en lastige vragen op te roepen dan de term “vrijwillig”. Elke vorm van uitzetting van illegaal gemaakte mensen is immers gedwongen, ook de zogenaamde “vrijwillige” varianten.
Het is dan ook geen toeval dat een recentelijk opgericht samenwerkingsverband van ngo’s die de overheid bijstaan in het verwijderen van migranten en vluchtelingen, Duurzame Terugkeer op Maat is genoemd. Het gaat om “een consortium” – aan deftige woorden geen gebrek – van de organisaties Maatwerk bij Terugkeer, VluchtelingenWerk Nederland, Pharos, Healthnet TPO, UAF, IntEnt, en Beyond Borders. Hun project biedt “per 1 april 2012 nieuwe mogelijkheden voor perspectiefvolle terugkeer en reïntegratie”. Daarbij zouden “de behoeften en problemen van het individu centraal” staan, maar gaat men voorbij aan de grootste behoefte van vluchtelingen, namelijk veiligheid en bescherming in een ander land, omdat het land van herkomst dat niet kan bieden. Naast Duurzame Terugkeer op Maat is ook aan vier andere projecten subsidie toegekend, waaronder een gezinsproject van de migratiebeheersingsorganisatie IOM.
Kenmerkend aan de ngo’s in de “duurzame terugkeer”-industrie is dat ze zich voor het karretje van het uitzetapparaat laten spannen om zo een graantje mee te kunnen pikken uit de staatsruif. De beschrijving van hun projecten bevat ronkende verhalen over de veronderstelde prachtige toekomst die eenmaal teruggekeerde vluchtelingen te wachten zou staan. “Door het maken van een ondernemersplan, het aanbieden van een parktijkgerichte opleiding, een cursus ondernemersvaardigheden en een WereldTools-kist gevuld met materialen, machines, gereedschappen en computers is de verwachting dat deelnemers intrinsiek gemotiveerd worden om terug te keren en de kans grijpen om een eigen bedrijfje te kunnen starten in het land van herkomst”, aldus het gejubel van de Dienst Terugkeer en Vertrek over een project van Stichting Wereldwijd.
De projecten van de ngo’s lopen wat aantallen en inhoud betreft behoorlijk uiteen, maar hangen wel nauw met elkaar samen. Duurzame Terugkeer op Maat en allerlei collega-organisaties willen vluchtelingen terugsturen naar “prioriteitslanden” als Afghanistan – waar Nederlandse militairen oorlog voeren –, Guinee – waar onlangs een militaire staatsgreep is gepleegd –, Irak – een ontredderd en kapotgeschoten oord –, en Angola – de plek op aarde waar Mauro in geen geval heen wil. De ene ngo biedt de terugkeerder een oprotpremie van 1.500 euro. De andere ngo geeft hem “een kist van ongeveer een kubieke meter inhoud” met “tools” voor het opzetten van “economische activiteiten”. Weer een ander project levert “een bijdrage aan het stimuleren van de terugkeeroptie door de terugkeer naar het vaderland als een reële en perspectiefvolle mogelijkheid te presenteren”. Oftewel: de geesten moeten met “psychosociale begeleiding” worden rijp gemaakt om de koffers te pakken en zichzelf uit te zetten.
Het is griezelig om te merken hoezeer de terugkeerorganisaties aan de leiband van de overheid lopen. De overheid houdt bij die organisaties niet alleen een stevige vinger in de pap, maar bepaalt ook wat voor smaak de pap dient te hebben. Ambtenaren van de ministeries van Binnenlandse en Buitenlandse Zaken en van de Dienst Terugkeer en Vertrek geven met behulp van een zak geld de koers van de ngo’s aan. Daar komt bij dat de organisaties instemmen met onderzoek naar hun reilen en zeilen, zoals een evaluatie over Stichting Duurzame Terugkeer laat zien, waarmee ze worden gestroomlijnd en gestuurd in de door de overheid gewenste richting. In plaats van stelling te nemen tegen het heersende racistische en rechts-populistische klimaat, schieten de ngo’s het kabinet juist te hulp bij het uitvoeren van het keiharde migratiebeleid. Zo groeien ze bedoeld of onbedoeld steeds meer uit tot aanhangsels van de deportatiemachine van de staat.
Harry Westerink