Strijdbare 1 mei-bijeenkomst in Nijmegen
Zo'n 35 mensen woonden de 1 mei-bijeenkomst bij van Doorbraak in Nijmegen. In de eerste inleiding gaf historicus Ron Blom inspirerende voorbeelden uit de geschiedenis van de arbeidersbeweging waarin arbeiders van uiteenlopende herkomsten samen streden. Zijn verhaal lees je hieronder. Daarna sprak Doorbraak-activist Bob Wester over hoe mensen bij de strijd tegen kapitalisme, racisme en patriarchaat betrokken kunnen worden. In ieder geval niet door de arbeidersklasse als een amorfe grijze massa te zien. We moeten juist oog hebben voor de verschillende posities die vrouwen en mannen, en "allochtonen" en "autochtonen" nog steeds hebben. Maar de kunst is, zo zei ook Blom, om de verschillen niet te hoog te laten opspelen.
Het klinkt misschien als een open deur, maar tijdens de discussie bleek dat het nog niet zo eenvoudig is om werkzame strategieën te ontwikkelen. De regeringsretoriek van "eigen verantwoordelijkheid" in een "vrije markt" die steeds verder vrij werd voor de bazen, heeft ons gebracht naar de kredietcrisis. Het rechtspopulisme blijkt een grote aantrekkingskracht te hebben, met een mix van deels terecht anti-elite sentiment en van het volkomen onterecht de schuld afwentelen op "de allochtonen".
Een antwoord daarop is heel hard nodig, maar moet zich onderscheiden van wat traditioneel als "links" te boek staat: het regerings"links" waar veel mensen tabak van hebben. Vanaf de basis moet gewerkt worden aan een echt alternatief voor en door "allochtonen" en "autochtonen". Met ook concrete haalbare eisen waaruit deelnemers het vertrouwen kunnen krijgen dat ook grotere verbeteringen zijn te bereiken. Hoe gaan we daaraan beginnen? Dat was de vraag en de inzet van de 1 mei-bijeenkomst in de net verbouwde zaal van De Klinker. Doorbraak heeft daarop ook niet direct het antwoord, maar zoekt wel serieus naar wegen om antwoorden te vinden. Inhoudelijk is de Doorbraak-krant, waarvan redacteur Sandor Schmits tijdens de bijeenkomst het eerste nummer presenteerde, een hulpmiddel om ideeën en ervaringen te delen.
Willem Slaapmaat
De noodzaak van een strijdbare en democratische arbeidersbeweging als beste middel tot ‘inburgering’
Wellicht is het goed om te beginnen met mezelf te introduceren. Al vanaf begin jaren 80 van de vorige eeuw ben ik actief in de socialistische beweging, aanvankelijk in een kleine christelijke agrarische gemeenschap: Boskoop. Ook daar was ik betrokken bij een gezamenlijke Dag van de Arbeid-viering. Die werd opgeluisterd door het koor De Rooie Dendrons (naar de plaatselijk gekweekte Rhododendron). In de maanden voorafgaand aan 1 mei trachtten we onze muzikale kwaliteiten aan te doen sluiten bij de grootse idealen die wij deelden.
Op het moment ben ik actief in de vakbeweging (ABVA-KABO) en op de linkervleugel van de SP. De laatste paar jaren publiceerde ik diverse boeken, waaronder mijn proefschrift "Niet voor God en niet voor het Vaderland. Linkse soldaten, matrozen en hun organisaties tijdens de mobilisatie van 14-18", het boek "De oude Socialistische Partij van Harm Kolthek. Ontstaan, opkomst en ondergang van een ‘libertair-socialistische’ partij (1918-1928)", en publiceer ik in diverse historische jaarboeken en andere tijdschriften. Ik laat me graag inspireren door de volgende uitspraak van de door de fascisten vermoorde Italiaanse marxist Antonio Gramsci: "De vergissing van de intellectueel bestaat hierin dat hij gelooft dat men kan ‘weten’ zonder te begrijpen en vooral zonder te voelen, zonder gepassioneerd te zijn (niet alleen voor het weten op zich, maar voor het object daarvan)."
Een Doorbraak-lid, dat ik wel vaker tegengekomen was, vroeg mij of ik interesse had om te komen spreken op deze 1 mei-bijeenkomst van Doorbraak te Nijmegen. Het verzoek was aanvankelijk om in te gaan op het thema (gast)arbeidersstrijd, een link te leggen naar de slappe opstelling van de vakbeweging, en stil te staan bij de ontwikkeling dat een deel van de arbeiders nu voor de islamofobe PVV-leider Geert Wilders valt. Ik bevond mij op dat moment midden in een verhuizing, c.q. verbouwing binnen Amsterdam Zuidoost. Of ik ook nog even een titel wilde doorgeven. Daar was ik al snel uit en gedurende mijn fysieke inzet bij een succesvolle overtocht en intrek in ons nieuwe huis vond ik ook nog tijd om na te denken over een nadere invulling van het thema. Als onderwerp stelde ik voor: "De noodzaak van een strijdbare en democratische arbeidersbeweging als middel tot ‘inburgering’." Eerst was dat nog zonder aanhalingstekens, maar tijdens een telefonisch onderhoud bleek dat de mensen van Doorbraak niet zo enthousiast waren over die inburgering. Dat probleem was snel opgelost, want dat ben ik ook niet.
Toch denk ik dat de dialectische problematiek tussen enerzijds gezamenlijk optrekken voor gelijke rechten en anderzijds het recht op eigenheid belangrijke historische parallellen kent. Ook op internationaal vlak komen we als socialisten op voor verbroedering en verzustering van alle onderdrukten op wereldschaal. Daarbij weten we natuurlijk helemaal niet hoe zo’n nieuwe globale socialistische wereldcultuur er uit zal zien. Zal het een naar elkaar toe groeien zijn van de verscheidene inheemse en eigen culturen resulterend in iets nieuws? Zullen de met verdwijnen bedreigde talen onder de nieuwe omstandigheden juist beter kunnen gedijen? Of zal het Angelsaksische Coca-Cola model de wereld nog verder beheersen? Het is, denk ik, heel lastig om daar hier en nu iets definitiefs over te zeggen. Waar we wel iets over kunnen zeggen is wat er gebeurt als onderdrukte groepen als arbeiders in beweging komen om hun lot te verbeteren of om hun positie te verdedigen.
Ik wil vanavond stilstaan bij twee voorbeelden die mij al snel te binnen schoten. Het ene geval betreft de organisatievorming van het Amsterdamse Joodse proletariaat gedurende haar vlegeljaren in de periode aan het einde van de voorlaatste eeuw (1890-1894). Dat is in een groot aantal opzichten een positief voorbeeld van een offensief gevecht. Het tweede geval gaat over de bezetting van Ford Amsterdam in de periode 1980-1981. Bij dat bedrijf probeerden de "autochtone" en "allochtone" werknemers tevergeefs het sluiten van het autoproductiebedrijf te voorkomen.
ANDB
Aan het eind van de negentiende eeuw probeerden ter linkerzijde twee stromingen een steeds grotere vat te krijgen op het Joodse kiezerscorps. Enerzijds de radicale democraten met sociale inslag en anderzijds de sociaal-democraten. Vooral tussen 1892 en 1897 vond er in het politieke denken onder de onbemiddelde Joden van Amsterdam een belangrijke evolutie plaats. Een groot deel vond al voor de oprichting van de Algemeene Nederlandsche Diamantbewerkers Bond (ANDB) op 18 november 1894 de weg naar het socialisme en ging daardoor ook steeds meer afstand nemen van de godsdienst en joodse kerkelijke organisaties. De religieuze leiders probeerden de eigen joodse zuil in stand te houden en zagen niets in vermenging met niet-Joden.
Die evolutie had ook te maken met het feit dat een aantal Joodse ANDB-bestuurders, waaronder Henri Polak, Dolf de Levita en Jos Loopuit, in de op 26 augustus 1894 opgerichte zogenaamd parlementair-socialistische partij (SDAP) van meet af een rol van betekenis speelden. Daarnaast waren er ook vrouwen als de gezusters Grietje en Mietje Cohen actief in de progressieve beweging. Het gegeven dat de jonge De Levita en Polak (beiden waren geboren in 1868) behoorden tot de enkelingen die fatsoenlijk Nederlands spraken en schreven droeg hier eveneens aan bij. Hun snelle opkomst in de beweging dankten ze in de eerste plaats hieraan.
Aanvankelijk bestond de aanhang van de voorloper van de SDAP, de SDB aangevoerd door Ferdinand Domela Nieuwenhuis, vooral uit al of niet zelfstandige ambachtslieden. En juist onder deze ambachtslieden heerste een sterk antisemitische traditie. Daarnaast was de Joodse massa nogal verknocht aan het huis van Oranje en stond ze in eerste instantie uiterst vijandig tegenover het socialisme. De geringe ontvankelijkheid van Joden voor socialistische ideeën had ook te maken met het feit dat althans het armste deel van de Joodse massa, samengepakt in miserabele krotten en sloppen van de oude Jodenbuurt, weinig mogelijkheden tot contact met ‘andersdenkenden’ had. En het is dan ook zeer waarschijnlijk geen toeval dat vrijwel alle Joodse socialisten van het eerste uur woonden in aan de oude Joodse wijk grenzende buurten met een overwegend christelijke bevolking.
De vakorganisatie ANDB en de revolutionaire en parlementaire vleugels van de socialistische beweging slaagden er aan het eind van de negentiende eeuw in om vaste voet te krijgen bij de Amsterdamse Joodse arbeiders, waarvan het merendeel uit diamantbewerkers bestond. De zogeheten diamantcrisis deed daarbij het zijne en de Joodse vakbondsactivisten waren succesvol in het veroveren van de hegemonie binnen de vakbeweging van de diamantbewerkers (waaronder ook christenen). Diezelfde voorlieden speelden ook weer een hoofdrol in de belangrijkste socialistische partij, de SDAP.
De vrijzinnig-liberale Radicalen ontwikkelden zich steeds meer in anti-socialistische richting. De socialisten combineerden kiesrechtstrijd met vakbondstrijd. Bovendien bood de beweging een platform voor de integratie en emancipatie van het Joodse volksdeel. Overigens zonder dat de Joodse wortels definitief doorgesneden werden. En zonder dat ze vervielen tot louter anti-religieuze agitatie en propaganda.
Ford Amsterdam
In de zomer van 1980 ontdekten werknemers, vakbonden en de ondernemingsraad bij Ford Amsterdam dat ergens ver weg de werkgelegenheid in de hoofdstad werd ondermijnd. Bijna anderhalf jaar later, in december 1981, sloot een Ford-Tribunaal een periode af waarin 1.325 werknemers – en velen met hen – onophoudelijk strijd voerden tegen de macht van een multinationale onderneming. Die strijd werd verloren: de werkgelegenheid is weg. En het is maar een schrale troost voor de Ford-werknemers en hun gezinnen om te weten dat zij als geen ander zichtbaar hebben gemaakt hoe onze samenleving functioneert: het bedrijfsleven, de publieke opinie, de politiek, de internationale organen, de rechterlijke macht. De werknemers van Ford hadden het gelijk aan hun zijde en bleven zitten met de kater van de nederlaag.
Bij dit bedrijf werkten 500 Turken, 150 Spanjaarden, 150 Surinamers en Antillianen en nog 100 buitenlanders van andere nationaliteiten. Terwijl zij het meest kwetsbaar waren, vochten ze schouder aan schouder met hun Nederlandse collega’s. Zonder hen was er van daadwerkelijk verzet geen sprake geweest. In het aangrijpende fotoboek dat hiervan verschenen is, onder de titel "De kater van het gelijk. Een aanklacht tegen de praktijken van het Ford-imperium" lezen we de volgende uitspraken van Mario Gonzalez de Sousa: "Wij, een cocktail van buitenlandse werknemers van verschillende rassen en nationaliteiten, zijn hierheen gebracht door Ford uit onze landen toen er in Amsterdam een tekort bestond aan het soort arbeiders dat men hier nodig had: jonge mensen met veel energie, die uitgebuit konden worden in een lopende bandproces, dat ons verplichtte om constant onder een nerveuze spanning te werken en ons langzaam maar zeker kapot maakte. Diegenen die zich niet verzetten en ziek werden, werden ontslagen als de jaarcontracten vernieuwd moesten worden." En Leyla ILeri van de Turkse Vrouwenvereniging: "Degenen die in de goede jaren de Nederlandse economie moesten redden worden in deze tijd het eerst afgedankt. Alsof de buitenlandse werknemers de schuld zijn van de crisis! Dat zijn wij niet. En daarom is het onaanvaardbaar dat mensen die hier soms 20 jaar hebben gewerkt zonder pardon het land worden uitgezet."
Dankzij het werk van de ondernemingsraad en de vakbonden bij Ford is voorkomen dat buitenlandse werknemers die nog geen drie jaar onafgebroken bij Ford werkten hun verblijfsvergunning verspeelden. De Amsterdamse vreemdelingenpolitie maakte aanvankelijk fouten bij het verstrekken van verblijfsvergunningen, maar op last van de regering werden die fouten hersteld.
Het moge duidelijk zijn dat strijd op zich een belangrijke voorwaarde is, maar het gaat om meer. Het gaat om het verbinden met een internationalistisch socialistisch perspectief. Hierbij staan hervormingen niet tegenover structurele maatschappijverandering. Het betreft de delicate band tussen hervormingen op basis van overwinningen, die de betrokkenen extra zelfvertrouwen en motivatie geven en het streefdoel van een klassenloze maatschappij. In deze samenleving zullen zich ongetwijfeld ook conflicten voordoen op basis van sekse, leeftijd, seksuele geaardheid en of etnische, religieuze afkomst. Maar wellicht lukt het dan beter om deze conflicten geen destructieve dynamiek mee te geven, maar juist een bijdrage aan een veelzijdige, levendige menselijke maatschappij. Eentje waarbij de tegenstellingen tussen de mensen niet aangewend worden door de bourgeoisie en haar lakeien om verdeeldheid en haat te zaaien. Een maatschappij gebaseerd op samenwerking op wereldschaal en in de buurt. Een maatschappij waaraan we bijdragen naar vermogen en terugeisen naar behoefte. Kortom een samenleving, zoals die in zovele utopieën beschreven wordt, maar die we wellicht ooit eens kunnen realiseren: een werkelijk socialistische maatschappij!
Ron Blom