De waarheid van Wilders
Wilders put zijn zelfvertrouwen uit de wetenschap dat zijn focus op etniciteit zo breed wordt gedeeld, dat het als waarheid kan doorgaan. Het leggen van een causaal verband tussen afkomst en criminaliteit is in Nederland in brede kringen geaccepteerd geraakt. In het afgelopen decennium is het denken over sociale problematiek doorgeschoten van een nadruk op sociaal-economische omstandigheden naar een obsessie met etniciteit en cultuur. Het wijdverspreide idee dat de cultuur van Marokkaanse Nederlanders de hoofdoorzaak is van criminaliteit leidt haast automatisch tot de roep om minder. Want iemands culturele achtergrond kun je niet zomaar veranderen. Wie in de gedachtentrein stapt bij het station Paul Scheffer komt na een tijdje vanzelf bij de halte Geert Wilders uit, waar een menigte staat te wachten die “minder! minder! minder!” roept. Daar ergens tussenin is nog het station van Hans Spekman en Diederik Samsom te vinden. Hier leidt de eenzijdige focus op cultuur tot het idee om “Marokkanen die niet willen deugen te vernederen voor de ogen van hun eigen mensen”, want dat zou passen bij hun “schaamtecultuur”. Daar spreekt men van een “etnisch monopolie” op straatoverlast; problemen met autochtone jongeren worden genegeerd. Als Wilders dus stelt dat hij minder Marokkanen wil, niet vanwege hun nationaliteit maar vanwege oververtegenwoordiging in de criminaliteitsstatistieken, dan verwoordt hij een indirect racisme dat alom geaccepteerd is in de Nederlandse samenleving. De scherpste tegenstanders van Wilders, inclusief Pechtold en Roemer, komen niet verder dan het betoog dat je bevolkingsgroepen niet “weg mag zetten”. Dode taal, noemde Heijne dat terecht, en Wilders weet het.
Tenk in De waarheid van Wilders (Tenk)