De explosieve kracht van subversieve ideeën
Of Judith Butler, Toni Negri en Slavoj Žižek drie van de bekendste en belangrijkste linkse denkers van dit moment zijn, zoals de samenstellers van het boek “Butler, Negri en Žižek” beweren, weet ik niet. Ik zou er ook nog enkele andere politieke denkers aan toe kunnen voegen, zoals Michaël Löwy, Alain Badiou en David Graeber. Prikkelend zijn de opvattingen van eerstgenoemden in ieder geval. Ze hebben baanbrekend werk verricht in het denken over ideologie, gender en arbeid.
Maar net als bij veel andere filosofen is hun werk niet zo toegankelijk en vereist bestudering van hun publicaties vaak nogal wat voorkennis. Of hun werk – alweer volgens de samenstellers – “eenzelfde plaats inneemt als Marx’ ‘Kapitaal’ in de negentiende en twintigste eeuw” is wat mij betreft een gewaagde stelling. Maar waar de samenstellers zeker in zijn geslaagd, is om de belangrijkste ideeën van Butler, Negri en Žižek te verklaren en toegankelijker te maken voor een breder publiek. De bijdragen, waarbij inbegrepen een biografische schets, zijn zo geschreven dat er geen bijzondere voorkennis is vereist. Daarbij worden hun ideeën telkens weer geïllustreerd door sprekende voorbeelden.
Vooral de sympathisanten, maar ook de volgers en lezers van Doorbraak zullen niet onbekend zijn met (een deel van) de opvattingen van de post-operaïst Antonio Negri. In de jaren tachtig van de vorige eeuw verscheen bij het Boskoopse Kronstadt Kollektief een van de eerste vertalingen van een van zijn boeken, het door mij uit het Duits vertaalde “Krisis van de staat”. Ook toen al was de kritiek in bijvoorbeeld het radicaal-linkse blad De Zwarte dat de tekst niet makkelijk leesbaar was. Latere boeken van Negri (en zijn compagnon de literatuurwetenschapper Michael Hard), zoals “Empire” en “Multitude”, zijn beslist toegankelijker. Een belangrijke stelling van Negri is dat de (spontane) strijd van de arbeiders, de gemarginaliseerden, de stadsindianen, de menigte (“de multitude” als heterogene subjectieve factor) motor is van de maatschappelijke veranderingen. Het kapitaal en ook de staat reageren op de strijd van de onderdrukten. Als gevolg van die strijd van onderop heeft het kapitalisme zich verder geëvolueerd en Negri probeert die dynamiek te bevatten.
Bio-politiek
Hij maakt daarbij bijvoorbeeld gebruik van het begrip bio-politieke productie, dat verwijst naar de groeiende dominantie van de dienstensector en het toenemende belang van de meest uiteenlopende vormen van dienstverlening (kennis, communicatie, het lichaam, affectiviteit) in de economie en daarmee in de hele maatschappij. Het kapitalisme is dan ook veel meer dan louter een economisch systeem dat zich hoofdzakelijk zou beperken tot de fabriek, het kantoor en de werkplaats. Het kapitalisme is tegenwoordig alom aanwezig en tracht door te dringen in alle poriën van de maatschappij en laat geen enkel terrein met rust. Vrije zones in de steden gecreëerd door stadsindianen kunnen daarbij niet getolereerd worden. Hetzelfde geldt voor de werkweigering van de arbeider die genoeg gewerkt heeft om van te kunnen leven. Negri waakt voor het inkapselen van identiteiten en is rusteloos op zoek naar breuken met het oude. Zoals een van de auteurs in “Butler, Negri en Žižek” het verwoordt: “Het zoeken naar een balans tussen effectief georganiseerd handelen en gelijkwaardigheid binnen sociale bewegingen en het produceren van gedeelde ‘commons’ als de kiem van de communistische maatschappij en mogelijkheid om met het bestaande te breken zijn de belangrijkste twee kwesties als het gaat om revolutionaire organisatie vandaag de dag.” Als voorbeeld van een in hoge mate door het gedachtegoed van Negri beïnvloede organisatie word de Interventionistische Linke in Duitsland (enigszins vergelijkbaar met het Nederlandse Doorbraak) genoemd. Leidraad voor Negri is dat de gemarginaliseerden de mogelijkheid hebben om te rebelleren tegen de bestaande structuren. En die strijd strekt zich uit van de werkplek (voor wie nog werk heeft!) tot aan het terrein van de zogeheten reproductie van het leven.
Heteroseksuele matrix
De literatuurwetenschapper Judith Butler is van de drie besproken denkers waarschijnlijk de minst bekende. Zij beweegt zich ook op het gebied van de bio-politiek en stelt identiteiten ter discussie als ‘man’, ‘vrouw’, ‘homoseksueel’, ‘heteroseksueel’, etc. Ze spreekt daarbij van de heteroseksuele matrix waarbij heteronormativiteit is verbonden met racisme en nationalisme. Daarbij wijst Butler bijvoorbeeld op een verschijnsel als homonationalisme. Bij de Nederlandse inburgeringscursus worden twee zoenende mannen getoond, waarmee Nederland als tolerant land wordt neergezet in tegenstelling tot de zogenaamde “achterlijke moslimmigranten”. Het schuiven van die identiteiten en het spelen daarmee kan volgens Butler een mogelijk subversief potentieel hebben… Ze wordt dan ook beschouwd als de inspirator van de queerbeweging, want anti-kapitalistische strijd is tegelijkertijd een queer-feministische en anti-racistische strijd. Daarbij is Butler – overigens net als Negri – op zoek naar nieuwe prefiguratieve vormen van politiek; het creëren van vrije ruimtes voor andere manieren van omgang met elkaar.
Uitsluitingsmechanisme
De mediagenieke Slavoj Žižek is waarschijnlijk de meest bekende en populaire van de drie filosofen. Zijn optredens lijken in velerlei opzichten op een waar volkstheater. En zeker in de huidige vluchtige maatschappij is de vorm belangrijk om de boodschap over te brengen. Žižek is beïnvloed door een mix van marxisme en psychoanalyse (Jacques Lacan). Ook wijst hij net als Negri op de veranderende samenstelling van de arbeidersklasse door de groei van de kenniseconomie en de afname van de “maakindustrie” met zijn traditionele arbeiders. In de zogeheten “neo-leninistische politiek” van Žižek staat de industriearbeider dan ook niet langer centraal. Uitgangspunt is verder dat de huidige maatschappij niet harmonieus is, maar gedreven wordt door een uitsluitingsmechanisme. Verfrissend is bovendien dat de Sloveen zich fel verzet tegen assimilatie. Voor hem geen hervormingen die slechts leiden tot perfectionering van het systeem. Niet afwachten tot alle voorwaarden vervuld zijn, maar door de (bijna voluntaristische) daad de breuk met de bestaande maatschappij afdwingen. Voor hem daarom ook geen “identiteitspolitiek”, maar klassenstrijd. Het kapitalistische systeem voert in zijn visie een doodstrijd gebaseerd op 1) de naderende ecologische catastrofe; 2) het krampachtig vasthouden aan het idee van het (geestelijke) eigendom en de tegelijk toenemende digitalisering van de maatschappij; 3) de nieuwe technologisch wetenschappelijke ontwikkelingen (bio-genetica met alle gevolgen voor mens en maatschappij); en 4) de belangrijkste kwestie, de ontwikkeling van nieuwe vormen van uitsluiting.
Žižek propageert het breken van en met de staat. Daarbij zegt hij zich te baseren op het gedachtegoed van Lenin, wiens “oude formule” van het heterogene bondgenootschap van arbeiders, arme boeren, onderdrukte nationaliteiten en intellectuelen hij aanhaalt als interessante constellatie van de beweging die de vurig gehoopte breuk met het kapitalisme kan voltrekken. Niet alleen als strategie, maar ook als project voor het tijdperk na de voltrekking van een revolutie. In plaats van de parlementaire democratische façade en het multiculturalisme pleit hij voor een werkelijke volksdemocratie van onderop… zonder uitgeslotenen.
Oud en nieuw
Voor een ieder – jong of oud – die op zoek is naar verklaringsgronden voor de uitbuiting en onderdrukking in de huidige maatschappij kan het lezen van “Butler, Negri en Žižek” zinvol zijn. Blijft staan dat de bijdragen nog steeds wel enige voorkennis vereisen en lang niet altijd even gemakkelijk te begrijpen zijn. Jammer is verder dat de samenstellers niet geprobeerd hebben om – bijvoorbeeld in de inleiding – Butler, Negri en Žižek tegen elkaar in stelling te brengen. Bij de boekpresentatie in de progressieve Utrechtse boekhandel Rooie Rat stelde ik dat dan ook nog aan de orde en dat leidde tot enige discussie en de vaststelling dat dit een gemiste kans is. Negri (en Hardt) staat bijvoorbeeld in “De Menigte” (Amsterdam, 2004) mijlenver af van Žižek, die aan het gedachtegoed van Lenin een nieuw elan probeert te geven. En deze beide auteurs delen een marxistische inspiratiebron, maar dat geldt in veel mindere mate voor Butler. Butler en Žižek delen bovendien een zekere gemeenschappelijke achtergrond in de Hegeliaanse psychoanalyse en gaan daarover wel degelijk met elkaar in discussie (in: “Contingency, Hegemony, Universality”, Londen, 2000).
Ik kan me daarnaast ook niet helemaal onttrekken aan het idee dat het niet allemaal even nieuw is. Ik moet dan denken aan de terechte kritiek van Negri op het sociaal-democratische euro-communisme van de Italiaanse Communistische Partij (PCI), de noodzaak om als socialistische beweging op te komen voor álle onderdrukte groepen (nationaliteiten, homoseksuelen, het ‘lompenproletariaat’, etc.). Eigenlijk de vrijheid om te zijn wie je wil zijn, zonder in hokjes geplaatst te worden, zoals Butler overtuigend aantoont en zonder uitsluiting (Žižek). Ook niet nieuw is de bepleite noodzaak om op mondiaal niveau te breken met het kapitalisme en te beginnen met de creatie van de communistische utopie.
Nieuw is natuurlijk wél dat de drie filosofen na de val van het stalinisme en het zogeheten einde van de geschiedenis, ideologische munitie aandragen voor de ontmaskering van het uitsluitende, bureaucratische reëel bestaande kapitalisme. Een systeem dat ook steeds meer moeite heeft om de democratische pretenties waar te maken. Nationale parlementen lopen achter de wereldeconomische ontwikkelingen aan. In plaats van dat gekozen vertegenwoordigers de lijnen uitzetten voor economie en overheid, is het steeds duidelijk dat het net andersom is. Het ons bekende parlementair-democratische systeem is een integraal onderdeel geworden van een spektakel, waarbij parlementariërs nauwelijks meer zijn te onderscheiden van ‘showbizz celebreties’ en bestuurders van bedrijven en verzelfstandigde instellingen. Mede als gevolg van de economische crisis worden democratische rechten en burgerlijke vrijheden steeds vaker opgeschort. Meer dan ooit tevoren vormt ook de omvang van de ecologische crisis niet alleen een gevaar voor het voortbestaan van het kapitalisme, maar ook voor de mensheid.
De in dit boek behandelde hedendaagse linkse filosofische opvattingen van Butler, Negri en Žižek kunnen helpen de steeds sneller veranderende wereld te interpreteren en te begrijpen. Vanzelfsprekend is daar best nog wel iets op af te dingen. Zo zal er inderdaad – zoals Negri stelt – altijd verzet zijn, maar de vraag blijft natuurlijk hoe dit zo effectief mogelijk gemaakt kan worden. Hoe smeden we een effectieve eenheid in de verscheidenheid van onderdrukten? Hoe kunnen we hier en nu al een begin maken met een ander en beter leven? En dan komen we weer bij die oude filosoof Karl Marx, die al schreef “De filosofen hebben de wereld slechts verschillend geïnterpreteerd; het komt er op aan haar te veranderen.”
“Butler, Negri en Žižek. Een inleiding op de hedendaagse linkse filosofie”, redactie Bart van der Steen, Jasper Lukkezen en Leendert van Hoogenhuijze. Uitgeverij: Damon, € 16,90. ISBN: 9789460361463.
Ron Blom
Op donderdag 31 oktober spreekt Ron Blom in het kader van de “Jacob Israël de Haan Lezing” over onder andere Jacob Israël de Haan en de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). Titel van zijn lezing: “Socialistische beweging en homoseksualiteit en jodendom”. De bijeenkomst vindt plaats in het Museumcafé Bijzondere collecties, Oude Turfmarkt 129 (Rokin) te Amsterdam, en duurt van 17:00 tot 19:00 uur. Aanmelding wordt op prijs gesteld: receptie-otm-ub@uva.nl of 020 525 7300. Zie de website van Solidariteit voor meer inhoudelijke informatie.
De tijd van naar de Openbare bieb gaan om daar wat kranten en tijdschriften in te zien en wat boeken te lenen of te verlengen ligt achter ons. Nu was ik daar al een tijd op uitgekeken aangezien de bieb in mijn woonplaats steeds meer ging lijken op de ramsj- en pulpboekenwinkel aan de overkant van het Stadhuisplein tegenover de bieb. Maar sinds ik internet heb, heb ik die intellectuele deprivatie (in de Engelstalige betekenis van het woordje deprive) van de van de Openbare bieb afhankelijke bevolkingsgroep waar ik toe behoor in mijn gemeente alweer ruimschoots kunnen inhalen.
Ben tot de constatering gekomen dat internet mij slimmer maakt door de snelle en gemakkelijk te bereiken zoekresultaten van Google, al is het nog wel een probleem om in de preïnternet tijd goede brede informatie te bekomen, zoals die die in mijn geheugen gegrift staat bijvoorbeeld, en al lijkt de intellectuele deprivatie, uit vrije wil zou ik er bijna aan toe willen voegen, van de generaties na mij wel definitief toegeslagen te hebben. Maar dit is natuurlijk voor het grootste deel te wijten aan de algemene teneur in de maatschappij die betrokkenheid bij isseus van de strijd van onderop, voor een verbeterde samenleving afstraft met minder kansen, vooral op de arbeids- en de huwelijksmarkt. Ja die laatste ook, want tot mijn verbazing bleek het feminisme een beweging die van heb ik jou daar zich neoliberaal ging opstellen in deze isseus van betrokkenheid bij de strijd van onderop, voor de verbetering van de -gehele- maatschappij voor -alle- daarin minder of meer participerende participanten.
Vrouwen die door het feminisme van hun zusters gedwongen werden tot een meer volwaardiger participeren in de maatschappij lijken alleen het zoeken naar zondebokken te hebben overgenomen, om het die te verwijten oorzaak te zijn van het gegeven dat het niet iedereen is gegeven succesvol mee te komen in een maatschappij, die steeds meer en meer inzette op persoonlijk individuele beschikbaarheid en prestatiedrang met non-engagement. De commerciële concurrentiebehoefte om zichzelf te verkopen aan die bieder die de meeste voordelen biedt in een bestaan waarin toch op z’n minst het imago hoog gehouden kon worden dat hun in elk geval niks te verwijten is.
Het ligt aan de ander op het persoonlijk individuele van die ander, en dit heeft de samenleving alleen maar fascistoïder gemaakt. Wat dit laatste betreft zie ik de geschiedenis zich alweer voortzetten met een steeds verdere verrechtssing van de maatschappij.
De intellectuele deprivatie van grote delen van de bevolking heeft z’n doel bereikt.
Een bij lange na nog niet voltooide bevrijding en verheffing van de arbeidersklasse is halverwege, met de met het kapitaal collaborerende strijdsstrategie van feministen in de kiem gesmoord. Ieder voor zich, zichzelf verkopend aan de meest biedende, heeft van ‘ons allen’ hoeren gemaakt. Wie zich niet wenst te laten prostitueren door neoliberale kapitalisten, maar ik kan hier evengoed om het even wat voor ander totalitair systeem ook noemen, onderdanig aan de eigen pooiers in de ambtelijke dienstensector, wil niet meekomen is het verwijt.
Hun grootste angst is dat de arbeider als producent van alle dingen de gelegenheid krijgt om achter die waarheid te komen. Daarvoor wordt heden anno nu met nieuwe wetgeving in de praktijk dwangarbeid ingevoerd om de arbeiders zodanig bezig te houden op dat zij geen rust krijgen in niet vrijwillig gekozen werkloze crisisjaren. Die niet af te weren vernederende stok achter de deur voor wie nog wel werk heeft is slechts een bijproduct. Alles draait om het verweten kunnen worden van wat dan ook dat maar iemand persoonlijk individueel van de massa onderscheidt. One-isseu feministen zijn met volle overtuiging in dit propagandaravijn gelopen en slepen de hele blaffende meute mee de afgrond in. Die afgrond heeft een naam, nog even los van de titel van een boek van Rob Riemen, de eeuwige terugkeer van het fascisme.
But dat’s just my opinion.
Boek komt ook op mijn verlanglijst, maar ben een trage lezer en loop nog twee dikke pillen achter. En eigenlijk.. weet ik het allemaal wel!