De Peueraar 15, november 1991

Auteur: Eric Krebbers


Pronk praat multinationaal

Op 22 november zal Jan Pronk, minister van ontwikkelingssamenwerking, in Leiden spreken. Zijn verhaal gaat onder andere over de verhouding van de EG ten opzichte van de Derde Wereld. De organisatie van de avond is in handen van de Evert Vermeer Stichting, de Jonge Socialisten en de afdeling Leiden van de PvdA. In hun persbericht stellen zij dat Pronk "met de publicatie van de nota "Een wereld van verschil", in september 1990 een aanzet heeft gegeven voor een nieuw beleid." In dit artikel zal ik proberen fundamentele kritiek op dat beleid te leveren. Achtereenvolgend komen aan bod: de positie van Nederland in de wereld, de doelen van "ontwikkelingssamenwerking" en de rol van links in Nederland hierbij.

Over imperialisme en bewustzijn

"Het woord imperialisme is uit de mode en bestaat al niet meer in het meest gangbare politieke woordenboek, en dat terwijl het imperialisme wel degelijk bestaat en rooft en moordt", aldus de Latijns-Amerikaanse schrijver Eduardo Galeano. Ik zal dan ook niet schuwen dit woord te gebruiken, hoe ouderwets het ook klinkt. Om ontwikkelingssamenwerking goed te kunnen plaatsen is het belangrijk Nederland als imperialistische staat in het wereldwijde netwerk te benoemen. De hiermee samenhangende werkelijke belangen van de Nederlandse overheden het bedrijfsleven kunnen dan duidelijk worden. Ons land herkennen als een imperialistische staat is vooral een kwestie van bewustzijn bij onszelf. Zowel rechts als links in Nederland hebben hiermee moeite, terwijl het voor veel mensen in het zuiden, zoals de boven geciteerde Galeano, zo klaar is als een klontje.

Nederland staat met haar wereldwijde belangen van Shell, Philips, Akzo, Unilever, en ga zo maar door, in het midden van het imperialistisch centrum. Samen met de multinationals van andere Westerse mogendheden maken deze bedrijven de dienst uit in veel Zuidelijke landen. Netjes geholpen door de plaatselijke elites slepen deze bedrijven vette winsten uit de arme landen weg. Instellingen als het IMF en de Wereldbank garanderen er goedkope grondstoffen en arbeidskrachten. De wurggreep, waarin de multinationals, en laten we vooral de banken (schuldencrisis!) niet vergeten, het Zuiden gevangen houden, wordt vanuit het centrum van het imperialisme, hier dus, gecoördineerd.

In dat centrum is het voor wat betreft het zelfbeschikkingsrecht van de gewone mensen niet veel beter, gesteld. Natuurlijk hebben we het hier materieel gezien beter. We profiteren behoorlijk mee van de net beschreven uitbuiting van het Zuiden. Maar ook hier maken de grote bedrijven de dienst uit. Zowat alle regeringsmaatregelen worden gerechtvaardigd door te verwijzen naar de economie, hetgeen betekent dat het bedrijfsleven er voordeel bij moet hebben. In feite is bijna het hele overheidsbeleid er op gericht zo gunstig mogelijke omstandigheden te creëren voor het functioneren van de ondernemingen. Ten koste van ons, wel te verstaan.

Het beleid van de multinationals komt al met al hier en daar in het Zuiden aardig overeen. De verschillen tussen daar en hier nemen bovendien nog steeds verder af. Het betreft dan voornamelijk de materiële verdeling van de welvaart. Pronk beschrijft deze egalisering in zijn rapport "Een wereld van verschil" ook: "Armoede verspreidt zich over alle landen van de wereld, de grenzen vervagen." De onmacht van de bewoners van het Zuiden en het Noorden wordt meer en meer gelijkgeschakeld.

Over het gematigde image van Nederland

Ook de positie die de Nederlandse staat kiest in de grote internationale, organisaties zoals de VN, de NAVO en het IMF getuigt van haar imperialistische bedoelingen. Voor wat betreft de NAVO kunnen we kort zijn: heel consequent kiest de Nederlandse staat er voor goedkeuring te hechten aan de imperialistische avonturen van haar NAVO-partners, met name van de VS en Groot Brittannië. Geen kritisch woord over de invallen in Panama, Grenada, de Golfoorlog of de fascistische invallen van de door de VS bestuurde contra's in Nicaragua. Nee, natuurlijk niet, het is immers ook in het belang van onze elite dat het Zuiden onder ons beheer blijft. Een afwijkend geluid laat de overheid slechts horen voor binnenlands gebruik (voor haar image van gematigdheid), of als ze van mening is dat de imperialistische staten hetzelfde kunnen bereiken met minder openlijk geweld, zonder de botte bijl.

Hoewel volledig gedomineerd door het Westen, worden het IMF en de VN door de overheid als neutraal gekenschetst. Over de VN schrijft Pronk bijvoorbeeld dat "bij de hulp via de VN, de ontvangende landen de gelegenheid hebben op gelijkwaardige basis deel te nemen aan de besluitvorming. Het ontwikkelingsland X heeft in de VN evenveel te zeggen als donorland Y." Dit is een pertinente leugen, en dat weet Pronk ook best.

De vijf machtigste landen hebben in de VN een veto, en als dat niet voldoende is om het VN-beleid te kunnen bepalen, kopen de rijke landen de arme gewoon om. Zo heeft de VS, om de resoluties tegen Irak er door te krijgen, een aantal landen uit het Zuiden financieel gechanteerd. (Lees hierover in het boek van Amok "Streep in het zand".) Ongewenste resoluties die onverhoopt toch aangenomen worden, voert men eenvoudigweg niet uit. Denk aan de resoluties over Palestina en Namibië.

Over het IMF schrijft Pronk terecht: "In diverse hoofdsteden in Afrika en Latijns-Amerika zijn in de afgelopen jaren anti-IMF-demonstraties gehouden. De strenge voorwaarden die het IMF stelt voor het verlenen van kredieten werden door de Afrikanen en de Latijns-Amerikanen ervaren als een wurggreep. Vooral werd het IMF verweten dat bij nieuwe leningen tegelijkertijd een economische ideologie werd 'geserveerd' die kil en koud was en geen rekening hield met de zwakken in samenleving: de gewraakte aanpassingsprogramma's. Het IMF werkt nauw samen met de Wereldbank." Ook meent Pronk het volgende te moeten opmerken: "Het IMF - in Washington gevestigd tegenover de Wereldbank, op een paar minuten lopen van het Witte Huis". Hij lijkt hier tussen de regels door te willen zeggen dat deze giganten zo neutraal nog niet zijn. Dit soort passage's in het rapport zijn helaas niet meer dan een lippendienst aan de waarheid, met als doel linkse critici de wind uit de zeilen te nemen. (Maar daarover straks meer.) Ondanks zijn eigen kritische opmerkingen vinden we de minister, als een van de belangrijkere deelnemers, terug op een... IMF-congres (in oktober 1991). Hij betoogt daar dat er meer voorwaarden gesteld moeten worden aan landen in het Zuiden die in aanmerking willen komen voor krediet. Hij pleit voor meer macht en meer controle mogelijkheden voor het IMF. Een nog grotere wurggreep dus. Niet verbazingwekkend. Hij vertegenwoordigt immers de belangen van staat en bedrijfsleven. Hij vertegenwoordigt het imperialisme!

Welbegrepen eigenbelang

Waarom doet de overheid dan toch aan ontwikkelingssamenwerking als haar doel overwicht op het wereldtoneel is? De inmiddels overleden anarchist Anton Constandse had daarop een heldere visie: "Wel begrepen liefdadigheid begint hij zichzelf. Het is een oeroud gezegde. De sociale en humanitaire steun dient dus om een knagend gevoel van het geweten (linkse critici?, E.K.) het zwijgen op te leggen, de paupers te bewegen af te zien van geweld tegen de rijken, en... in dit geval zeer belangrijk: de binnenlandse industrieën in staat te stellen winstgevende orders uit te voeren ten bate van de eigen bourgeoisie. Of het nu gaat om de export van overdadige melkpoeder; om het bouwen van schepen voor minder moderne staten; om het leveren van wapens (met garantie van de eigen overheid) aan bondgenoten in de Derde Wereld; om het schenken van ongecontroleerde kapitalen aan de dieven die de orde handhaven; om de subsidies aan de maffia's die verzet tegen het Westen met moord bestraffen; om bedragen voor havenbouw, wegenaanleg, irrigatiesystemen, enzovoorts, die voor twee derde verdwijnen in de zakken van corrupte bureaucraten en militairen... het geld is altijd "goed besteed"."

Ontwikkelingssamenwerking als combinatie van een pr-beleid, hulp aan het bedrijfsleven en een poging de armen in het Zuiden van een opstand te weerhouden. Kortom, alles kan, zelfs het weggeven van schijnbaar aanzienlijke bedragen, als het de werking van het internationale uitbuitingssysteem maar bevordert.

Subtiel machtsmiddel

Het aantal door het Westen gestelde voorwaarden waaraan landen moeten voldoen willen ze hulp krijgen groeit gestaag, en stuk voor stuk spelen ze Westelijke macht en Zuidelijke onmacht in de hand. Francesco Mascini van de NOVIB, een organisatie voor ontwikkelingssamenwerking, illustreert dat principe, ongewild wellicht, in zijn artikel in de Volkskrant van 19 oktober.

Mascini: "Allereerst ging het IMF de discussie met regeringen aan over hun sociaal-economisch beleid. Aanpassen was het devies: anders ging de geldkraan dicht. Vervolgens stond het thema mensenrechten en democratisering op de agenda. Hulp kon in het vervolg alleen verkregen worden als regeringen van Derde Wereld-landen de mensenrechten respecteerden en meer partijen toestonden deel te nemen aan verkiezingen. Daarna was duurzame ontwikkeling een hot item. Dat ontwikkelingslanden economische groei wilden realiseren, dat vonden ook de rijke landen, maar dat mag niet ten koste gaan van het milieu. En dan staan nu de defensie-uitgaven op de agenda. Pronk vindt dat landen die twee keer meer uitgeven aan defensie dan aan gezondheidszorg en onderwijs, niet meer in aanmerking moeten komen voor Nederlandse hulp."" Dit voorstel deed Pronk dus op de IMF-bijeenkomst in oktober. Het komt in een tijd dat er meer en meer sprake is van een gezamenlijke NAVO-interventiemacht voor ingrepen in het Zuiden. Het voorstel van Pronk zou het Westen dan een extra machtsmiddel in handen geven tegen militair sterke landen in het Zuiden.

Overigens is het leuk te zien dat de imperialistische landen zich daarmee wel in eigen vlees zouden snijden. Wapenverkoop aan het Zuiden is een belangrijke bron van winst! En bovendien zijn de militaire uitgaven van het Zuiden ook vaak bedoeld voor binnenlands gebruik, dat wil zeggen voor het onderdrukken van het uitgebuite volk. Het voorstel van Pronk zal wel geaccepteerd worden, maar pas uit de kast komen als het Westen het nodig heeft, zoals nu bijvoorbeeld bij Saddam Hoessein. Net zoals de voorwaarde van de mensenrechten en democratisering pas toegepast wordt als het Westen die kan gebruiken om een land onder druk te zetten. Denk daarbij aan Suriname, waaraan de hulp werd stopgezet na de decembermoorden, terwijl de hulp aan Indonesië gewoon doorgaat, ofschoon dat land op grote schaal de mensenrechten schendt en er zelfs een uitroeiingspolitiek op na houdt ten opzichte van Oost-Timorezen en leden van de communistische partij. Het verschil? In Indonesië is een elite aan de macht die de Westerse multinationals geen strobreed in de weg legt.

Links denkt mee

Jan Pronk schreef in december 74: "Als er geen beleid wordt gevoerd dat de ongelijkheid in de wortel aantast en een werkelijke bijdrage levert aan het proces van dekolonisatie... moet je niet teveel nadruk leggen op ontwikkelingshulp, want in zo'n geval is ontwikkelingshulp niet meer dan een lapmiddel voor de gevolgen van een internationaal economisch proces dat zelf ongewijzigd blijft." Afgezien van het feit dat het weinig waarschijnlijk is dat het imperialisme de ongelijkheid bij de wortel zou aantasten, en dus uit menslievendheid zijn eigen graf zou graven, afgezien daarvan legt Pronk precies de vinger op de zere plek. Hij gaat dan ook door voor een linkse politicus. Zijn uitlatingen en beleid in het kabinet Den Uyl (1973-1977) leidden er toe "dat vele activisten, die in de jaren 60 fundamentele kritiek geuit hadden op de neo-koloniale verhoudingen tussen rijke en arme landen, zich in de jaren 70 achter het ontwikkelingssamenwerkings-beleid schaarden: door het inschakelen van medefinancieringsorganisaties als de NOVIB en tal van andere Derde Wereld-clubs verwierf de overheid een bredere maatschappelijke steun voor haar ontwikkelingsbeleid. Dat de kloof tussen arme en rijke landen, ondanks decennia van ontwikkelingshulp, intussen alleen maar vergroot was kwam niet aan de orde: de Derde Wereld-beweging staarde zich blind op de hulp en niet op de veel belangrijkere en veel schadelijkere economische ontwikkelingen daarbuiten", zo schrijven Lieten en Menon in een artikel in de India Nieuwsbrief.

Linkse activisten zijn dus, om het simpel en duidelijk te stellen, mee gaan denken met de dief, hoe hij een paar gulden van de duizenden die hij nog dagelijks bijeen rooft terug gaat geven. En er daarbij immer voor pleitend net iets meer te geven met het idee: dan doen we tenminste nog iets.

Dit soort goedbedoelendheid van links is natuurlijk wel gestoeld op een enorme goedgelovigheid, en een gebrek aan analyse. Vanuit de boven gemaakte anti-imperialistische analyse is het ondenkbaar gezamenlijk met de overheid het Zuiden te gaan helpen. Het idee leeft kennelijk dat de overheid in principe wel deugt, maar nog veel fouten op het moeilijke terrein van de ontwikkelingssamenwerking maakt. Pronk moedigt deze gedachtegang natuurlijk aan (gelooft hij het zelf?) in z'n rapport "Een wereld van verschil": "Dit neemt niet weg dat er ook morele overwegingen zijn om te hulp te schieten bij het oplossen van het armoedevraagstuk. De Nederlandse regering vindt dat ieder mens op deze wereld recht heeft op ontplooiing en dat de welvaart, die nu in een derde deel van de wereld is geconcentreerd, de hele wereld zou moeten bestrijken. Een kwestie van solidariteit dus. Blijft de vraag hoe rijke landen het effectiefst de armoede in ontwikkelingslanden kunnen helpen bestrijden. Het antwoord is moeilijk. Het oplossen van het armoedeprobleem in rijke landen zoals Nederland is al ingewikkeld, laat staan het voeren van een doelmatig hulpbeleid in tientallen verschillende ontwikkelingslanden."

Schijnanalyse

Het genoemde gebrek aan analyse wreekt zich in het niet in staat zijn de mooie verhalen van de minister en de staat door te prikken. Pronks rapport laat zich in eerste instantie lezen als een analyse die in De Peueraar niet zou misstaan. Hij schrijft over de emancipatie van vrouwen, een milieubeleid, stedelijke armoedebestrijding, overconsumptie in het Westen, dat de armen armer worden en de rijken rijker, dat er in vele Westerse landen ook armoede heerst en dat sommige Zuidelijke landen ook een computerindustrie hebben. Hij beschrijft de ondergang van rietsuikerboeren in de Philippijnen door de biotechnologische vorderingen, de herstructurering van de economie, enz. enz.

Tussen de onderdelen van deze actuele analyse staan, heel onverdacht, grove leugens. Zoals dat de honger in de wereld veroorzaakt wordt door een gebrekkige productie en overbevolking in een land (in plaats van door de gedwongen productie van exportgewassen, en de daaruit volgende hoge prijzen van voedsel), en dat de biotechnologie enorme mogelijkheden biedt voor het Zuiden, dat het IMF en de Wereldbank "nu wel oog hebben voor de sociale en politieke gevolgen van economische aanpassingen in met name de armste ontwikkelingslanden", enz. enz.

Naast deze pertinente leugens schuilt het gevaar in deze teksten er in dat de essentiële dingen worden weggelaten, en dat links, verblind door goedgelovigheid, ze blijkbaar niet eens mist. Althans, daar getuigen de positieve reacties op het rapport van. De militaire en economische macht van het Westen die de problemen goeddeels veroorzaakt wordt niet eens genoemd. Het lijkt er in het rapport op dat alle ellende als vanzelf, als door een natuurwet, plaats vindt. Dat pogingen van volken in het Zuiden hun om levenspeil te verhogen door te strijden om controle te krijgen over grond, water, delfstoffen, landbouw en industrie, met harde hand door het imperialisme de grond in worden geboord vind je niet terug! Niets over mijnen in de havens van Nicaragua, niets over de Unilever-plantages in Maleisië en hoe die aan hun grond komen, niets over vermoorde vakbondsmensen in Guatemala, niets over de oorlog die VS-militairen in Peru tegen de guerrilla voeren onder het mom van drugsbestrijding, niets over...

Helaas, mijnheer Pronk, een halve analyse is geen analyse. Het is een verhaal, heel geraffineerd geschreven, om linkse critici de wind uit de zeilen te nemen.

Deze schijnanalyse kan niet anders dan tot een schijnoplossing leiden. Een situatie die typerend is voor het sociaal-democratische systeem waarin wij leven. Het in stand houden van de huidige verhoudingen in de wereld staat voorop bij sociaal- democraten. Binnen die verhoudingen willen zij echter ruimte scheppen tot kleine wijzigingen.

Ze zoeken daartoe de linkse oppositie op om haar vervolgens te integreren in het bestaande systeem. Sociaal-democraten trachten goedbedoelendheid uit te stralen en met name Pronk is daarin goed geslaagd. Hij protesteert hevig als het huidige rechtse kabinet zelfs op zijn schijnoplossing nog wil beknibbelen. Op deze manier weet de sociaal-democratie de mensen koest te houden. Het image van Pronk is zelfs zo goed dat hij ingezet wordt om in onwillige PvdA-parochies het WAO-beleid te verdedigen. Als Pronk er zelfs achter staat, hoor je de mensen denken...

Het kan anders, beter

Maar wat houdt werkelijke ontwikkelingssamenwerking dan in? Niet het samen werken aan hun ontwikkeling naar net zo'n vervuilende consumptie-maatschappij als wij hebben. Dat kan milieu-technisch niet eens. Niet het samen werken aan hun ontwikkeling naar een duurzame maatschappij. Niet aan hun ontwikkeling tot ideale kapitalistische landen die snel en goedkoop grondstoffen leveren. Nee, ontwikkelingssamenwerking betekent dat zowel het Westen als het Zuiden elk hun eigen ontwikkeling doormaken, en dan liefst niet in de richting van een nog meer geïndustrialiseerde maatschappij. Belangrijk woord daarbij is, Pronk stipte het ook al aan: solidariteit. Solidariteit betekent: hun strijd daar tegen de heersende krachten en het imperialisme ondersteunen door onze strijd tegen de onderdrukking hier. Als model daarvoor zou kunnen staan de strijd tegen Shell hier als solidariteit met de anti-apartheidsstrijd daar. Een strijd waarin de sociaal-democratie plots aan de verkeerde kant stond, denk aan het beleid van Van Thijn, sociaal-democratische burgemeester van Amsterdam, die de Shell-blokkade in 1989 uiteen liet meppen door de ME. Een strijd waarin samenwerking mogelijk is met migranten-organisaties, landencomités, buitenparlementaire actiegroepen, enz. De oprichting onlangs van een anti-interventieplatform gaat in die richting. Het platform werd opgericht op de ruïnes van het KAGO, het Komitee Anti-Golfoorlog, dat tegen de Golfoorlog een brede radicaal-linkse coalitie wist op te bouwen. Op een platform als dit heeft een 'linkse' minister van een imperialistische staat natuurlijk niets te zoeken.


Hieronder een paar alinea's uit het artikel van Pieter de Graaf en Mieke Kooistra in de Volkskrant van 11 oktober 1991, getiteld "Bankiers vergaderen tussen de krotten van Bangkok, tienduizend mannen, bijna geen vrouwen en een omvangrijke handel in nepproducten." Het laat heel concreet zien dat het IMF niet meer dan een roversbende van blanke rijke mannen is die zich uitleeft ten koste van armen, zwarten, vrouwen, kinderen en daklozen, kickend op statussymbolen. Het puikje van de mensheid...

"Bangkok - Een scherper contrast is nauwelijks denkbaar. Het spiksplinternieuwe conferentiecentrum Koningin Sirikit, dezer dagen het centrum van de financiële wereld, ligt temidden van krottenwijken. Terwijl de dure heren in grijze streepjespakken praten over de wereldeconomie, besparingen en quota's, verkoopt buiten op nog geen honderd meter afstand een Thaise vrouw haar zelfgemaakte mie met groenten in een provisorisch stalletje aan de straatkant. Enige spontaan gebouwde krotten gingen tegen de vlakte. In 20 maanden werd het conferentiecentrum uit de grond gestampt. Kosten: 100 miljoen dollar. De bouwvakkers - vaak hele families, inclusief vrouwen en kinderen - werkten dag en nacht aan het prestige-object. Ook het gebied rond het centrum zal volgens de plannen een andere bestemming krijgen. De nieuwe effectenbeurs van Bangkok is er onder meer gepland, een grote parkeergarage en een luxe appartementencomplex. De huidige krottenwijken zullen worden ontruimd en de 10 duizend bewoners moeten verhuizen naar de rand van de stad. Werd een meterslange muur gebouwd en door kinderen in felle kleuren beschilderd om de meest nabij gelegen krotten aan het oog te onttrekken. Voor de Thaise militairen, die sinds de coup in februari aan de macht zijn is het van het grootste belang om zich tijdens deze top-ontmoeting van hun beste kant te laten zien. De zeer lage loonkosten maken het mogelijk dat de buitenlandse bezoekers zich verheugen in Thaise gastvrijheid en gedienstigheid. Jongens en meisjes die een beetje Engels spreken, zijn in grote getale geronseld om in en rond het conferentiecentrum deuren open te houden, koffie te schenken en lepeltjes aan te reiken, toiletbrillen te poetsen, kranen open te draaien of de bezoeker gewoon met een vriendelijke buiging te begroeten. In een poging om te voorkomen dat de hooggeplaatste gasten zich de komende week storten in het alom beruchte Bangkokse nachtleven is in het programma een ruim aanbod van culturele shows opgenomen. Traditionele dans-, toneel- en muziekvoorstellingen moeten de bezoekers weghouden van de vele gogo-bars en bordelen."

Het was in dit gezelschap en in deze situatie dat onze linkse minister zich liet rondrijden in een van de "250 nieuwe Volvo-limousines". Integer?


Bronnen:

Terug