De Peueraar 27, november 1992

Auteur: Eric Krebbers


Thema-avond Oost-Timor

Op zondagavond 8 november 1992 (aanvang 20:00 uur) organiseert politiek informatiecentrum De Invalshoek een thema-avond over Oost-Timor. Vanaf 1975 is Oost-Timor geannexeerd door Indonesië en wordt de bevolking op wrede wijze onderdrukt en van haar identiteit beroofd. Op 12 november 1992 is het precies 1 jaar geleden dat er een bloedbad plaatsvond in aanwezigheid van buitenlandse journalisten, waardoor er enige tijd wat internationale aandacht was voor de situatie van en in Oost-Timor. In dit artikel besteden we ook aandacht aan de rol van het Westen en in het bijzonder Nederland.

Oost-Timor is 400 jaar lang een kolonie van Portugal geweest. Door de Anjer-revolutie in Portugal in 1974 kwam er een dekolonisatieproces op gang en ontstonden er politieke partijen. De belangrijkste waren het FRETILIN, dat het marxisme aanhing en voor totale onafhankelijkheid was, en de UDT, die een blijvende band met Portugal wilde houden. De UDT deed in augustus 1975 een poging tot een staatsgreep, waarna er een burgeroorlog tussen aanhangers van de UDT en het FRETILIN uitbrak, die dankzij de overgrote steun uit de bevolking door FRETILIN gewonnen werd. Vanaf oktober begon Indonesië steeds vaker militaire invallen in Oost-Timor uit te voeren vanuit het Indonesische West-Timor. Na een vergeefse vraag om hulp aan de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en diverse regeringen, riep het FRETILIN, om internationale steun te verwerven tegen de Indonesische agressie, op 28 november 1975 de onafhankelijkheid uit. Maar de Democratische Republiek van Oost-Timor was geen lang leven beschoren.

Op 7 december valt het Indonesische leger massaal Oost-Timor binnen. Een groot gedeelte van de bevolking vlucht de bergen in, van waaruit ook het FALINTIL, de gewapende vleugel van het FRETILIN, militaire tegenstand biedt. De Indonesische vloot isoleert Oost-Timor volledig van de buitenwereld. Journalisten en internationale hulpverlenende instanties als het Rode Kruis worden geweerd. Door het uitvoeren van vele militaire operaties en bombardementen worden hele dorpen weggevaagd en tienduizenden mensen vermoord. In het bergachtige binnenland worden met behulp van brandbommen en gif oogsten vernietigd, zodat er grote hongersnood ontstaat, waaraan ook weer massa's mensen sterven en die de overlevenden dwingt de bergen uit te komen. De mensen worden in afgesloten "woonkernen" (concentratiekampen) gedreven, waar ze slechts beperkt uit mogen en zich nauwelijks van genoeg voedsel kunnen voorzien. Tussen 1975 en 1980 is 1/3 deel (200.000 mensen) van het Oost-Timorese volk uitgemoord. Velen zijn gevangen genomen op verdenking van sympathie voor of banden met het FRETILIN en er vinden geregeld standrechtelijke executies, verdwijningen en martelingen plaats. Alles op Oost-Timor staat nu onder controle van het leger, post en telefoon worden zorgvuldig gecensureerd. Timorezen mogen alleen Indonesisch spreken, geen "tetum" (de eigen taal), en er is geen mogelijkheid samen te komen en informatie is amper te verkrijgen of uit te wisselen. Zo wordt geprobeerd de Oost-Timorese identiteit en cultuur weg te vagen. Ook het land wordt geëxploiteerd; de opbrengsten van de koffie-oogsten, sandalhout, goud, mangaan, marmer en olie gaan geheel naar Indonesische bedrijven, waar hoge militairen een dikke vinger in de pap hebben. Door middel van de zogenaamde "transmigratie" zijn enkele gebieden van Oost- Timor al behoorlijk verindonesiest. Families uit drukbevolkte delen van Indonesië, zoals Java, worden overgeplaatst naar andere eilanden. Dat zijn de plekken die toeristen mogen zien.

Internationaal

De annexatie van Oost-Timor door Indonesië op 7 december 1975 kwam niet voor iedereen onverwacht. De regeringen van Australië en de Verenigde Staten waren op de hoogte van het feit dat Indonesië regelmatig infiltraties uitvoerde en deden er het zwijgen toe. In oktober 1975 vermoordden Indonesische militairen de leden van een Australische filmploeg die in het grensgebied tussen West- en Oost-Timor aan het filmen waren. Dit 'incident' is door de Australische regering in de doofpot gedaan. Een paar dagen voor de uiteindelijke inval waren de Amerikaanse president Ford en zijn minister van buitenlandse zaken Kissinger op staatsbezoek bij Suharto, de president van Indonesië. Tegen de achtergrond van de koude oorlog was een marxistisch Oost-Timor hen een doorn in het oog. Alles wijst erop dat zij het groene licht voor de annexatie hebben gegeven. Niettemin werd op 12 december door de Algemene vergadering van de VN een resolutie aangenomen waarin de Indonesische regering werd opgeroepen haar leger uit Oost-Timor terug te trekken. Op 22 december en 22 april 1976 gebeurde dat nog eens, maar sancties zijn er nooit aan verbonden.

De Westerse landen nemen een beschermende houding ten opzichte van Indonesië in. Hier spelen economische motieven een grote rol bij. Japan, de VS, Australië en nog een groot aantal andere landen slaan veel winst uit Indonesië. Voor bedrijven bestaat de mogelijkheid om op aantrekkelijke wijze in Indonesië, over de ruggen van het grootste deel van de bevolking, te investeren. Australië heeft enkele jaren geleden zelfs een zeer winstgevend verdrag betreffende olie in de zee van Oost-Timor gesloten met Indonesië.

Verzet

Al die tijd is de bevolking van Oost-Timor zich blijven verzetten. Het FALINTIL werd tussen 1977 en 1979 vrijwel geheel verslagen. In 1980 reorganiseerden het FRETILIN en het FALINTIL zich. De bevolking werd over het hele eilanddeel gemobiliseerd, ook in die delen die geheel onder controle van Indonesië stonden, en 1982 werd uitgeroepen tot het jaar van de tegenaanval. Het FALINTIL viel voortdurend Indonesische legerposten aan. Het FRETILIN zette een uitgebreid ondergronds netwerk op. Behalve voor het steunen van de guerrilla's organiseren de mensen zich op deze wijze voor verzet door middel van burgerlijke ongehoorzaamheid (kleine acties en opstanden) en er is een betere informatieverspreiding. Tijdens het bezoek van de paus in oktober 1989 en van de Amerikaanse ambassadeur John Monjo in januari 1990 werd er openlijk gedemonstreerd voor onafhankelijkheid.

Twaalf november

Op 12 november 1991 hadden de Oost-Timorezen een Portugese delegatie van parlementsleden door middel van een demonstratie duidelijk willen maken dat het verzet nog niet gebroken is. De Indonesische regering weigerde echter een journaliste die bij de delegatie zat, het land in te laten. Het bezoek van de delegatie ging niet door. Uiteindelijk besloten de Oost-Timorezen de demonstratie toch door te laten gaan. Redenen hiervoor waren dat op dat moment een speciale rapporteur van de VN-mensenrechtencommissie en buitenlandse journalisten op het eiland waren. Daarnaast waren ze ervan overtuigd dat de Indonesische militairen alles nauwkeurig in de gaten hadden gehouden en dat iedereen die ook naar wat met de voorbereidingen te maken had, op de dodenlijst was gezet. Ze zouden toch wel opgepakt en gemarteld of gedood worden. Door de hele stad Dili, de hoofdstad, zaten al honderden jongeren ondergedoken.

Op 12 november 1991 gingen ongeveer 5.000 mensen in demonstratie naar het plaatselijke kerkhof. Daar was twee weken daarvoor Sebastian Gomez begraven. Deze onafhankelijkheidsstrijder werd door het leger uit een kerk gehaald en vermoord. De bedoeling was om daarna via het huis van de bisschop (de katholieke kerk heeft veel bijgedragen aan het verzet) naar het hotel van de VN-waarnemer te gaan. Bij het kerkhof raakte de mensenmassa wat verspreid en verschenen de eerste soldaten. Al snel kwamen er steeds meer. Plotseling openden de militairen het vuur, zonder enige provocatie van Oost-Timorese kant. Mensen begonnen te rennen en sommige groepen werden ingesloten. Gedurende een half uur werd er geschoten, werden mensen de straat op gesleept, in elkaar geslagen, opgepakt en vermoord. In september 1992 werd via een onderzoek in Oost-Timor zelf bekend dat in totaal 273 mensen gedood zijn bij het bloedbad, en dat er nog eens 255 zijn verdwenen. Daarbij gaat het waarschijnlijk om mensen die in de weken erna geëxecuteerd zijn, voornamelijk met mitrailleurs, en die in zee gedumpt zijn. Voorts waren er ook nog 376 gewonden, die meestal niet naar ziekenhuizen gegaan zijn uit angst voor vervolging. Veel informatie over het bloedbad is ook naar buiten gekomen via de Amerikaanse progressieve verslaggeefster Amy Goodman. Ook zij werd in elkaar geslagen tijdens het bloedbad. Ze kon het land ontvluchten en gaf veel interviews.

Indonesië

De houding van Indonesië ten opzichte van Oost-Timor en haar bevolking staat natuurlijk niet los van hetgeen er in Indonesië zelf aan de hand is. Het is een van de vele voorbeelden waarin het Indonesische militaire regiem tot uiting komt. President Suharto kwam in 1965 aan de macht na een staatsgreep waarbij de CIA betrokken was. Zogenaamd werd er een communistische staatsgreep verijdeld. Sukarno, de voorganger van Suharto was te socialistisch in westerse ogen en de Indonesische communistische partij had vrij veel macht en aanhang in die dagen. Door de staatsgreep is hier in een klap een einde aan gemaakt. In 1965 en 1966 vinden ongeveer een half miljoen Indonesiërs de dood tijdens de heksenjachten op communisten en socialisten, onder andere met behulp van de lijsten van leden van die partijen die de CIA had aangelegd, zoals pas geleden bekend werd. Doodseskaders oefenen een ware terreur uit en vele politieke gevangenen worden vastgehouden op het concentratiekampeiland Buru. Sinds 1966 wordt er om de zoveel tijd een aantal geëxecuteerd. Alle mensen die inmiddels zijn vrijgelaten, leven onder een soort apartheidsregiem. Ze mogen niet vergaderen, kunnen nauwelijks aan werk komen, moeten zich vaak melden, moeten een pas dragen en worden op nog veel meer manieren gediscrimineerd.

De overgrote rest van de bevolking leeft ook in grote armoede. Het land wordt hen afgenomen ten behoeve van (meestal) buitenlandse bedrijven. Ook worden de mensenrechten in Indonesië zelf met voeten getreden, voorzover dat uit het voorgaande al niet duidelijk was. Economisch gaat het de laatste jaren iets minder slecht, maar alleen een handjevol hoge ambtenaren, generaals en industriëlen en in het bijzonder de familie Suharto profiteert hiervan. De kloof tussen arm en rijk groeit, en zoals overal zijn met name de vrouwen hiervan het eerst de dupe. Er vindt wel verzet plaats, maar informatie hierover is moeilijk te verkrijgen. Naast verzet tegen hun eigen situatie is er ook af en toe verzet tegen de bezetting van Oost-Timor. Op 20 november 1991, vlak na het bloedbad, hielden zo'n 500 studenten een demonstratie in Jakarta met als enige item zelfbeschikking voor Oost-Timor. Ook deze studenten worden zwaar vervolgd trouwens.

Eenzelfde soort schrikbewind als op Oost-Timor voert Indonesië in West-Papua (voorheen Nieuw-Guinea, en door Indonesië Irian Jaya genoemd), wat vroeger deel uitmaakte van Nederlands-Indië. Toen Indonesië in 1949 onafhankelijk werd, weigerde Nederland Nieuw-Guinea af te staan. Het is bijna tot een oorlog gekomen, maar in 1962 moest Nederland onder grote internationale druk (vooral van de VS) Nieuw-Guinea laten schieten. Na een half jaar onder de hoede van de VN-vlag te hebben gestaan werd het gebied in 1963 door Indonesië ingenomen, met de belofte aan de VN een volksraadpleging te houden. Dat werd een schijnvertoning. Op vrijwel dezelfde wijze als op Oost-Timor wordt de bevolking onderdrukt en het land geëxploiteerd. Op West-Papua wordt er nu op verschillende manieren strijd gevoerd voor onafhankelijkheid.

De rol van Nederland

De Nederlandse regering heeft altijd nauwe betrekkingen onderhouden met het militaire regiem van Indonesië en het gesteund door middel van ontwikkelingshulp en wapenleveranties. Zo zijn er in 1979 met toestemming van de regering marineschepen aan Indonesië verkocht, die gebruikt zijn bij de militaire operaties tegen Oost-Timor. Er is in Nederland veel protest tegen geweest en er is zelfs een rechtszaak tegen die leveranties aangespannen, maar zonder succes. Ook zijn er in Nederland Indonesische militairen opgeleid om met militaire apparatuur om te leren gaan en zijn er AMX-tanks geleverd. Daarnaast hebben met name Philips en Holland Signaal veel communicatiemiddelen aan Indonesië verkocht, die bruikbaar zijn bij het coördineren van militaire acties. Van te voren was het al bij deze transacties duidelijk dat een gedeelte van dit materiaal en de overgedragen kennis zou worden ingezet op Oost-Timor.

Ontwikkelingshulp werd vooral via de IGGI (Inter-Gouvernementele Groep voor Indonesië) geleverd. Dat was een samenwerkingsverband met de landen VS, Japan, een aantal Europese landen, de Wereldbank en het IMF, die garant stonden voor kapitale investeringen in Indonesische projecten en bedrijven. Voorzitterschap van de IGGI was in Nederlandse handen, vanwege 350 jaar 'ervaring' met Indonesië. Onder het mom van ontwikkelingssamenwerking vloeiden er jaarlijks miljoenen dollars in de zakken van dictator generaal Suharto en zijn familie. Bijgestaan door. de militaire top konden buitenlandse investeerders zich schaamteloos verrijken ten koste van het Indonesische bevolking.

In maart 1992 heeft president Suharto laten weten dat hij geen ontwikkelingshulp van Nederland meer wenste te ontvangen. De Nederlandse minister Pronk had zich, zeer tegen de Nederlandse gewoonte in, kritisch uitgelaten over de situatie in Oost-Timor. Tot dan toe had Nederland zich beziggehouden met 'stille diplomatie', omdat dat volgens minister Van den Broek meer invloed zou hebben op de mensenrechten in Indonesië. Stille diplomatie bleek synoniem voor zwijgen te zijn. Na de uitlatingen van Pronk kon Nederland niet langer deelnemen aan het IGGI,

waarop deze werd ontbonden. De Wereldbank besloot vervolgens tot de oprichting van het CGI (Consultative Group on Indonesia) om haar eigen financiële belangen veilig te stellen. Dat wordt in feite net zoiets als het IGGI. Natuurlijk heeft de verstoorde relatie tussen Indonesië en de Nederlandse regering geen invloed op de riante uitbuitingspositie die het Nederlandse multinationale bedrijfsleven inneemt in Indonesië. Daarvoor is de opbrengst voor Suharto's kliek en het Nederlandse kapitaal te groot.

De thema-avond

De thema-avond op 8 november 1992 wordt georganiseerd door de werkgroep PURNAMA Utrecht. Zij willen met deze avond laten zien dat het bloedbad geen incident was. Er zullen 2 video's vertoond worden. De eerste video gaat over de demonstratie in Parijs op 16 juni 1992 tegen de oprichting van de CGI. Deze video vertelt ook meer over de Indonesische dictatuur. De tweede video gaat over Oost-Timor en geeft een beeld van de gebeurtenissen voor en na 12 november 1991. Verder zijn er brochures en krantenknipsels en is het mogelijk om vragen te stellen.

Bronnen

Terug