De Fabel van de illegaal 40/41, zomer 2000
Auteur: Harry Westerink
Wereldwijd heeft new age-auteur James Redfield zo'n 10 miljoen boeken verkocht, in Nederland alleen al meer dan 1 miljoen. Vooral "De Celestijnse belofte" en "Het Tiende Inzicht" bleken kassuccessen. Daarmee schotelde Redfield zijn lezers een rechts spiritueel wereldbeeld voor. "Het geheim van Shambhala", zijn nieuwste "avonturenroman", is ook nog eens doordrenkt van samenzweringstheorieën en gedweep met het Tibetaanse "volk".
De hoofdpersoon in "Het geheim van Shambhala", die ongetwijfeld sterk overeenkomt met Redfield zelf, leidt het leven van een bevoorrechte blanke middenklasse-man. Toch is hij ontevreden. Hij vindt dat zijn buren langs elkaar heen leven en neemt een "gebrek aan gemeenschapszin" waar. Ze zouden moeite hebben om een houding ten opzichte van het leven aan te nemen en heen en weer geslingerd worden tussen hoop en wanhoop. Veel lezers zullen met dezelfde problemen worstelen. Redfields boeken en de erop gebaseerde therapieën slaan zo aan, omdat hij mensen de gelegenheid biedt om hun levensbeschouwelijke leegte op te vullen. Maar zijn oppervlakkige filosofietjes komen neer op een verwerpelijk new age-fundamentalisme: alles dat de mensheid overkomt dient een spiritueel doel en is dus "positief". Dat uitgangspunt praat onrecht en ellende immers stelselmatig goed.
Wonderland
De hoofdpersoon klampt zich vast aan "de Tien Inzichten". Die houden kortweg in dat er overal ter wereld een soort "subtiele energie" is waarvoor je je moet openstellen, om zo "het trillingsgetal van de atomen in je lichaam" te verhogen. Hij en andere aanhangers van "de Celestijnse visie" willen "een leven dat vervuld is van mysterieuze toevalligheden en plotselinge ingevingen, die zinspelen op een bijzonder pad dat er voor ons is uitgezet in dit bestaan, alsof er voor ons een bestemming gloort die zich kenbaar wil maken".
De eerste "toevalligheid" komt al snel. De veertienjarige dochter van een kennis van de hoofdpersoon vraagt hem indringend om naar het Kunlungebergte in Midden-Azië te gaan. Ergens in de buurt van Tibet zou "iets aan de hand zijn". Hals over kop vliegt de hoofdpersoon daarom naar Azië. Dan begint "de zoektocht naar het legendarische Tibetaans-boeddhistisch utopia Shambhala, een magische plek die niet alleen werkelijk bestaat, maar ook voorbeschikt is om in onze tijd gevonden en begrepen te worden", aldus het verkooppraatje op de achterkant van het boek.
De hoofdpersoon raakt diep onder de indruk van het Tibetaanse landschap. "Alleen al het licht in dit land" brengt de Tibetanen volgens hem "onverbiddelijk tot een groter bewustzijn". Door de eeuwen heen zouden velen hebben geloofd dat in Tibet "het eerste ochtendlicht en het laatste avondlicht verjongende en visionaire eigenschappen" in zich dragen. Daarom zouden de Tibetanen "zo spiritueel" zijn, "een volk van zoekers, mensen die een reis naar binnen maken". Het is een politiek uiterst dubieuze stellingname om eenzelfde geestesgesteldheid te veronderstellen bij alle mensen die tot een "volk" zouden behoren en die gesteldheid ook nog eens te koppelen aan het landschap om hen heen.
Tibetaanse boeddhisten hebben het mythische koninkrijk Shambhala vroeger opgevat als een soort paradijs, "een heilige stad van diamanten en goud". Nu spreekt men er "vooral in symbolische termen" over, als iets dat staat voor "een spirituele geestestoestand, niet een feitelijke plek". Het Shambhala van Redfield wordt bevolkt door supermensen, die "evolutionair in een hogere staat" verkeren. "Ze zijn een voorbeeld van wat de rest van de wereld uiteindelijk kan bereiken." Daar zou men zich inzetten "voor de integratie van alle religieuze waarheden. Die inzet ademt dezelfde geest als die van de Dalai Lama, die de Kalachachra-initiaties openbaar maakt aan iedereen met een zuiver hart en oprechte bedoelingen", laat Redfield Lama Rigden zeggen, "een van de grootste deskundigen op het gebied van Shambhala".
Razende raddraaier
Er zijn ook "deskundigen" die juist zware kritiek leveren op de Shambhala-samenleving en het Kalachachra-ritueel. Victor en Victoria Trimondi bijvoorbeeld, auteurs van het boek "Der Schatten des Dalai Lama", beschouwen het Tibetaanse boeddhisme als een fundamentalistische, seksistische en oorlogszuchtige religie, die een wereldwijde anti-democratische en extreem hiërarchische boeddhacratie nastreeft.
Door de eeuwen heen hebben de Tibetaanse religieuze leiders altijd in het midden gelaten of Shambhala ooit echt heeft bestaan. Op dat wonderland hebben boeddhisten overal ter wereld hun religieuze en politieke verlangens kunnen projecteren. Het heeft de functie van een soort spiritueel imperium, dat alleen toegankelijk is voor degenen die zijn ingewijd in het Kalachachra-ritueel. De Shambhala-mythe is ook aantrekkelijk voor extreem-rechtsen, zoals de voorzitter van de Chileense nazi-partij Miguel Serrano. Deze aanhanger van het "esoterisch Hitlerisme" beschouwt Shambhala als een mysterieplaats waar de SS-ers van het Duitse nazi-regime vandaan kwamen.
Uit de tekst van het ritueel blijkt dat Shambhala opgevat moet worden als een theocratie, met aan het hoofd een despotische alleenheerser. Verder wordt voorspeld dat in het jaar 2327 ene Rudra Chakrin, "de razende raddraaier", de troon van het koninkrijk zal bestijgen. Deze "eindtijdverlosser" zou in een geweldige vernietigingsoorlog de vijanden van het boeddhisme wegvagen en "een gouden tijdperk" vestigen. Daarbij beschouwt de Kalachachra-tekst de islam als de hoofdvijand. Rudra Chakrin wordt dan ook wel "de doder van de inwoners van Mekka" genoemd. Eeuwenlang hebben moslims en boeddhisten in Azië om de religieuze hegemonie gevochten. De Kalachachra-tekst vormt de boeddhistische visie op die felle concurrentiestrijd.
Het Tibetaanse boeddhisme heeft twee gezichten. Het imago is vredelievend, maar de ideologie gewelddadig. Dat komt ook in Redfields roman naar voren. Alleen de vijand is veranderd: niet meer de islam, maar China, de atheïstische en totalitaire Chinezen. De Chinese staat bezet Tibet sinds 1950 en onderdrukt de Tibetanen. Reden voor Redfield om meteen maar alle Chinezen over één kam te scheren. "Ooit zullen de krijgers van Shambhala uitrijden en die monsters van het kwaad verslaan. Dat is een profetie die leeft onder mijn volk", laat Redfield een boeddhist zeggen.
Gedachtegolvenversterkers
Echt op hol slaat Redfield met zijn paranoïde visie op technologie en de wijze waarop machthebbers daarvan gebruik maken. Vroeger, zo stelt hij, bestonden er totalitaire machten in de vorm van naties die de wereldmacht nastreefden. Maar nu zijn die totalitaire machten "internationaal en veel subtieler, ze maken misbruik van onze afhankelijkheid van de technologie, onze behoefte aan erkenning en ons verlangen naar comfort." Zo'n kritiek op een elite die achter de schermen de touwtjes in handen heeft, kan men links en rechts ook aantreffen bij activisten tegen "globalisering".
Ondanks de tegenwerking van "agenten van de Chinese inlichtingendienst" ontdekt de hoofdpersoon uiteindelijk de Shambhala-gemeenschap. Daar blijkt technologie niet meer in dienst te staan van geld en macht, maar van de spirituele ontwikkeling van de mens. Door steeds "intuïtiever en alerter" te worden en steeds meer gebruik te maken van "gebedsvelden" heeft men "gedachtegolvenversterkers" ontdekt, "zodat men alles wat men nodig heeft mentaal kan creëren". Vandaar dat de hoofdpersoon opmerkt: "Ik heb het gevoel dat ik in een science fiction-film beland ben". Aan het eind van het boek kijkt hij naar "een driedimensionaal venster" waarop het leven van de hele planeet aan hem voorbijtrekt. Shambhala als een nieuwe aflevering van Star Trek.
Volgens een Shambhala-bewoonster waren er "in veel oude beschavingen" al machthebbers die "versterkingsapparaten" gebruikten om de gedachten van anderen te beïnvloeden. Ook nu zouden er mensen zijn "die alle anderen in hun macht willen houden door hen elektronisch in de gaten te houden met behulp van ingebouwde chips en het scannen van hersengolven". Redfields roman draagt zo bij aan het normaliseren van het complotdenken, dat ook in extreem-rechtse "conspiracy"-kringen zo in zwang is.