De Fabel van de illegaal 49, januari/februari 2002

Auteur: Ellen de Waard en Harry Westerink


"Geen liefdadigheid, maar politieke strijd"

De Werkgroep Vluchtelingen Vrij (WVV) uit Groningen werkt samen met zelforganisaties van vluchtelingen en migranten en streeft net als De Fabel naar een fundamentele omwenteling van de maatschappelijke machtsverhoudingen. Regionaal boeken ze succes in hun strijd tegen het keiharde beleid van uitsluiting en uitzetting.

De WVV is er tegen dat migranten en vluchtelingen worden geweerd, geïsoleerd, uitgesloten, opgesloten en gedeporteerd. Men wil "een humaan beleid dat is gebaseerd op fundamentele mensenrechten en niet op winstbejag, eigenbelang, nationalisme, seksisme en racisme. Basisprincipes zijn daarbij het recht op voedsel, een dak boven je hoofd, een perspectief om zonder onderdrukking te leven." De WVV wil daar samen met zelforganisaties van vluchtelingen voor strijden. Ook moeten "de onrechtvaardige eigendoms- en machtsverhoudingen in de wereld" verdwijnen, zodat mensen niet langer hoeven te vluchten.1 Organisaties die dat niet benoemen, lopen kans te vervallen in "pure liefdadigheid". De WVV beschouwt daarom "open grenzen en verblijfsrecht voor allen" als een belangrijke eis in de strijd. Men plaatst het verzet van vluchtelingen bovendien in het kader van een bredere strijd voor sociale rechtvaardigheid.

De WVV bouwt aan politieke druk op de machthebbers. Men wil gezamenlijk openlijk naar buiten treden en niet in de eerste plaats overleggen of lobbyen. Slachtoffers van het vluchtelingenbeleid moeten een menselijk en politiek gezicht krijgen. Dat werd ook onbedoeld bevestigd door de landelijke coördinator van het deportatiebeleid Tieleman: "Mensen die een gezicht hebben, redden het".

Deportatiefabriek

De WVV is in 1996 opgericht bij het protest tegen de opening van het eerste verwijdercentrum (vc) in Ter Apel. Dat vc moest een eindstation worden voor alle afgewezen vluchtelingen, een soort afvoerput dus waarlangs ze Nederland allemaal zouden moeten verlaten. "Sober doch humaan", noemde de overheid dat destijds. Er rees veel protest tegen het vc, vooral van de daar opgesloten vluchtelingen zelf, die de talloze schendingen van de mensenrechten aanklaagden, tegen hun dreigende deportatie in hongerstaking gingen of zelfs wisten te ontsnappen. Samen met de vluchtelingen voerde de WVV actie. Ook nam men het initiatief tot een bezoekgroep om contact te houden met de vluchtelingen. Voor de autoriteiten onwelgevallige informatie werd openbaar gemaakt via persberichten en zwartboeken.

Na een aantal reorganisaties werd het vc in 2000 definitief gesloten. Het heeft zich niet ontpopt tot de efficiënte en geruisloze deportatiefabriek die de overheid in gedachten had. Veel afgewezen vluchtelingen werden namelijk niet uitgezet, maar gewoonweg op straat gedumpt. Of ze verdwenen met onbekende bestemming (mob), zoals dat in het jargon van Justitie heet. In politiek Den Haag stelde men daarom dat de proef met het vc was mislukt. De WVV ziet dat anders. Het centrum heeft volgens hen gediend als een test-case voor het verwijderingsbeleid dat nu in de nieuwe Vreemdelingenwet is vastgelegd. Het dumpen en deporteren van vluchtelingen zal voortaan decentraal vanuit alle asielzoekerscentra (azc's) en gemeentelijke woningen plaatsvinden.

Puin ruimen

Ondersteuningsorganisaties steken vaak een heleboel tijd en menskracht in de hulpverlening aan individuele vluchtelingen. De overheid schuift de verantwoordelijkheid voor de ellende die het vluchtelingenbeleid veroorzaakt, steeds meer van zich af en laat het puin ruimen graag over aan "particuliere hulporganisaties". Zowel radicaal-linkse als christelijke groeperingen hebben er vervolgens hun handen vol aan om het leven van migranten en vluchtelingen zonder verblijfsvergunning iets minder ondraaglijk te maken. Dat gaat vaak ten koste van de samenwerking met zelforganisaties en de collectieve politieke strijd om het beleid te veranderen.

Als vluchtelingen bij de WVV aankloppen voor ondersteuning, dan verlangen de medewerkers van hen altijd een actieve inzet. Er wordt verwacht dat zij samen met de WVV andere vluchtelingen en vluchtelingenorganisaties bij hun zaak betrekken, wat lang niet altijd zo makkelijk is. Meer gevestigde migrantenorganisaties beschouwen nieuwe vluchtelingen namelijk soms als een bedreiging voor de eigen positie. Dat komt door het racistische en vluchtelingvijandige klimaat in Nederland. De WVV krijgt vrijwel uitsluitend te maken met vluchtelingen die in de asielprocedure zitten of hebben gezeten. Met illegale arbeidsmigranten heeft men relatief weinig contact, omdat die vrijwel alleen in de Randstad kunnen overleven.

De WVV verwees illegale vluchtelingen die met gezondheidsproblemen komen, altijd door naar INLIA, een vrij grote ondersteuningsorganisatie die zich vooral op de kansrijkere vluchtelingen richt. De WVV wil liever dat mensen zonder papieren een directe toegang hebben tot de gezondheidszorg en niet meer afhankelijk zijn van de voorspraak van INLIA. De WVV is daarom in overleg met de GGD om de gezondheidszorg rechtstreeks toegankelijk te maken. De GGD overweegt daarbij om een open inloopspreekuur op te zetten. Ook wil men vluchtelingengroepen en gezondheidswerkers er meer op gaan wijzen dat de gezondheidszorg in Groningen ook toegankelijk is voor illegalen.

Op straat zetten

De laatste tijd zet de WVV zich in om opvang te regelen voor vluchtelingen die op straat gezet dreigen te worden. De nieuwe Vreemdelingenwet biedt namelijk geen opvang en andere voorzieningen meer aan vluchtelingen van wie de asielaanvraag in eerste instantie is afgewezen, maar die vanwege verdere procedures nog wel legaal in Nederland verblijven. Het gaat om "Dublin-claimanten", vluchtelingen die een tweede aanvraag hebben ingediend en geweigerde vluchtelingen die denken op korte termijn terug te kunnen naar hun land van herkomst.

Begin 2001 kwam het Groningse gemeentebestuur met een nota over de veranderingen die door de nieuwe Vreemdelingenwet lokaal zouden moeten worden doorgevoerd. In 1997 had de hele gemeenteraad, inclusief de VVD, zich kritisch uitgesproken over de Koppelingswet. Daarbij werd de motie aangenomen dat er in Groningen geen vluchtelingen en migranten op straat zouden mogen belanden als gevolg van die wet. In de recente nota over de nieuwe Vreemdelingenwet was deze stellingname ineens verdwenen. De WVV sloeg alarm via de regionale kranten, radio en tv. Dat sloeg in als een bom. Het humanitaire imago van de gemeente lag aan flarden. Vluchtelingen die hun onderdak dreigden te verliezen, mobiliseerden samen met de WVV een hoop mensen om te komen protesteren bij de bespreking in de gemeenteraad. De activisten vulden de raadzaal en boden een petitie aan. Uiteindelijk besloot de gemeente dat afgewezen vluchtelingen in ROA-woningen en vluchtelingen met een voorwaardelijk vergunning tot verblijf (vvtv) niet op straat mogen belanden. Het gaat in Groningen om ruim 200 vluchtelingen, die al jaren in Nederland wonen.

De landelijk overheid heeft de gemeenten in juli 2001 voor de keuze gesteld: of jullie blijven verantwoordelijk voor het onderdak van afgewezen vluchtelingen, of jullie dragen die verantwoordelijkheid over aan het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). De gemeente Groningen schreef in een interne notitie dat het COA geen humanitaire of politieke afwegingen maakt bij uitzettingen, maar alleen een formele omgang heeft met de afgewezen vluchtelingen. Overdracht aan het COA zou ook betekenen dat de gemeente verplicht wordt om volledig mee te werken en het COA niet meer kan terugfluiten. De gemeente zou dan geen "extra vangnet" meer kunnen scheppen voor "COA-slachtoffers". Dat zag de gemeente Groningen niet zitten. Onder druk van een samenwerkingsverband van de Groningse Minderhedenraad, Humanitas en WVV heeft de gemeente in november 2001 uiteindelijk besloten om het onderdak van de afgewezen vluchtelingen zelf te blijven regelen via een noodopvang.

Afdankvoedsel

Officieel wordt de noodopvang beheerd door de kerkelijke Stichting Noodopvang, maar in de praktijk is die in handen van INLIA. De WVV en anderen hadden liever gezien dat de afgewezen vluchtelingen in hun eigen woning hadden kunnen blijven. Maar nu er toch een aparte opvang is, zou die in handen van de vluchtelingen zelf moeten zijn, met daarbij directe steun van de gemeente. Ook zou de noodopvang toegankelijk moeten zijn voor alle vluchtelingen die Justitie op straat zet. Nu bepaalt INLIA op eigen houtje wie er in mogen, zonder dat men enige verantwoording hoeft af te leggen. De huisregels worden gemaakt door de kerkelijke stichtingen. De bewoners krijgen afdankvoedsel uit supermarkten en mogen niet zelf koken. Ze beschikken niet over eigen sleutels en hebben te maken met een avondklok. Zelfs de kledingdistributie hebben ze niet in eigen handen.

INLIA-directeur John van Tilborg neemt geen stelling tegen het keiharde deportatiebeleid, maar voert het juist mede uit. "Deze tijdelijke opvang draagt er zelfs toe bij dat asielzoekers daadwerkelijk terugkeren naar het land van herkomst", aldus Van Tilborg.2 Volgens de WVV vervult INLIA bij de noodopvang zelfs tegelijk de rol van de IND, het COA en het terugkeerbureau IOM. INLIA bepaalt namelijk wie er in de noodopvang wordt toegelaten en wie er uit wordt verwijderd.

Noten

Terug