De Fabel van de illegaal 84, mei/juni 2007

Auteurs: Ellen de Waard en Harry Westerink


Schoonmakers op Schiphol organiseren zich

Arbeiders op de werkvloer bij elkaar brengen en samen sterk staan. De uit de VS overgewaaide strijdmethode “organizing” steekt het aloude socialistische motto “Arbeiders aller landen, verenigt u!” in een nieuw jasje. Een gesprek met FNV Bondgenoten-organizer Herrie Hoogenboom en de Afrikaanse vluchteling en schoonmaker Christopher Kuti.


Herrie Hoogenboom
Vakbondsman Hoogenboom probeert mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt, waaronder veel “allochtonen” en vrouwen, enthousiast te maken voor het idee van zelforganisatie en activisme van onderop. Schiphol Plaza vormt zijn werkterrein. Daar richt hij zich dagelijks tot het schoonmaakpersoneel, vraagt naar hun problemen en probeert hen te verenigen. Zo kwam hij in contact met Kuti. “We hebben een heleboel problemen. We krijgen zo weinig betaald dat we er niet van rond kunnen komen. Veel mensen hebben er een tweede baan naast. Ook moeten we te veel werk doen in te weinig tijd. Als een collega ziek is, moet een ander het opknappen, in dezelfde tijd. Het management heeft geen respect voor het werk dat we doen en we worden niet gehoord. We moeten onzichtbaar blijven. We mogen zelfs niet zomaar iemand aanspreken, we mogen alleen wat zeggen als ons iets wordt gevraagd”, aldus Kuti. Hij was dan ook opgelucht toen hij op een dag aangesproken werd door Hoogenboom. Eindelijk eens iemand die naar zijn problemen vroeg. “De vakbond geeft ons hoop. Door taalproblemen kennen we onze rechten niet. Zo worden we onder druk gezet om snel onze contracten te tekenen. We begrijpen niet in welke positie we verkeren.”

Hoogenboom spreekt met schoonmakers af in een van de vele koffiecorners op Schiphol. Als mensen zich onveilig voelen om met hem te praten, vraagt hij hun telefoonnummer en maakt hij een afspraak bij hen thuis. Op Schiphol zelf huurt hij een ruimte waar vergaderd kan worden. Schoonmakers van diverse bedrijven komen daar bij elkaar. Kuti: “Je ziet dat alle schoonmakers dezelfde problemen hebben. Mensen zijn wanhopig over hun situatie, maar ook opgelucht om met andere arbeiders samen te zijn. We komen bij elkaar voor één doel. Maar als het erop aan komt, blijk je vaak weer alleen te staan. We moeten onszelf daarom als een groot team zien en niet erop uit zijn om alleen maar individueel het beste eruit te slepen.”

Concurrentiestrijd

De grootste problemen vormen het veel te lage inkomen, het gebrek aan respect, en een extra harde aanpak door de baas bij ziekte. Hoogenboom: “Als schoonmakers ziek zijn, belt de baas hen thuis op. Die laat de telefoon maar een of twee keer overgaan, verbreekt dan de verbinding en stelt later dat de schoonmaker niet thuis was. Dan krijgt die niet betaald. Als hij na ziekte langzaam zijn uren moet opbouwen, wordt hij onder druk gezet om een contract te tekenen met minder uren. Als hij dan opnieuw ziek wordt of ontslag krijgt, hoeft de baas minder uren te betalen. En als mensen vaker ziek zijn, krijgen ze juist zware schoonmaakklussen. De baas hoopt dan dat ze het niet kunnen opbrengen en moeten afhaken. Zo worden de minder productieven gedumpt.”

De schoonmaakbedrijven leveren onderling een heftige concurrentiestrijd om de gunsten van Schiphol. De luchthaven gaat de contracten met die bedrijven voor een paar jaar aan. Daarna sluit men weer nieuwe, met de bedrijven die het goedkoopst blijken. De strijd tussen de schoonmaakbedrijven wordt afgewenteld op de schoonmakers door keer op keer de werkdruk te verhogen. De organizers leggen dit soort kapitalistische mechanismen uit aan de arbeiders, zodat die beter de context van hun positie kunnen begrijpen.

Het organizen is Herrie Hoogenboom op het lijf geschreven
Marginalisering

In Nederland werken in de schoonmaaksector ruim 150 duizend mensen, die veel problemen ervaren op de werkvloer. Nog geen 10 procent van hen is lid van een vakbond. Op Schiphol zijn vrijwel alle schoonmakers “allochtoon”. Tweederde is man, eenderde vrouw. “Het belangrijkste doel van de vakbond zou moeten zijn: mensen bij elkaar brengen om gezamenlijk te vechten voor hun rechten”, aldus Hoogenboom. “De vakbond krimpt echter, en de leden die blijven worden ouder. Er is nauwelijks nog instroom van jonge mensen. De vakbonden roerden zich altijd flink in de industriële sector. Maar daar zijn door mechanisering steeds minder arbeiders nodig. En vaak is het werk ook erg technisch geworden, waarvoor alleen nog hoger opgeleide arbeiders nodig zijn. Om de kosten te drukken wijken bedrijven ook vaak uit naar lage lonen-landen. Ondertussen is het flexwerk enorm in opmars. Verworven arbeidsrechten, zoals het ontslagrecht en het minimumloon, staan ter discussie. De maatschappij is veranderd en individueler ingesteld, ook op de werkvloer. De vormen van onderdrukking zien er daardoor anders uit. Veel grote bedrijven hebben goede arbeidsvoorwaarden voor hun eigen vaste personeel, maar de aanvullende diensten die ze via tussenschakels inkopen, zoals schoonmakers, moeten voor hen zo goedkoop mogelijk zijn. Die arbeiders worden dan ook afgeknepen en gemarginaliseerd.”

De vakbonden moeten een nieuwe focus krijgen. Ze lopen nu achter op de veranderde omstandigheden. Veel arbeiders menen dat de bonden niet veel voor hen kunnen betekenen. Die zijn ook te veel gericht op onderhandelen in plaats van op het winnen van vakbondsmacht. De werkgevers en hun organisaties voelen zich zo wel veilig. De bonden zouden zich daarom meer moeten bezighouden met strijd van onderop, met directe actie, vindt Hoogenboom.

Actievoeren

“Veel migranten die op Schiphol als schoonmaker werken, hebben in hun land van herkomst een opleiding gehad, maar hier komen ze onderaan de maatschappelijk ladder terecht. Schoonmaken is de laagstbetaalde baan voor arbeiders. Verliezen ze die, dan hebben ze niets meer. De schoonmakers die goed Nederlands spreken en goed zijn opgeleid, worden door leidinggevenden als een bedreiging beschouwd. De bazen boven de voormannen zijn echt niet geïnteresseerd in de schoonmakers. Ze bieden hen meestal geen taalles en geen cursussen om hen vooruit te helpen. De schoonmakers weten zelf niet hoe ze uit hun slechte positie kunnen geraken. Ze verkeren niet in een sociale omgeving die hen kansen biedt en ze hebben geen netwerken die hen hogerop kunnen brengen.”

Sinds de 5 maanden dat Hoogenboom actief is op Schiphol heeft hij zo’n 200 schoonmakers gesproken en ook enkele bijeenkomsten georganiseerd. “We zitten nog volop in het proces van organizing. Er moeten geschikte afgevaardigden worden gevonden die veel steun hebben van hun collega’s en die het hele systeem goed in de peiling hebben. We zijn nog niet zo ver om onszelf zichtbaar te maken, maar de bazen weten dat we bezig zijn. Toen ik eens met wat schoonmakers een broodje aan het eten was, werden we lastig gevallen door de bewaking. Zodra de bazen lucht krijgen van het organizen, ontstaat er meteen druk. Soms geeft men schoonmakers rotklussen, omdat ze in contact staan met mensen als ik. De bazen zijn duidelijk bang voor onze invloed.”

Schoonmakers en organizers kunnen op diverse manieren actief zijn. “Een staking geeft soms niet het gewenste effect. Dan zetten de bazen meteen nieuwe arbeiders in, dat mag van de rechter als het om schoonmakers gaat. Er kunnen wel demonstraties bij het bedrijf worden georganiseerd, waarvoor dan zeker ook steun wordt gezocht bij maatschappelijke organisaties, kerken en moskeeën. Slechte publiciteit is een goed pressiemiddel. We voeren trouwens niet alleen actie tegen de schoonmaakbedrijven, maar juist ook tegen de grote bedrijven die hen inhuren. Die zijn gevoelig voor imagoschade en zullen beseffen dat we een factor zijn waar ze rekening mee moeten houden. Door te vechten krijgen we respect”, aldus Hoogenboom. Kuti is blij met de komst van de organizers. “Alleen ben je kwetsbaar, maar met elkaar voel je je beschermd. Na de bijeenkomsten vertellen we anderen wat er besproken is. We maken hen enthousiast. Met elkaar delen we een hoopvol geheim.”

Christopher Kuti is een schuilnaam

Terug