Groot-Brittannië: actievoeren tegen dwangarbeid
In Groot-Brittannië spelen soortgelijke dingen. Daar boekt de strijd tegen dit soort werkdwang soms opvallende successen. Betrekkelijk kleine groepen actievoerders zijn er in geslaagd om grote aandacht op de dwangarbeid te vestigen, om het verschijnsel omstreden te maken. Sommige grote bedrijven weigeren, vanwege de publicitaire schade, om door de overheid doorgestuurde baanlozen onbetaald te werk te stellen tegen hun wil. De overwinning van actievoerders op de werkdwang is echter bepaald niet volledig, hoe leerzaam en hoopgevend de gang van zaken ook is.
Al in de laatste maanden van 2011 was er in The Guardian aandacht voor het misbruik dat van stagiaires gemaakt werd. Zij doen vaak allerlei gangbare werkzaamheden in bedrijven, zonder veel begeleiding of opleiding erbij. Ze functioneren dus gewoon als personeelsleden. Maar ze krijgen maar al te vaak niet eens het minimumloon. Vaak zijn de werkzaamheden ook volstrekt niet passend bij hun opleiding. Langs deze weg gebruiken bedrijven vrijwel onbetaalde arbeidskrachten. De regering stimuleert de inzet van stagiaires “om de sociale mobiliteit te bevorderen”. Volgens een schatting zijn er tussen de 50 en 70 duizend stagiaires, waarvan 10 tot 15 duizend onbetaald. Dat laatste, eigenlijk alleen bedoeld voor daadwerkelijke werkervaringsplaatsen, komt dus ook voor bij mensen die gewoon het werk van hun wel regulier betaalde collega’s doen. Er hangt nu een reeks schadeclaims van stagiaires in de lucht. Zeer terecht willen die geld zien voor het reguliere werk dat ze verricht hebben. Veel kwalijker nog was de verlichte arbeidsinzet van baanlozen, in het kader van diverse overheidsprogramma’s om mensen zonder baan aan het werk te zetten. Landelijke aandacht kreeg Cait Reilly een jonge vrouw die door de sociale dienst aangeraden werd om eens te gaan kijken voor een verkoopfunctie bij het winkelbedrijf Poundland. Ze aarzelde, want ze was elders werkervaring aan het opdoen en moest dat afbreken. Ze ging toch kijken, kreeg op een open dag te horen dat de werktraining niet één week duurde, zoals haar was verteld, maar mogelijk wel zes. Ze twijfelde, maar kreeg te horen dat, als ze niet deelnam, haar uitkering gekort of zelfs stopgezet kon worden. Dus ze moest wel. Ze werkte twee weken bij Poundland, onbetaald, en stond daarna weer op straat. Ze vecht de gang van zaken nu langs juridische weg aan, en wijst op de diverse beleidsmaatregelen die overheden op baanlozen loslaten, tot aan 50 duizend van deze mensen een arbeidsplicht zonder betaling van loon opleggen, een plicht die ze dus niet kunnen weigeren zonder hun schamele uitkering in gevaar te brengen.Puur economische dwang verplicht mensen dus tot het doen van werk, veelal voor grote commerciële bedrijven als Tesco, maar ook wel instellingen als Oxfam. Uit onderzoek van The Guardian bleek dat Tesco, Sainsbury’s, McDonald’s, Burger King en negen andere bedrijven gebruik maken van baanlozen die door sociale dienst of vergelijkbare instellingen worden gestuurd om onbetaald te werken. Minister Chris Grayling van Werkgelegenheid, beweerde dat het slechts om zeer kortlopende projecten ging, en dat mensen zich na een week straffeloos konden terugtrekken. Het verhaal van Reilly liet al zien dat dit niet klopte, en al snel kwamen er meer soortgelijke verhalen naar boven.
In februari en maart volgden er acties. Mensen van allerlei groeperingen – Right to Work en de daarbinnen actieve Socialist Workers Party (SWP), Solidarity Federation, UK Uncut, en plaatselijke groepen en individuen – hielden op 3 maart een actiedag tegen workfare, zoals de vormen van dwangarbeid voor uitkeringsgerechtigden bekend staan. De actie bestond uit protesten – pickets – op de stoep van bedrijven die gebruik maakten van deze vorm van dwangarbeid, hier en daar onder het motto: “If you exploit us, we will shut you down”. Acties waren er op die dag in Londen, Edinburg, Liverpool, Glasgow, Manchester, Brighton, Birmingham en elders. Op 31 maart was er een volgende actiedag tegen workfare, waarvoor met name de anarcho-syndicalistische Solidarity Federation zich inzette.Maar al vóór de twee actiedagen gonsde het. Ze hadden effect al voordat ze goed en wel op gang waren gekomen! Bedrijven, kennelijk onder de indruk van de negatieve publiciteit die zelfs bescheiden acties voor hun deur opleverden, begonnen zich uit gedwongen tewerkstellingsprojecten terug te trekken en maakten bekend dat ze alleen nog mensen die vrijwillig deelnamen in wilden zetten. Tesco, Waterhouse en anderen volgen deze lijn. De regering pruttelde eerst nog dat er van echte dwang geen sprake was, dat het allemaal voor de bestwil van baanlozen was en dat mensen niet zo moesten zeuren, maar ging ook overstag – gedeeltelijk. Op 29 februari had het departement voor Werk en Pensioenen al bekend gemaakt dat de sanctie die onderdeel was van het workfare-beleid – twee weken geen uitkering als je de werkplek voortijdig verliet – kwam te vervallen. Druk van bedrijven die uit het programma stapten of daarmee dreigden, droeg daaraan bij.
Politici hadden dus bakzeil gehaald tegenover vastberaden actievoerders. Rechtse media betoonden zich echter, zoals vaak, slechte verliezers en klaagden over “anti-kapitalistische extremisten” en “diehard SWP-agitatoren”. De acties hadden, zoals we al zagen, een veel bredere en meer gevarieerde samenstelling dan alleen deze trotskisten, maar de regering had kennelijk een zondebokje nodig. De vraag waarom bedrijven al overstag gingen wegens acties van zo’n klein marginaal groepje – zoals politici het afbeeldden – werd in die kring niet gesteld. Was het misschien zo dat de weerklank van de protesten toch veel groter was dan de beleidsmakers onder ogen wilden of konden zien? De actievoerders hadden trouwens maar gedeeltelijk gewonnen. Op 22 maart berichtte The Guardian alweer dat mensen die vrijwillige deelname aan een werkproject hadden afgewezen, doodleuk gedwongen werden om aan een ander werkproject in een andere regeling – Groot-Brittannië kent zeker vijf relevante regelingen – deel te nemen. De strijd tegen dwangarbeid is dus bepaald nog niet voorbij, en via de website van Boycott Workfare zijn de gebeurtenissen prima te volgen. Ook op de website Vakbondsvernieuwing is meer te vinden. Voor actievoerders in Nederland zijn er interessante lessen uit het verhaal te leren. De eerste is simpel deze: dit soort strijd is niet kansloos, dit soort strijd kan worden gewonnen, workfare is niet onkwetsbaar. De tweede is: bedrijven willen niet gezien worden als slavendrijvers, als instellingen die dwangarbeid inzetten. Dat maakt ze kwetsbaar voor publieke druk, dat maakt naming en shaming hier effectief. Door betrokken bedrijven tot doelwit te maken en op hun stoep te gaan staan, wisten actievoerders de poten onder workfare weg te zagen. Daar bleek een zwakke plek te zitten. Laten we in Nederland op zoek gaan naar de vergelijkbare zwakke plek, en die meedogenloos onder druk zetten.Peter Storm
Maker van het weblog Rooieravotr