Het nieuwe onbetaalde werken onder staatstoezicht, ofwel: de verkwanseling van vrijwilligerswerk

Het enige dat nog telt.
Het enige dat nog telt.
Een groot deel van de samenleving kan niet draaien zonder vrijwilligers. Vrijwilligerswerk is onmisbaar in de zorg, het onderwijs, de hulpverlening, de culturele sector, het verenigingsleven, sport en spel, en meer. Als vrijwilligers geven we vrijwillig onze tijd en energie om de wereld een stukje beter te maken, om met elkaar samen iets op te kunnen bouwen, om anderen te helpen. En juist omdat het vrijwillig is, leggen we onze ziel en zaligheid erin en halen we daar voldoening uit. Echt vrijwilligerswerk is onmisbaar. Echt vrijwilligerswerk gaat niet om winst. En daarom laten we ons als “vrijwilliger” niet voor het karretje van het kapitalisme spannen.

This text in English

Lees hier meer over de “tegenprestatie” en vrijwilligerswerk in Leiden.

We doen vrijwilligerswerk omdat niet alles om geld hoeft te draaien, omdat we leuke dingen willen doen voor anderen en die betaalbaar willen houden. Of misschien willen we gewoon samen iets voor onszelf opbouwen, wat gemakkelijker voor vrijwilligers is, juist omdat we niet per se grote bedrijfsplannen hoeven te schrijven. We ontmoeten allerlei mensen, we versterken ons sociale netwerk en dat van de mensen om ons heen. We krijgen er veel voor terug: een dankbaar gevoel, een gevoel van saamhorigheid, een gevoel van kracht. We doen het omdat we het wíllen, omdat we het werk dat we als vrijwilliger doen op zich waardevol vinden, en niet omdat we er bijvoorbeeld geld mee willen verdienen. Voor velen van ons is het niet meer dan logisch om ons vrijwillig in te zetten voor een betere wereld. Onze solidariteit met de wereld om ons heen, dat collectieve belang, motiveert onze individuele keuze om vrijwillig iets te doen.

Economische drijfveer

Maar politici en bestuurders doen het meer en meer voorkomen alsof ons individuele belang de reden zou moeten zijn om vrijwilligerswerk te doen. We moeten in onszelf investeren, werknemersvaardigheden leren, gaten vullen in onze cv. Als arbeider op een geflexibiliseerde arbeidsmarkt moeten we, als we “tussen twee banen in zitten”, onze waarde op de arbeidsmarkt op peil houden door onbetaald aan het werk te blijven. Vrijwilligerswerk is een carrièrebooster en staat goed op je cv, zo wordt gezegd. Tegenwoordig dan. Want waar eerder vrijwilligerswerk helemaal niet zo belangrijk voor het krijgen van een baan was, is het nu bijna een vereiste. Vrijwilligerswerk is daarmee niet meer een doel op zichzelf, maar een stap naar het “echte” werk, het betaalde werk. Overheidsinstanties die met baanlozen te maken hebben, zien dat ook letterlijk zo. De “participatieladder” telt zes treden naar betaald werk, en “onbetaald werk” staat op trede vier.

We moeten tegenwoordig de motivatie voor vrijwilligerswerk dus uit ons individuele economische belang halen, en niet meer uit het collectieve belang. Natuurlijk, voor veel vrijwilligers is er niets veranderd. Vrijwilligerswerk was al een onderdeel van ons leven, en we zijn van plan om het te blijven doen. Ook al waren er eerder vanzelfsprekend mensen die vrijwilligerswerk zagen als opstapje naar een baan, om ervaring op te doen of om te netwerken. Op individueel niveau is daar ook niets mis mee. Het probleem zit in de trend waarbij vrijwilligerswerk in toenemende mate nodig is om een betaalde baan te krijgen, en daarmee vooral een economische drijfveer moet hebben, en in feite onderdeel van de arbeidsmarkt wordt. Zo wordt onze vrije ontwikkeling en expressie in commerciële banen geleid ten behoeve van de dwingende eisen van de arbeidsmarkt. En de keuze om vrijwilligerswerk te doen, maken we niet meer individueel, nee, die keuze wordt “collectief” op beleidsniveau gemaakt. We moeten vrijwilligerswerk doen!

Onbetaalde arbeid en verdringing

Is vrijwilligerswerk op basis van economische motivatie nog vrijwilligerswerk? Of moeten we het onbetaalde arbeid of dwangarbeid noemen? En vrijwilligerswerk is nog maar één voorbeeld van een scala aan vormen waarin onbetaalde arbeid wordt gegoten. Het wordt bijvoorbeeld steeds normaler dat net afgestudeerden onbetaalde stages moeten lopen voordat ze überhaupt kans maken op een betaalde baan. Baanlozen moeten massaal “werknemersvaardigheden aanleren” in dwangarbeidtrajecten, ook degenen die al jarenlang “actief” zijn geweest op de arbeidsmarkt. Er was altijd al de proeftijd bij een nieuwe baan, bedoeld om de werkzaamheden te leren en te kijken of het werk van beide kanten bevalt. Een werknemer heeft dan nog niet de volledige bescherming van arbeidsrechten, maar wel al een salaris. Maar die proeftijd wordt nu soms vooraf gegaan door een periode van gratis meelopen, ook als het gaat om banen waar geen opleiding voor nodig is, maar iemand alleen ingewerkt moet worden. Allerlei manieren dus waarop steeds meer werk steeds langer onbetaald moet worden verricht. Hoe meer er onbetaald wordt gewerkt, hoe meer betaald werk er verdwijnt en hoe in het algemeen de betaalde baan voor baanlozen verder weg komt te staan. En dat is met medeweten, medewerking of op stimulans van sociale dienst-consulenten die baanlozen naar betaald werk zouden moeten leiden. Zij helpen dus actief mee aan de vernietiging van betaald werk.

Ook door de massale bezuinigingen die de laatste jaren zijn doorgedrukt, vooral op sociale voorzieningen, is betaald werk verder weg komen te staan. Enorm veel werk wordt niet langer meer beloond met een salaris, maar moet nog wel worden gedaan. Met de ideologie van de “participatiemaatschappij” proberen beleidsmakers dat op te vangen. Oftewel: zoveel mogelijk mensen zoveel mogelijk onbetaald werk laten doen. Maar dan wel van bovenaf gemanaged en aangestuurd. Baanlozen vrijwilligerswerk in duwen, of laten geloven dat vrijwilligerswerk hen aan een baan gaat helpen, vormt daar een onderdeel van. En veel organisaties die zware bezuinigingen krijgen te verwerken, spelen daar graag op in. Maar als wat eerst een betaalde baan was, daarna door vrijwilligers gedaan moet worden, betekent dat uiteraard dat er minder banen op de arbeidsmarkt zijn. Die ontwikkeling wordt verdringing genoemd. De bezuinigingen aan de ene kant en baanlozen vrijwilligerswerk induwen om die bezuinigingen op te vangen aan de andere kant maken samen deel uit van hetzelfde beleid. Baanlozen moeten onbetaald het werk opknappen dat de overheid eerder heeft weggesneden.

Professionalisering

Met het afnemende aantal betaalde banen hebben vrijwilligersbureaus inmiddels een enorme professionaliseringsslag gemaakt. Dezelfde woorden als bij betaald werk worden gebruikt bij vrijwilligerswerk: er zijn heuse “vacaturebanken” met “vacatures” die niet onderdoen voor betaald werk-vacatures. Dat die overlap niet denkbeeldig is, zien we ook aan het feit dat in de vacaturebanken voor vrijwilligers ook vacatures voor stages staan. Vrijwilligers kunnen zichzelf met hun cv op de vacaturewebsites “aanbieden”, en organisaties en bedrijven kunnen dan op deze “profielen” reageren. Het “matchen’ van vrijwilligers en organisaties wordt zo steeds meer gestroomlijnd. Bemiddelingsbureaus voor vrijwilligers worden zo steeds meer een soort uitzendbureaus. En sommige vrijwilligersvacatures zouden zo fulltime betaalde banen kunnen zijn. Vrijwilligerscoördinator, pr-medewerker, mantelzorgondersteuner, begeleider voor terminaal zieken, allemaal verantwoordelijke taken waar een opleiding voor nodig is, die vaak ook wordt geëist. Werk dat nog niet heel lang geleden gewoon werd betaald. Er zijn ook genoeg vacatures die opgeknipte banen lijken te zijn, zodat vrijwilligers het werk in kleinere hapjes kunnen doen. Kok voor een paar avonden per week bijvoorbeeld, of elke ochtend een bed opmaken in een verzorgingstehuis.

Het is opvallend dat de professionaliserende vrijwilligerssector voor een aanzienlijk deel draait op vrijwilligers en stagiaires. Zo worden vrijwilligers door andere vrijwilligers naar vrijwilligerswerk begeleid en op een efficiënte en goedkope manier in de molen van onbetaald werk gehouden. Zo komt een soort vrijwilligersindustrie op gang, voor en door vrijwilligers, die het gemakkelijker maakt om betaald werk langzaam om te zetten in onbetaald werk.

Reproductief werk

Bij al dat “nieuwe” vrijwilligerswerk gaat het voor een groot deel om zorgtaken. Reproductief werk dus, waarbij het menselijke aspect centraal moet staan. Waarom nu juist dat werk? Ten eerste omdat iemand het moet doen. Ook al wordt het niet meer betaald, dan nog zal het onvermijdelijk wel gedaan moeten worden. Er was al steeds meer een beroep op “mantelzorgers”. Met de nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) moeten er behalve familieleden ook kennissen en buren worden ingeschakeld. En om steeds meer overvraagde mantelzorgers af en toe te ontlasten (ze moeten immers niet uitvallen), is er zoiets als respijtzorg ontstaan. Daarbij wordt de mantelzorger voor een tijdje vervangen, in de meeste gevallen ook weer door vrijwilligers. En om bezuinigingen op te vangen wordt in het zogenaamde “keukentafelgesprek” bekeken wie er van het sociale netwerk taken kan overnemen van betaalde zorgkrachten waar geen geld meer voor zou zijn. Als we niet willen, dan worden we emotioneel gechanteerd met onze moeder, buurman of goede vriend die ons nodig heeft. En met de mantra dat “iedereen een steentje bij moet dragen”, want we leven immers in de “participatiemaatschappij”. De boodschap daarbij is dan ook dat iedereen altijd moet werken, en als het niet betaald is, dan maar onbetaald.

Ten tweede heeft reproductief werk altijd een lagere status gehad dan ander werk. Veel van de zorgtaken die betaalde banen zijn geworden, vormden vroeger de onbetaalde arbeid die vooral door vrouwen werd uitgevoerd. Nu vrouwen “mee mogen doen” met de arbeidsmarkt, mee moeten doen zelfs, zijn zorgtaken eerst uitbesteed aan zorginstellingen, crèches en huishoudelijk werkers, onder wie veel migranten. Voor wie tenminste kinderopvang kan betalen, want de kinderopvang is duur en vormt een van de gebieden waarop flink is bezuinigd. In verzorgingstehuizen kom je niet meer binnen, tenzij je heel ziek bent of veel geld neertelt. En al die organisaties en instellingen zijn vercommercialiseerd, aan het reorganiseren geslagen ofwel aan het bezuinigen op de werkvloer. Al jaren klagen zorgmedewerkers dat de werkdruk toeneemt en dat ze geen tijd hebben om nog iets “leuks” met cliënten te kunnen doen. Daar werden al in toenemende mate vrijwilligers voor ingezet. Maar de vrijwilliger rukt nu nog verder op en neemt ook allemaal taken over die vroeger door een huishoudelijk werker of verzorgende betaald werden verricht. Reproductief werk wordt daarmee weer naar de onbetaalde sector geduwd. Een fenomeen dat de antropoloog David Graeber ook beschrijft: het meest waardevolle en betekenisvolle werk wordt het slechtst (of helemaal niet) betaald. En vrouwen, in ieder geval die aan de onderkant van de samenleving, zijn daarvan opnieuw het meest de dupe. Zij werken immers het vaakst in het betaalde reproductieve werk dat nu wordt wegbezuinigd, en zijn ook degenen aan wie de meeste onbetaalde zorgtaken ten deel vallen.

Overheidsbezuinigingen opvangen

Ook op andere terreinen rukt de vrijwilliger op om de gaten op te vullen die zijn veroorzaakt door schaamteloze bezuinigingen. In de welzijns- en liefdadigheidssector bijvoorbeeld, waar overheidssubsidies danig zijn teruggelopen. En ook overheidstaken zelf worden in toenemende mate door vrijwilligers verricht. De staat had zich eerder al ingespannen om initiatieven van onderop of lokale buurtgerichte activiteiten de nek om te draaien. Nu moet dat weer worden opgebouwd, maar dan wel gratis en op voorwaarden van de staat. Denk bijvoorbeeld aan het verzorgen van gemeentelijk groen, waarbij een toenemend beroep op de “eigen kracht” van buurten wordt gedaan, onder het mom van “participatie”, of zelfs zogenaamd “meer democratie”. Als de buurt de middelen krijgt en zelf de regie mag voeren, kan die “burgerparticipatie” op zich wel goed uitpakken. Maar meestal wil de overheid een flinke vinger in de pap hebben, zodat het weliswaar niet meer rechtstreeks door de staat, maar wel op voorwaarden van de staat wordt uitgevoerd. En dan ook nog eens voor een schijntje. Organisaties of initiatieven die daaraan niet voldoen, dreigen hun subsidie te verliezen. De overheid gebruikt de goede naam van vrijwilligerswerk om de dwang en de bezuinigingsgaten te verhullen. Vrijwilligersinitiatieven worden voor het karretje van de overheid gespannen en gebruikt om bezuinigingstargets en disciplineringsdoelen te halen.

Tegenprestatie en gedwongen vrijwilligerswerk

Subsidies zijn een manier om buurtinitiatieven de “gewenste” richting in te dwingen, en de uitkering is dat voor baanlozen. Uitkeringsgerechtigden zijn volgens de overheid bij uitstek geschikt om het werk uit te voeren dat tot onbetaalde arbeid is gebombardeerd. In 2012 sprak Doorbraak met een “activeringsmedewerker” die bij een welzijnsorganisatie baanlozen verplicht aan het vrijwilligerswerk moest “helpen”. Gemeenten moeten op grond van de Participatiewet een tegenprestatie vragen van uitkeringsgerechtigden. De centrale overheid houdt daarbij scherp in de gaten dat er niet alleen om een “vrijwillige tegenprestatie” wordt gevraagd, maar dat er ook een “verplichte tegenprestatie” wordt opgelegd. De tegenprestatie houdt in dat uitkeringsgerechtigden “iets terug moeten doen voor hun uitkering”. In sommige gemeenten gaat dat gepaard met harde dwang en moeten baanlozen bijvoorbeeld papier gaan prikken, voor een fiks aantal uur per week. In andere gemeenten gaat het subtieler en worden mensen het vrijwilligerswerk ingeduwd.

Een van de eisen aan de tegenprestatie is dat het “maatschappelijk nuttig” moet zijn. Maar wie bepaalt wat dat is? Er zullen vast heel wat consulenten zijn die vinden dat bijvoorbeeld politiek activisme, denk aan het verzet tegen de tegenprestatie, niet “maatschappelijk nuttig” is, terwijl dat voor onszelf een van de waardevolste vormen van vrijwilligerswerk zou kunnen zijn die we kunnen bedenken. Niet alle vormen van vrijwilligerswerk zullen dus zomaar worden goedgekeurd. Bovendien is, zoals gezegd, vrijwilligerswerk ook steeds meer noodzakelijk om nog kans te maken op een betaalde baan. Deze twee zaken zorgen ervoor dat we niet meer “kiezen” voor het vrijwilligerswerk dat we intrinsiek belangrijk vinden, maar dat we in de richting worden geduwd van de onbetaalde arbeid die erg dicht bij betaalde arbeid zit. Want deze arbeid levert de meest relevante werkervaring op. Officieel heeft de tegenprestatie weliswaar geen reïntegratiedoel. Maar het is zeer waarschijnlijk dat de overheid er een voorkeur voor heeft dat we dit soort vrijwilligerswerk doen. En dat is ook juist de arbeid die je reinste verdringing is!

Veel gemeenten voeren de tegenprestatie op een “subtiele manier” in. Zij gebruiken expres woorden als “stimuleren”, “activeren”, “motiveren” en “uit het isolement halen”. Dat klinkt wel aardig: geen dwang, maar mensen alleen helpen om vrijwilligerswerk te vinden. Maar is het ook zo mooi? Want als “ze echt niet willen”, dan is er wel degelijk dwang. In feite maakt de gemeente tegenover de baanloze duidelijk: als jij niet binnen een aantal maanden vrijwilligerswerk vindt, dan leggen we jou de verplichte tegenprestatie op. De dreiging van de tegenprestatie is dus concreet en valt samen met een aangescherpt sanctiebeleid, een aangescherpt fraudebeleid en een uitgebreide en onmogelijke inlichtingenplicht. Dat is de sociaal-democratische manier, waarbij de dwang vaak niet expliciet is, maar altijd als een schaduw op de achtergrond meespeelt. Er bestaat met andere woorden altijd de dreiging dat je bestaanszekerheid wordt afgepakt. Het valt te vergelijken met de werkwijze van de zogenaamde “vrijwillige” terugkeer, waarbij illegaal gemaakte vluchtelingen en migranten met het mes op de keel worden gedwongen om mee te werken aan hun eigen deportatie. Doen ze dat niet, dan wacht maandenlange detentie en een mogelijk fysiek gewelddadige deportatie.

Er ontstaat dus een grijs gebied tussen echt vrijwilligerswerk en dwangarbeid. Veel baanlozen zullen worden gedwongen om iets te zoeken waar ze in feite niet echt op zitten te wachten, en wat ze dan maar gaan doen, meer of minder gemotiveerd. Dat vormt niet alleen een probleem voor baanlozen, maar ook voor vrijwilligersorganisaties. Want er komt zo een zweem van dwang te hangen rond vrijwilligerswerk. In de vrijwilligerssector komen zo steeds meer mensen te werken die misschien maar half zijn gemotiveerd.

Verzet tegen gedwongen vrijwilligerswerk

In Groot-Brittannië heeft de actiegroep Boycott Workfare ervaring met door de overheid opgelegd vrijwilligerswerk. Daar heeft de overheid verschillende dwangarbeidtrajecten bedacht. Sommige daarvan zijn officieel vrijwillig. Maar als je weigert om aan de “vrijwillige” trajecten mee te doen, dan word je doodleuk een verplicht traject in de maag gesplitst. Hoe vrijwillig is het “vrijwillige” traject dan nog? Boycott Workfare noemt die trajecten dan ook gewoon dwangarbeid. De actiegroep is al een tijd met de campagne “Houd vrijwilligerswerk vrijwillig” bezig. Organisaties kunnen een verklaring ondertekenen waarin ze aangeven niet mee te werken aan dwangarbeidtrajecten. De verklaring is inmiddels door honderden organisaties ondertekend. De campagne is hard op weg om gedwongen vrijwilligerswerk onmogelijk te maken.

In Nederland is het beleid verschillend per stad, komt het vaak wat vager over en lijkt de dwang implicieter dan in Groot-Brittannië. Maar dat maakt het niet minder belangrijk om tegenwicht te bieden aan de tendens waarbij vrijwilligerswerk tot een commercieel product, een reïntegratietool of een disciplineringsinstrument wordt gemaakt. Vrijwilligerswerk moet echt vrijwillig blijven en mag geen betaalde banen verdringen of keiharde bezuinigingen verhullen.

Joris Hanse
Mariët van Bommel