Honderden executies door Nederlandse soldaten op Sumatra
5 januari 1949, Rengat. De 23-jarige TNI-militair (Indonesisch verzet) Wasmad Rads hoort ’s ochtends het aanzwellende geluid van vliegtuigen. “Operatie Modder” is van start gegaan. Het doel van de operatie is om de olievelden bij Rengat te heroveren. Niet veel later ziet het zwart van de “cocoh merah”, ofwel “rode snavels”, zoals Rads de mustang bommenwerpers noemt in zijn biografie. Ze „schieten burgers neer uit de lucht, de menigte op de markt wordt gebombardeerd, mensen worden beschoten tot ze omvallen”, schrijft hij. De rivier waar al snel lijken in drijven „kleurt rood” (…) Rond 11 uur, enkele uren nadat de bombardementen waren begonnen, landde luitenant R. F. de Mey met 180 man parachutisten van gevechtseenheid het Korps Speciale Troepen op kampong Skip, een woonwijk. De soldaten trokken het stadscentrum in, waar zij volgens Rads in zijn boek 27 politieagenten en een onbekend aantal civiele beambten en gevangenispersoneel op een veldje executeerden en in de rivier gooiden (…) De aangeslagen assistent-resident, F. Hartsteen, meldt dat mensen „werden gedwongen in de rivier te springen om daarna door automatisch vuur te worden afgemaakt”. Hij liet een bewoner, Sabirroedin, een rapport opmaken op basis van ooggetuigenverslagen. Die meldt dat ook op vrouwen en kinderen was geschoten: „een vrouw met een baby in de arm onder het bed, doch deze werden ook afgemaakt plus nog een jongen van 8 jaar.” Ook werd een oude man, Rasiman genaamd, samen met zijn zonen van 10, 15 en 20 jaar oud doodgeschoten. Een vader met zijn gehandicapte zoon trof hetzelfde lot. Jatinah, een 15-jarige verpleegster, werd gedood toen ze de paratroepers haar lichaam weigerde.
Anne-Lot Hoek in Ook op Sumatra richtte Nederland een bloedbad aan (Java Post)