LHBTQIA-vluchtelingen hoeven niet te leren leven met LHBTQIA-fobische mensen
Wij hebben gelukkig niet heel lang hoeven te verblijven in azc’s. We zijn in een heel korte tijd in meerdere geweest, maar we hadden al snel een huis in Oostzaan, een vierslaapkamerflat voor acht personen. Ik heb het vermoeden dat het allemaal zo snel ging omdat mijn vader zo’n lastpak was. Vanaf de eerste dag in het eerste azc was mijn vader een en al verontwaardiging, klachten en eisen.
Ik kan het me goed herinneren, dat eerste conflict tussen mijn vader en de azc-medewerkers. Bij aankomst bleek dat wij, mijn ouders, mijn broers en mijn zus, in een grote slaapzaal met andere vluchtelingen zouden leven, voor onbepaalde tijd. Ik kan me nog goed zijn verontwaardiging en woede voor de geest halen. En ook de vertwijfeling van de azc-medewerkers die zijn razendsnelle, rijke Franse woordenwaterval, in perfecte dictie, met moeite konden volgen. Ik denk dat zij zijn shock eigenlijk niet goed konden plaatsen. Ik denk dat hun aanname, dat hij dankbaar zou moeten zijn, hem deed duizelen. Maar ik was bang, bang dat we op de een of andere manier toch in de gevangenis waren gekomen, bang van deze mensen die niet onder de indruk waren van mijn vaders toorn, bang dat we toch niet ver genoeg waren gevlucht.
Al snel werden we overgeplaatst naar een andere ruimte, later naar een ander azc, en nog eens later naar twee andere azc’s, meen ik me te kunnen herinneren, alvorens ons een huis werd aangeboden. En bij elk azc wist mijn vader iets op of aan te merken, telkens weer had hij ruzie met de andere vluchtelingen, de medewerkers, de staf van de vreemdelingendienst, de advocaat en, bovenal, de bewakers. Elke keer wist mijn vader de andere vluchtelingen te organiseren, geheime meetings te voeren en lijstjes van eisen op te stellen; eisen over het eten, over de hoogte van het zakgeld, over speelgoed voor de kinderen, over speelplaatsen voor de kinderen, over extra lessen voor de kinderen, over uitjes voor de kinderen, over psychologische behandeling voor de kinderen, veel ging over de kinderen. De andere vluchtelingen waren vaak bang, iedereen voelde zich bespied door de bewakers, de medewerkers, de hulpverleners, de artsen, iedereen met macht over hun levens. Mijn vader leek omringd met paranoïde mensen met verschillende trauma’s van repressie door hun overheden, hun religieuze leiders, hun bazen, hun cultuur, hun buurland, door iedereen met macht over hun levens; ze vergaderden in verschillende talen, vanuit verschillende normen en waarden, over verschillende behoeften en angsten, maar ze vergaderden onvermoeibaar. Ik werd er alleen maar banger door; dit alles leek me een herhaling van een geschiedenis die ik me nog alleen durfde te herinneren in mijn nachtmerries. De geheime vergaderingen bij ons thuis, in Burundi, over machthebbers, over waardigheid, over vrijheid, over gelijkheid, over gerechtigheid. Die geheime, fluisterende, paranoïde vergaderingen die misschien hebben geleid tot de bommen, het gegil, het geschreeuw, de woedende menigte aan onze poort, de rottende doden op de weg naar veiligheid, de angst, het vluchten, het nooit meer terug mogen.
Ik hoopte dat hij ermee zou stoppen, het opruien van anderen, het ruzie maken met de azc-medewerkers. Ik hoopte ons daarmee veilig te stellen. Ik denk dat mijn vader precies hetzelfde beoogde: ons veilig stellen door zijn lotsbestemming weer in handen te nemen; hij moest zijn onmacht te boven komen, hij moest zijn afhankelijkheid aan de tand voelen, hij moest zijn kwetsbaarheid als vluchteling en hoofd van een vluchtend gezin bestrijden. Aldus trok hij ten strijde, en met hem anderen, tegen een systeem dat zijn kwetsbaarheid en afhankelijkheid voor lief nam, gebruikte en zelfs afdwong. Want kwetsbaarheid is iets dat we een ander aandoen. Kwetsbaarheid is niet een inherente kwaliteit, het is het resultaat van scheve machtsverhoudingen, van uitsluiting, uitbuiting en onderdrukking. Het kwetsbaar maken van een wezen, een gemeenschap, een gezin behelst ontheemding, ontworteling. De kwetsbaarheid van vluchtelingen komt voort uit het reductieve geweld van stereotypen, karikaturen en ontmenselijking. Vluchtelingen worden geïsoleerd in afgelegen verwerkingskampen, eufemistisch azc’s genaamd. Hun lotsbestemming, en dat van hun dierbaren, wordt in de handen geplaatst van instituties en ambtenaren die beloond worden voor het zo snel mogelijk afwijzen en deporteren van zoveel van hen als mogelijk. Doelbewust plaatsen we ontheemde, ontwortelde, getraumatiseerde, afgezonderde, opeengestapelde, overbelaste mensen, gezinnen, gemeenschappen dan nog eens in de precariteit. We gunnen hen niet eens adequate toegang tot psychologische zorg en traumaverwerking, alvorens we hen in detentiecentra gevangen houden en vervolgens deporteren naar onveilige gebieden. Je zou het bijna, in een vlaag van paranoia, een grootschalig experiment kunnen noemen. Een experiment met als doel mensen kwetsbaar te maken en te houden via staatsgesanctioneerde pesterijen.
Zo ook de Amsterdamse plannen voor een speciale opvang voor asielzoekers, de zogenaamde Extra Begeleidings- en Toezichtslocatie. Zo’n vijftig mensen zullen hier worden opgevangen die voor overlast zorgen in de opvanglocatie waar ze nu verblijven. Denk aan (herhaaldelijk) agressief gedrag richting medebewoners of personeel, het aanrichten van vernielingen of het discrimineren of intimideren van medebewoners, zo schreef staatssecretaris Klaas Dijkhoff van Veiligheid en Justitie op 3 juli aan de Staten Generaal. Deze vijftig wanordelijke personen zullen onder cameratoezicht leven en bewaakt worden door buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s), gemachtigd om geweld te gebruiken en preventief te fouilleren. Dit alles zonder tussenkomst van een strafrechter, zonder dat de politie en het OM een strafrechtelijke vervolging hoeven te initiëren en vervolgens te verdedigen in een strafrechtelijke procedure. Mijn paranoïde vluchtelingenhersenen fluisteren me toe: “Dit moet wel een psychologische experiment zijn”. Hoe anders verklaar je de ironie van het schenden van de rechten van mensen die zijn gevlucht voor mensenrechten schendende overheden? Hoe anders verklaar je de behandeling van kwetsbare mensen als criminelen, terwijl je hen niet voor een misdaad krijgt veroordeeld? Hoe anders verklaar je deze zoveelste schakel in de helse lijdensweg van mensen die letterlijk nergens meer naartoe kunnen vluchten?
Ik moet denken aan een post-verkiezingsdebat waar ik dit najaar aan heb meegedaan. Het debat was georganiseerd door een organisatie van LHBTQIA-vluchtelingen. Aan het debat deed ook een Amsterdams gemeenteraadslid mee. Tot mijn verbazing hoorde ik deze GroenLinkser de zaal vertellen dat een azc voor LHBTQIA-vluchtelingen geen goed idee was. Volgens hem moeten LHBTQIA-vluchtelingen leren leven met LHBTQIA-fobische mensen, ook in Nederland; een aparte instelling zou een vals gevoel van veiligheid geven. Ik kon het niet aanhoren. “LHBTQIA-vluchtelingen hoeven niet te leren leven met LHBTQIA-fobische mensen”, onderbrak ik hem met bedwongen stem, “dat hebben ze hun hele leven al gedaan, in hun land van herkomst, in vluchtelingenkampen in de regio, onderweg naar Europa, onderweg naar Nederland, in IND-verhoren, op social media, in hun vriendenkringen, in hun familie, in de media, in het nieuws, in gesprekken met Vluchtelingenwerk, in de omgang met azc-medewerkers. Met een azc voor LHBTQIA-vluchtelingen bieden we respijt aan, respijt voor al het geweld waar ze dag in en dag uit mee moeten leven, en mee zullen moeten leven. Geef LHBTQIA-vluchtelingen, en vluchtende vrouwen en kinderen, een kans tot respijt, geef hen een veilig onderkomen, toegewijde azc’s waar ze een begin kunnen maken met een nieuw leven, waar ze kunnen beginnen te helen. Dat is geen valse veiligheid, dat is kracht cultiveren.” Waarop hij, op zijn beurt, lichtelijk geïntimideerd door het applaus, de hoop uitsprak dat Amsterdam ooit een azc zal openen waar LHBTQIA-vluchtelingen en/of vluchtende vrouwen zich veilig zullen voelen. Ik vermoed dat het nu niet meer uitmaakt. Er is kennelijk al gekozen voor een buitenwettelijke, semi-strafrechtelijke en repressieve variant voor getraumatiseerde, maar vooral lastige vluchtelingen. Een “opvang” waar bewakers een geweldsmonopolie krijgen om deze lastpakken hard aan te pakken. Lastpakken zoals mijn vader.
Olave Basabose