Links en intersectionaliteit, deel 5: Alleen een mooi analytisch model of ook bruikbaar in de actiepraktijk?
Dit is het vijfde en laatste deel van een reeks uit het Engels vertaalde artikelen over de linkse beweging en intersectionaliteit. De laatste jaren zien we dat begrip “intersectionaliteit” steeds vaker opduiken in teksten en analyses afkomstig van universiteiten en allerlei sociale bewegingen. Centraal bij intersectionaliteit staat, volgens Hodan Warsame en Ramona Sno (zie kader), “dat verschillende vormen van onderdrukking niet van elkaar los kunnen worden gezien en op elkaar inwerken”.
De reeks vertalingen
1. Wat kan anarchisme ervan leren en eraan bijdragen? Nog wat leesvoer Het zijn er nog niet overdreven veel, maar er verschijnen in Nederland langzamerhand ook meer stukken over “intersectionaliteit”. Graag vestigen we de aandacht op vier van de artikelen die we vorig jaar tegenkwamen, en die er wat ons betreft bovenuit sprongen. Stuk voor stuk zeer lezenswaardig, informatief en scherp. Allereerst het analytische stuk “Naar een intersectioneler Zwart activisme” van Hodan Warsame en Ramona Sno van 4 januari 2015, aansluitend gevolgd door de meer persoonlijke “Overdenkingen” van Sno van 10 maart. Beide op de website Dis/content, die zeer de moeite waard is om te volgen. Eind oktober publiceerde de website De Omslag, die is opgezet om de Maagdenhuisdebatten voort te zetten, het heldere artikel “Intersectionality. A travelling concept” van Nancy Jouwe en het behoorlijk kritische, maar wel solidaire “Identity Politics: Nothing Personal” van Murat Aydemir. Beide alleen in het Engels (voor zover we weten). |
Dit keer een vertaling door Ilija Andrić van “Is intersectionality just another form of identity politics?”, geschreven door leden van de Britse actiegroep Feminist Fightback en gepubliceerd in januari 2015. De vrouwen gaan in hun tekst onder meer in op de eerdere kritieken in deze reeks vertalingen. Ze stellen dat intersectionaliteit niet hetzelfde is als identiteitenpolitiek, ook al doen veel critici dat zo voorkomen. Intersectionaliteit is oorspronkelijk juist geformuleerd als kritiek op die identiteitenpolitiek, schrijven de feministen. Als analytisch frame achten ze het begrip nog steeds heel bruikbaar, maar of het echt zinvol omgezet kan worden in een feministische praktijk blijft voor hen nog de vraag.
Eric Krebbers
Is intersectionaliteit slechts een andere vorm van identiteitenpolitiek?
Dit artikel is geschreven door twee leden van het Feminist Fightback-collectief, maar het leunt zwaar op discussies binnen het bredere collectief. Het laat meer de ontwikkeling van onze gedachten zien dan dat het een uiteindelijke of gezamenlijke standpuntbepaling is. Het stuk is voor het eerst rondgedeeld voor de discussie op het Plan C “Fast Forward”-evenement in september 2014.
Feminist Fightback heeft zichzelf jarenlang omschreven als zoekende naar een praktijk van een “intersectionele” vorm van feminisme, waarbij we aangeven dat de strijd voor genderbevrijding rekening moet houden met, en zich moet aansluiten bij, strijden tegen alle vormen van onderdrukking en uitbuiting langs de lijnen van klasse, racisme, homofobie, transfobie, ableïsme, etc. Wij zijn rond 2007-2008 begonnen met het gebruiken van “intersectioneel” in plaats van “socialistisch-feministisch” omdat wij het gevoel hadden dat het laatstgenoemde dan wel een interesse in gender en klasse impliceerde, maar niet genoeg nadruk gaf aan ras. We zijn nog steeds geïnspireerd door een verscheidenheid aan marxistische en anarchistische stromingen rondom klassenstrijd, en we hadden niet het gevoel dat die tegenstrijdig zijn met ons streven naar intersectionaliteit.
Het afgelopen jaar is intersectionaliteit echter bekritiseerd in zowel de mainstream media als door links. Het zou niets anders zijn dan een verfijnde versie van identiteitenpolitiek, iets dat gezien wordt als ondermijning van de klassenstrijd. Wij hebben die kritieken met elkaar besproken en hebben geprobeerd om voor onszelf helder te krijgen of we vinden dat “intersectioneel feminisme” nog een bruikbare term is om de politiek van Feminist Fightback te beschrijven. Zoals wij hieronder aangeven, denken wij dat het niet terecht is om intersectionaliteit op een hoop te gooien met identiteitenpolitiek. Feitelijk is het zelfs zo dat toen de theorie van intersectionaliteit werd geformuleerd door zwarte feministen, hij specifiek bedoeld was om zowel als een kritiek op, als een alternatief voor, identiteitenpolitiek te dienen. We hebben het er nog steeds over of de term tegenwoordig een nieuwe reeks van betekenissen heeft gekregen ten opzichte van wat er oorspronkelijk mee werd bedoeld, en of hij dan ook ’teruggewonnen’ kan worden. Ook verschillen we van mening of intersectionaliteit beschreven kan worden als een politieke praktijk of dat het simpelweg een analytisch perspectief geeft. Het debat heeft ook ons begrip (en onze meningsverschillen) verduidelijkt over hoe wij denken dat het kapitalisme functioneert, en hoe dat kapitalisme het patriarchaat, witte suprematie, enzovoorts, reproduceert en er ook van profiteert.
Een korte geschiedenis van intersectionaliteit
De term intersectionaliteit is bedacht door Kimberlé Crenshaw in 1990, en is ontwikkeld door Patricia Hill Collins in een publicatie in datzelfde jaar. Crenshaw was een rechtsgeleerde uit de VS die was gefrustreerd door het falen van anti-discriminatiewetgeving die was ontwikkeld om te reageren op ofwel seksisme ofwel racisme. Crenshaw gaf aan dat de wet daardoor geen antwoord had op de ervaringen van degenen met ‘kruisende’ identiteiten, met name zwarte vrouwen. De ideeën van intersectionaliteit waren echter al ontwikkeld (zonder dat de term als zodanig werd gebruikt) vanaf de jaren zeventig door zwarte feministen als Angela Davis in “Women, Race, Class” en het Combahee River Collective. Zwart feminisme is altijd belangrijk geweest voor de theorieën van intersectionaliteit, juist omdat vrouwen van kleur geen andere keuze hebben dan aandacht geven aan de kruispunten van ras en gender wanneer ze strijden tegen hun eigen specifieke ervaring van onderdrukking en uitbuiting. Intersectionele ideeën kunnen ook teruggevonden worden in socialistisch-feministische, materialistisch-feministische en feministisch-marxistische analyses uit de jaren zeventig en tachtig waarbij theorieën werden ontwikkeld over de relaties tussen gender en klasse. (En natuurlijk zijn zwart feminisme en socialistisch feminisme niet twee aparte tradities, maar hebben ze elkaar vaak kritisch overlapt). Waarschijnlijk is de meest bekende statement waarin met elkaar verbonden vormen van onderdrukking benoemd worden de beschrijving van ons politiek systeem door bell hooks als een “imperialistisch, wit suprematisch, kapitalistisch patriarchaat”.
Om die reden willen we benadrukken dat intersectionaliteit voortkwam uit een kritiek op identiteitenpolitiek. In de eerste plaats als een aanval op het idee dat bepaalde aspecten van identiteit als vaststaand en coherent gezien moeten worden. Een essentialistisch begrip van identiteit was aan te treffen bij veel vormen van radicaal en liberaal feminisme, die voorstelden om vrouwen te verenigen onder een niet-bestaande universalistische identiteit van “vrouwelijkheid”, als ook in sommige anti-racistische bewegingen die niet door hadden dat vrouwen van kleur racisme anders ervaren dan het mannelijke zwarte subject. Door te laten zien dat de ervaring van individuen een samenvoeging is van een reeks elkaar kruisende vormen van onderdrukking (zwarte vrouwen ervaren bijvoorbeeld een genderspecifieke vorm van racisme, en een geracialiseerde vorm van seksisme) heeft intersectionaliteit per definitie simplistische en essentialistische conceptualisering van identiteit ondergraven. In de tweede plaats heeft de theorie van intersectionaliteit voor aandacht gezorgd voor een heroriëntatie op systemen en structuren, in plaats van op de identiteit van het individu. Individuen staan dan op het ‘kruispunt’ van elkaar snijdende identiteiten, maar vroege voorstanders van intersectionaliteit stelden duidelijk dat deze theorie erover ging hoe verschillende vormen van onderdrukking onlosmakelijk met elkaar verbonden waren op een structureel niveau.
Intersectionaliteit, identiteitenpolitiek en hun critici
Deze erkenning van hoe systemen van onderdrukking en uitbuiting niet simpelweg naast elkaar staan, maar onderling zijn verweven, is wat Feminist Fightback als het meest nuttig heeft ervaren aan de theorie van intersectionaliteit. Wij zouden willen stellen dat het kapitalisme als een economisch systeem van uitbuiting niet aan de top staat van, of parallel loopt aan, ervoor al bestaande systemen van onderdrukking, zoals het patriarchaat of racisme, enzovoorts. Volgens ons leunde het kapitalisme historisch gezien in zijn ontwikkeling op racisme en reproduceerde het, net zoals het dat ook deed met het patriarchaat, heteronormativiteit, enzovoorts. Hoewel het klopt dat op sommige momenten het kapitalisme feodale en patriarchale hiërarchieën ondermijnde, is het niet mogelijk om ook maar een significante ontwikkeling binnen het kapitalisme te noemen die niet mogelijk gemaakt werd door nieuwe vormen van onderdrukking te creëren dan wel van oude vormen te profiteren. De imperiale uitbreiding in de negentiende eeuw werd bijvoorbeeld gerechtvaardigd met racisme, dat opnieuw ontwikkeld werd, terwijl de opkomst van het industriële kapitalisme gestoeld was op de opsluiting van vrouwen in de privésfeer zodat ze de noodzakelijke reproductieve arbeid onbetaald konden verrichten. De vorm die het kapitalisme in die historische momenten aannam, is dan ook bepaald door de andere vormen van onderdrukking die het benutte, en zo werden er dus nieuwe, kapitalistische vormen van racisme en het patriarchaat ontwikkeld.
Dat uitbuiting op basis van klasse onder het kapitalisme onderling is verweven met andere elkaar kruisende vormen van onderdrukking, is niet slechts een historische of theoretische wetenswaardigheid. De inzichten van de theorie van intersectionaliteit zijn cruciaal voor ons vermogen om te begrijpen hoe het kapitalisme werkt in het alledaagse leven, en voor hoe wij er tegen kunnen strijden. Neem het voorbeeld van een ongedocumenteerde vrouwelijke migrant die kantoren in het financiële centrum van Londen schoonmaakt: haar werk is laagbetaald omdat het historisch gezien gedefinieerd is als “vrouwenwerk” en haar bazen kunnen ermee wegkomen om haar een armoedig loon te geven, omdat haar “illegale” status het voor haar veel moeilijker maakt om zichzelf te organiseren samen met andere arbeiders. Om effectief te kunnen zijn, moet elke succesvolle “klassenstrijd” waaraan zulke arbeiders meedoen, ook strijden tegen grenscontroles en de stigmatisering van reproductieve arbeid als minder waardevol dan arbeid die als “mannelijk” is gegendered. Een intersectionele aanpak in deze context gaat niet om het “politiek correct” maken van klassenstrijd, maar om het groter maken van de kans op succes.
Om die reden brengen de kritieken op intersectionaliteit, die het aanvallen als een concept dat afleidt van klassenstrijd of dat die strijd ondermijnt, ons in de war. Julie Burchill’s aanklachten tegen intersectionaliteit in The Guardian (2012) en The Spectator (2014) konden makkelijk afgedaan worden als de zoveelste tirade op “doorgedraaide politieke correctheid’ als ze niet onthulden in hoeverre de term “intersectionaliteit” gemeengoed is geworden in de linkse/liberale mainstream, en niet sterk overeen kwamen met meer ‘serieuze’ kritieken door libertair/marxistisch links. Waarschijnlijk is de meest gelezen en geciteerde kritiek “Weg uit het kasteel van de vampieren” van Mark Fisher uit 2013. Net als Burchill gaf hij een “humorloze” en “moralistische” obsessie met racisme, seksisme en heteronormativiteit niet alleen de schuld voor het afleiden van klassenstrijd, maar hij zag het zelfs als een direct obstakel daarvoor. Meer doordachte kritieken zijn er ook naar voren gebracht, onder meer door Eve Mitchell en Michael Rectenwald. Beiden geven sterke argumenten om samen te komen rondom onze arbeidscapaciteit, en de gezamenlijke ervaring van de uitbuiting van die arbeid onder het kapitalisme, in plaats van de essentialistische ideeën over identiteit. Maar zowel Mitchell als Rectenwald behandelen intersectionaliteit als niets anders dan een bijzonder verfijnde vorm van identiteitenpolitiek, in plaats van ervoor te kiezen om haar te beoordelen aan de hand van de doelen van de vroege theoretici, die de theorie van intersectionaliteit hebben ontwikkeld als een manier om het kapitalisme te analyseren en het verzet ertegen effectiever te maken.
Het terugbrengen van intersectionaliteit tot identiteitenpolitiek getuigt volgens ons van meer dan nalaten om de werken van haar vroege theoretici volledig door te nemen. Om dat verder te kunnen onderzoeken, is het belangrijk te definiëren wat er bedoeld wordt met identiteitenpolitiek. De term wordt het meest gebruikt als omschrijving van de feministische, anti-racistische en homobevrijdingsbewegingen die in de jaren zestig en zeventig opkwamen, een moment waarop traditioneel links en de vakbondspolitiek een terugval beleefden in het westen. Daarom wordt identiteitenpolitiek over het algemeen gezien als antwoord op het “falen” van de klassenstrijd, maar wat betekent dat? Velen, onder wie Rectenwald, hebben gesteld dat identiteitenpolitiek zich haastte om het vacuüm op te vullen dat achtergelaten werd door marxistisch links en de vakbondsbeweging. Zo impliceren ze dat mensen zich, bij gebrek aan beter, in een tijd van politiek verlies keerden tot identiteitenpolitiek. Wat zulke analyses echter gemakshalve vergeten, is dat de “nederlaag” van links in die periode het resultaat was van de onbekwaamheid om de diverse groepen die onderdeel uitmaakten van de arbeidersklasse te begrijpen, en een hand naar hen uit te steken. Vrouwelijke, zwarte en queer arbeiders gingen over naar het feminisme, het anti-racisme en de homobevrijding, niet omdat ze geen vakbond of marxistische groep konden vinden om zich bij aan te sluiten, maar omdat bestaande vormen van politiek (gebaseerd op het witte mannelijke subject) er niet in slaagden om te reageren op hun behoeften als arbeiders. Natuurlijk, er zijn veel complexe redenen waarom arbeidersactivisme een terugval beleefde vanaf de jaren zeventig, maar het idee dat dat allemaal komt doordat al die zelfzuchtige feministen en homo’s te druk bezig waren met hun identitaire agenda, is belachelijk. De rijke, veelvoudige en diverse stromingen van feministische, anti-racistische en queer politiek die de laatste veertig jaar zijn ontstaan, moeten niet worden gezien als een bedreiging voor klassenstrijd, maar, integendeel, als een manier om strijd rondom klasse en arbeid op het gebied van productie effectiever, meer wijdverspreid en sterker te maken. Het is om die reden belangrijk om een heel specifieke manifestatie van ‘gelijkheidspolitiek’ – die ervoor kiest om alleen te vechten voor individuele rechten van vrouwen of van mensen van kleur binnen het bestaande kapitalistische systeem – te onderscheiden van bewegingen die, met inachtneming van de verschillen binnen de arbeidersklasse, er uiteindelijk naar streven om de klassenstrijd beter te maken. Intersectionaliteit moet volgens ons als zodanig erkend worden.
Intersectionaliteit in de praktijk brengen bij Feminist Fightback
De vraag of intersectionaliteit getransformeerd kan worden in een politieke praktijk, in plaats van slechts een analytisch frame, is iets dat aan discussie onderhevig blijft binnen Feminist Fightback. Wij sluiten dit artikel af met een schets van hoe intersectionaliteit de afgelopen acht jaar aspecten van onze politiek en activisme heeft gevormd. Het is vanzelfsprekend dat onze claim om intersectioneel feminisme te praktiseren iets is waar we naar streven, en we willen ook zeker niet doen alsof we dat doel voor honderd procent hebben bereikt.
In 2008 hebben we het besluit genomen om onze politiek voor vrije keuze rondom abortus niet meer te definiëren als “recht op abortus” maar in plaats daarvan te kiezen voor de term “reproductieve vrijheid”. Zo bouwden we voort op kritieken van zwarte feministen in de Verenigde Staten en sommige socialistische feministen in het Groot-Brittannië van de jaren tachtig. Zij stelden dat door het framen van de kwestie als slechts een vraagstuk rondom de toegang tot legale abortus men ervoor koos om te negeren dat de echte keuze voor een meerderheid van vrouwen niet neerkwam op simpelweg legale rechten, maar ook op de vraag of ze wel de middelen hadden om een kind op te voeden. En terwijl witte vrouwen uit de middenklasse klassiek gezien vaak onder druk gezet worden om kinderen te nemen, wordt het zwarte vrouwen en vrouwen uit de arbeidersklasse vaak juist belet om zich voort te planten. Om echte ‘keuze’ en reproductieve vrijheid te eisen, was het belangrijk om naast het recht op abortus bijvoorbeeld een vrije en publiek gefinancierde gezondheidszorg en een behoorlijke kinder- en eenouder-bijslag op te eisen.
Deze bredere eisen waren al onderdeel van de mobilisatieteksten voor een fakkeltocht die Feminist Fightback organiseerde in 2007 om het veertigste jubileum te herdenken van de wet uit 1967 die abortus voor het eerst legaliseerde in Groot-Brittannië. Ook speelden ze een rol bij ons werk in 2008-2010 toen we vochten tegen de eerste Private Members Bills (wetsvoorstellen) om de tijdslimiet op abortus te beperken, en ook bij ons verzet tegen soortgelijke pogingen verbonden aan de Human Fertilisation and Embryologies Act van 2010. We moeten eerlijk toegeven dat die campagne verre van perfect verliep en we maakten veel fouten. Maar veel van de uitdagingen waar we voor stonden in onze pogingen om in te grijpen in de bredere pro-choice beweging, kwamen voort uit de ‘intersectionele’ aard van onze eisen. Zo weigerde de campagne-organisatie Abortion Rights bijvoorbeeld onze fakkeltocht in 2007 te ondersteunen, en verwierp men ook de moties die we indienden op hun jaarlijkse algemene vergadering in 2009. Het argument dat men daarvoor gaf, was dat het ging om een single issue-campagne die steun zocht van een breed politiek spectrum, en onze eisen rond bijstandsrechten en gezondheidszorg zouden het water maar vertroebelen. Volgens ons komen daar interessante kwesties bij kijken, zoals de bredere vraag welke politieke praktijk voor een feministische beweging het meest effectief kan zijn. Bij het mainstream feminisme zien we een tendens richting simpele boodschappen en single issue-campagnes die vaak via de staat een remedie zoeken, door middel van wetgeving of beleidsverandering. Maar de intersectionele aanpak die wij trachten te praktiseren, kan niet gereduceerd worden tot een recht-toe-recht-aan model van wettelijke hervormingen.
Feminist Fightback heeft ook meegedaan in debatten rondom sekswerk en heeft banden gesmeed met activisten die opkomen voor rechten van sekswerkers. Een intersectionele aanpak is daarbij cruciaal geweest. Die stelde ons in staat om te beargumenteren dat sekswerk een inkomensgenererende activiteit is (waarbij sekswerkers, zoals alle arbeiders, niet hun lichamen verkopen, maar hun vermogen tot arbeid), terwijl we tegelijkertijd alert bleven op de verschillende manieren waarop sekswerk onder andere patriarchaal, racistisch en seksistisch is. Zo bracht de English Collective of Prostitutes de gegenderde aard van sekswerk naar voren en vestigde men aandacht op de ontoereikende bijstandsvoorzieningen voor alleenstaande moeders. X:Talk, dat Engelse lessen organiseert op basis van zelforganisatie voor sekswerkers met een migrantenachtergrond, heeft eveneens aangedrongen op een vorm van organisatie die relevant is voor de relatie tussen de grenzen van het Verenigd Koninkrijk en sekswerk, en het verkrijgen van inzicht in die relatie.
In solidariteit met deze activisten hebben wij ons de laatste jaren aangesloten bij het Red Umbrella-blok op de marsen van Reclaim the Night (RTN) in Londen. Samen met activisten voor de rechten van sekswerkers hebben wij RTN bekritiseerd wegens haar beperkte, individualistische begrip van geweld, en wegens het ontwikkelen van een hechte relatie met de politie. Dat uit zich onder andere in het feit dat een gedeelte van de mars is gesponsord door de politie, en leidde er in 2009 toe dat de organisatoren er geen probleem in zagen om de politie te vragen de Red Umbrella-groep bij aankomst van de mars te ondervragen. Gebaseerd op onze eigen ervaringen en op de publicaties van zwarte feministen en activisten voor de rechten van sekswerkers, is het duidelijk dat er niet op de politie vertrouwd kan worden om de belangen van vrouwen te verdedigen, vooral van zwarte vrouwen, vrouwen uit de arbeidersklasse en sekswerkers. We namen dan ook deel aan de RTN-mars om de noodzaak voor een breed, systematisch begrip van geweld tegen vrouwen te benadrukken. Net zoals bij onze campagne rondom “reproductieve vrijheid”, wordt Feminist Fightback geconfronteerd met uitdagingen bij onze pogingen om intersectionele politiek rondom sekswerk te ontwikkelen. Naast dat andere feministen ons op het matje roepen, zijn we ook neergezet als een groep die de seksindustrie verdedigt, vanwege onze solidariteit met activisten voor de rechten van sekswerkers. Opnieuw blijken de simpele boodschappen en binaire stellingen, waaronder veel van het hedendaags activisme georganiseerd lijkt te zijn, een drempel voor het in praktijk brengen van noodzakelijke intersectionele analyse.
Een paar verre van concluderende opmerkingen
In dit artikel hebben wij de schuivende betekenis van de term intersectionaliteit besproken, en de hedendaagse mainstream uitleg ervan – een vorm van identiteitenpolitiek – afgezet tegen de manier waarop wijzelf het trachtten te definiëren, in 2007 toen wij de term aannamen om onze politiek te beschrijven. Als een collectief hebben wij momenteel discussies over het blijvende nut van de term en we hebben er nog geen consensus over bereikt. Wij zijn zeer geïnteresseerd in jouw standpunt of het een nuttige manier is om een anti-kapitalistische, militante, feministische praktijk mee te beschrijven en te vormen. Ook hebben wij in dit artikel gepoogd pm na te denken over de manieren hoe wij dat in praktijk brengen en over de obstakels die we daarbij tegenkomen.
Feminist Fightback
Het slachtoffer van vandaag en gisteren kan de dader van morgen worden. Blanke arbeiders kunnen racistisch zijn en zwarte arbeiders kunnen joden haten. Homofielen kunnen zwakkeren uitbuiten en vernederen.
Een term als ‘intersectionaliteit’ is niet erg geschikt. Hij wordt soms verhaspeld tot ‘intersexualiteit’ of doet denken aan heel andere gebieden (voorbeeld: ‘sectiecommandant’; de ‘sectie Duits’ op de middelbare school, ‘sectie C ateliers’, het ‘sectie-einde van een computerdocument’). De term mag duidelijk zijn voor een feministische groepering, maar voor de gewone ‘mens’ is het vrij nietszeggend.
Zeg gewoon dat je een model wil waarin zoveel mogelijk componenten als sex, ras, ethniciteit, klasse, man/vrouw etc. in verband met elkaar worden bestudeerd.
Met interessant klinkende woorden los je niks op, of, zoals onze Jan Schaeffer (van 1973 tot 1977 staatssecretaris van stadsvernieuwing op het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in het Kabinet-Den Uyl) zei: ‘in gelul kan je niet wonen’.
Nog eén opmerking: ‘ras’ bestaat niet in biologische zin. We gebruiken het woord op een verkeerde manier, meestal om mensen met een kleur aan te duiden, waarbij ‘wit’, vreemd genoeg, als kleur niet meetelt.
Succes met alle discussies
Dat een woord (nog) niet bekend is, wil wat mij betreft niet zeggen dat we het niet moeten gebruiken. Gewoon een kwestie van wennen en interesse tonen. De media staan vol moeilijke woorden die iedereen gewoon gebruikt en we een paar jaar geleden nog niet kenden of die kort geleden zelfs nog niet eens bestonden. Ik weet nog dat mensen flexibilisering moeilijk vonden. Of denk aan al die Engelstalige woorden rond de computer en smartphone.
Maar als het om feminisme gaat, zou het ineens ondoenlijk zijn om ons een nieuw woord eigen te maken? Ik zou zeggen, dan doen mensen maar wat moeite of laat ze met een kernachtig begrip komen wat dezelfde lading heeft. Dat is er wel: kruispuntdenken, maar dat gaat voor mij weer teveel over denken en te weinig over strijd.
Verder ben ik niet per se een ontzettende fan van het begrip en gedachtegoed “intersectioneel” omdat het nogal individueel gebruikt wordt en overkomt, de groepstegenstellingen tussen maatschappelijke categorieën mensen raken er soms nogal door op de achtergrond. Met jouw uitleg “zeg maar gewoon…” ben ik het helemaal eens wat dat betreft.
Goed wat je inbrengt over ras (dat het geen biologische categorie is) maar het lijkt me niet dat je dat hoeft in te brengen naar aanleiding van een artikel op onze site, want dat spreekt voor ons en onze lezers toch wel vanzelf. Net als dat wit ook een kleur is. Aan de andere kant, misschien kan het niet vaak genoeg gezegd worden.