Moeder en dochter na 15 jaar in Nederland toch nog bijna gedeporteerd

Nerona en Ardita Ramadani.
Nerona en Ardita Ramadani.
De laatste weken laten opvallend veel mensen in Nederland en andere EU-landen weten dat ze best wel een vluchteling in huis zouden willen nemen. Het is behoorlijk lang geleden dat dit soort vluchtelingensteun zoveel positieve aandacht in de media kreeg. Al lange tijd heerst er immers juist een maatschappelijk klimaat tegen migranten en vluchtelingen in het algemeen en tegen mensen zonder verblijfsrecht in het bijzonder. Maar ondanks het keiharde beleid van migratiebeheersing en de daarmee gepaard gaande hetzes hebben veel mensen zonder verblijfsrecht door de jaren heen op allerlei manieren steun gekregen van landgenoten, familieleden, vrienden, buren, steungroepen en verder van iedereen met wie ze meer of minder toevallig in aanraking kwamen.

Zo leerde Ardita Ramadani, een van de bezoekers van het Doorbraak-spreekuur De Fabel van de illegaal, jaren geleden een oudere vrouw kennen die haar opving in haar eigen huis. Dat groeide uit tot een hecht contact tussen deze vrouw, Adriana van der Marel, en Ardita en haar dochtertje Nerona. Totdat de Nederlandse staat in de vorm van zes politie-agenten en met groot machtsvertoon Ardita en Nerona om acht uur ’s morgens thuis ophaalde om hen op te sluiten en te deporteren.

Met een asielaanvraag wist de advocaat van Ardita op het laatste moment gelukkig te voorkomen dat zij en haar dochter in Kosovo zouden worden gedumpt. Ardita gaat nu zoveel mogelijk mensen vragen om haar te steunen bij haar verblijfsaanvraag. Een medewerker van De Fabel vroeg een betrokken journalist van het Leidsch Dagblad om aandacht aan de zaak te besteden, wat leidde tot het onderstaande artikel dat afgelopen vrijdag in de krant verscheen.

Harry Westerink


“Ardita kent meer mensen dan ik”

Ardita (28) en Nerona (bijna 5) Ramadani zijn voorlopig weer thuis, in Katwijk. “Bij oma”, zegt de kleine, terwijl ze bij Adriana van der Marel op schoot kruipt. De afgelopen paar weken waren een nachtmerrie. Op 11 augustus stond de vreemdelingenpolitie om acht uur ’s ochtends met een bus en een stuk of zes man voor de deur bij oma Adriana: Ardita en Nerona moesten stante pede mee naar het detentiecentrum in Soesterberg. Ze zouden worden uitgezet naar Kosovo, het Balkanstaatje waar Ardita is geboren, maar al vijftien jaar niet meer is geweest.

In de weken dat heel Nederland zich druk maakte om het lot van de Angolose Márcia (18) en Gláucio (13), speelde zich in Katwijk een soortgelijk drama af. Adriana van der Marel schiet geregeld vol, als ze erover praat. “Ze is zo’n lief en goed mens”, zegt ze over Ardita die ze als haar eigen dochter is gaan zien. “Ik ben niet de enige die dat zegt, hoor. Ardita kent meer mensen in Katwijk dan ik. En ik ben hier geboren en getogen.”

Illegaal

De Kosovaarse kwam als dertienjarige naar Nederland, eerst Rijnsburg en later Katwijk, waar ze bij haar oom in huis kwam en daar ook op de kinderen paste. Op een of andere manier is de familie toen niet zover gekomen om Ardita te legaliseren, hoewel daar indertijd wel enkele stappen voor zijn gezet. “Ik ben illegaal”, zegt de inmiddels 28-jarige die zo’n zes jaar geleden als jong volwassene bij oom en tante vertrok en haar eigen leven probeerde op te bouwen. Ze spreekt vloeiend Nederlands en staat op tal van plekken in de Katwijkse samenleving klaar om een helpende hand uit te steken: bij moederkindcentrum Femke, het buurtcentrum De Schelp in Hoornes, als oppasmoeder voor de tussenschoolse opvang op de school van haar dochtertje… Voor die laatste taak heeft ze van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie zelfs een verklaring omtrent gedrag gekregen.

Fietsongeluk

Moeder en dochter wonen al jaren in bij Adriana van der Marel. Natuurlijk waren er wel praktische problemen – zoals de onmogelijkheid om een bankrekening te openen en meer van die dingen – maar verder leefden de drie generaties vrouwen vrij zorgeloos hun leven. Tot Ardita vorig jaar een fietsongeluk kreeg en de tegenpartij er per se de politie bij wilde halen. De Kosovaarse kon zich niet legitimeren en de ellende begon. Een paar weken geleden zette de Immigratie en Naturalisatie Dienst ineens haast achter de intentie om moeder en dochter op het vliegtuig naar Pristina te zetten. Er werd compleet voorbijgegaan aan het nog lopende humanitaire verzoek tot legalisering, waarvoor over een week of drie een zitting is bij de Haagse rechtbank. “Die uitspraak moest ze maar in Kosovo afwachten”, verbaast Adriana zich.

Ardita was behoorlijk in paniek toen ze in het detentiecentrum terecht kwam.Ze moest vaak huilen maar probeerde dat niet te doen als haar dochtertje wakker was. Ze kon niet slapen en niet eten. Ze is de afgelopen weken kilo’s kwijt geraakt. “Ik zei tegen Nerona dat we in een mooi huis sliepen. Maar zij wees naar de hoge hekken. Ze wilde dat ze Pippi Langkous was, dan was ze sterk genoeg om die politiemannen op te sluiten en konden we naar oma.”

Asielverzoek

De vliegtickets waren al geboekt, maar de advocaat die de Kosovaarse bijstaat, wist de uitzetting te voorkomen door nog eens een asielverzoek in te dienen. Ardita en Nerona werden daarna eerst naar het aanmeldcentrum in Ter Apel verplaatst en vervolgens naar het asielzoekerscentrum inEmmen. Daar mocht Adriana de twee ophalen: terug naar Katwijk.Vanwege de grote vluchtelingendrukte hoeven asielzoekers die zelf onderdak kunnen regelen, niet in een AZC te blijven.

Zo gebeurde het dat Nerona zich deze week meer dan een week te laat meldde in groep 1 van de Christelijke Opleidingsschool waar ze werd herenigd met haar beste vriendje Ginovanni. Eind goed, al goed? Zo ver is het nog lang niet, zeggen Adriana en Ardita, wijzend op de stapel documenten die nog steeds aan het groeien is. De uitkomst van de procedure is uiterst onzeker.

De twee vrouwen zijn enorm bang dat de asielaanvraag uitstel van executie is. Terug naar Kosovo? “Het werkt daar anders dan hier. Ik heb er als alleenstaande moeder geen toekomst”, weet Ardita. “Bij mijn familie kan ik niet terecht. Ik werd als kind door mijn moeder veel geslagen. En als oppas gebruikt voor de andere kinderen. Mijn vader zegt: je bent niet welkom. Ze willen niks meer met me te maken hebben.”

Annet van Aarsen
(Eerder gepubliceerd in het Leidsch Dagblad op 4 september 2015)