Nederland is voor jongeren een lagelonenland
De werkloosheid onder jongeren in Nederland is schrikbarend hoog. In de officiële (internationale) statistieken ziet het er helemaal niet slecht uit en is de jeugdwerkloosheid in Nederland met twaalf procent zelfs de helft van die van het gemiddelde in de landen van de Europese Unie (EU). Er zijn maar twee landen, Duitsland en Oostenrijk, die het met acht procent beter doen. Maar schijn bedriegt. Dat relatief lage cijfer komt, omdat in de statistieken alle baantjes, hoe klein ook, worden meegeteld. En Nederland is niet alleen kampioen lage jeugdlonen, maar ook kampioen kleine baantjes. In zijn bijdrage in het boek rekent Wiemer Salverda voor dat als je uitgaat van voltijdse banen je uitkomt op een jeugdwerkloosheid van 37 procent, drie maal zo hoog dus. Eenzelfde berekening voor Duitsland en Oostenrijk leidt nauwelijks tot een verhoging. Met respectievelijk tien en elf procent blijven zij op het laagste niveau in de EU. Nederland doet het qua jeugdwerkloosheid niet alleen aanzienlijk slechter dan Duitsland en Oostenrijk, waar de jeugdwerkloosheid minder dan een derde is, maar ook slechter dan het Europees gemiddelde. Alleen in Griekenland, Spanje, Ierland, Portugal en Cyprus is de jeugdwerkloosheid nog groter. Bovendien is onder jongeren met een niet-westerse achtergrond de werkloosheid in Nederland nog eens twee keer zo hoog. Kortom: de Nederlandse jongeren zijn er gemiddeld slechter aan toe dan jongeren in de rest van de EU, zowel als het gaat om inkomen als om werkgelegenheid. Met uitzondering van leeftijdgenoten in de vijf landen (Griekenland, Spanje, Ierland, Portugal en Cyprus) die het zwaarst door de crisis zijn getroffen. De Nederlandse jongeren dragen een onevenredig deel van de gevolgen van de crisis. Ze zijn veel meer dan andere leeftijdsgroepen de klos. Hoe valt die slechte positie van jongeren in Nederland te verklaren?
Willem Bos in Nederland voor jongeren een lagelonenland (Solidariteit)