Nog wat kanttekeningen bij het streven naar een basisinkomen (basisinkomen-discussie deel 5)

Logo van het Europees Burgerinitiatief voor het Onvoorwaardelijk Basisinkomen.
Logo van het Europees Burgerinitiatief voor het Onvoorwaardelijk Basisinkomen.

Er staan inmiddels alweer vijf stukken op deze site over het streven naar een basisinkomen. Bart de Baan en Wildcat toonden zich daar niet erg enthousiast over, Rob Vellekoop (van de Basisinkomen Partij) en Hans de Bruin (in onze rubriek “Nieuws elders”) juist wel, en Peter Storm had vooral oog voor het dynamiet dat in het idee van een basisinkomen verscholen ligt. Enkele kanttekeningen bij de discussie tot nu toe.

Doorbraak is er enthousiast over dat er meer en meer initiatieven ontstaan in en vanuit kringen van werklozen. De beweging voor een basisinkomen is er daar een van. Het basisinkomen geeft veel mensen hoop dat er echt een uitweg bestaat uit hun dagelijkse ellende. Bij de opbouw van elke beweging is het belangrijk om samen te praten over wat te doen en wat niet. In deze nieuwe reeks discussiestukken probeert Doorbraak helder te krijgen wat de eis van een basisinkomen kan bijdragen aan onze beweging, en wat niet. Eerdere discussiestukken lees je hier. Wil je ook reageren? Dan kan dat natuurlijk kort hieronder, maar ook hele artikelen die bijdragen aan de discussie worden op prijs gesteld, neem daarover contact op met de redactie: doorbraak@doorbraak.eu.

Het komt op mij over dat het basisinkomen voor veel van de voorstanders ervan, en met name voor baanlozen, vooral iets is dat hoop geeft: een enkele relatief simpele oplossing die heel veel van onze problemen als sneeuw voor de zon zal doen verdwijnen. Een echt doordachte analyse van waarom juist het basisinkomen nu de beste oplossing zou zijn, lijkt daar niet altijd aan ten grondslag te liggen. Sommige auteurs sommen simpelweg reeksen getallen en ontwikkelingen op die inderdaad heel precies aantonen hoe oneerlijk de welvaart inmiddels verdeeld is geraakt en hoe dat proces steeds maar verder gaat, om dan plots te eindigen met de oproep voor een basisinkomen. In kringen van voorstanders van dat basisinkomen lijken critici haast gezien te worden als een soort party poopers. Want hoe kan je daar nu op tegen zijn? Elke maand voor iedereen gegarandeerd een leefbaar inkomen! Wil je dan niet dat het beter gaat, met name voor de baanlozen en degenen die van tijd tot tijd zonder baan zitten?

Natuurlijk wil ik best een basisinkomen, kom maar op met dat geld! Maar toch zijn er tegenover zulke vragen ook heel andere vragen te stellen. Is het basisinkomen nu hét ideale doel dat we willen nastreven? Of zijn er ook andere idealen denkbaar? En als we dan zouden gaan voor het basisinkomen, hoe gaan we dan strijden om het daadwerkelijk ingevoerd te krijgen? Petities tekenen en stemmen op een parlementaire partij? Of zijn andere manieren van strijden dan misschien effectiever? En is het überhaupt haalbaar, of haalbaar te maken? En ook niet onbelangrijk: welke verbanden en samenhangen zien we met andere strijden, zoals die tegen racisme en migratiebeheersing, of bijvoorbeeld tegen de milieuvernietiging en seksisme?

Ideaal?

Terecht schrijft Storm dat er dynamiet in het abstracte idee van het basisinkomen schuilt. Een samenleving waarin iedereen het onvoorwaardelijke recht op bestaan heeft en sowieso geld krijgt om zijn of haar leven naar eigen goeddunken in te richten, laat zich vanzelfsprekend niet goed rijmen met de essentie van het kapitalisme. Dat is immers een systeem dat gebaseerd is op onze loonarbeid, waarbij het kapitaal steeds op zoek is naar manieren om ons meer te laten produceren voor minder loon. Daarbij ondermijnt het basisloon ook nog eens het arbeidsethos dat ons momenteel ons hele leven lang door het kapitaal wordt ingepeperd.

Maar misschien zijn er ook wel andere idealen te bedenken die evenzeer dynamiet in zich hebben. Is daar discussie over gevoerd? Of kwam ooit iemand toevallig met het basisinkomen op de proppen, en zijn mensen er daarop bij gebrek aan beter maar mee aan de slag gegaan? Zelf vind ik het basisinkomen eerlijk gezegd een nogal individualistisch en braaf afwachtend ideaal, waarbij de staat maandelijks aan haar “burgers” elk apart een bedrag overmaakt. Dat individualisme en afwachtende zien we ook terug in de middelen die gekozen worden door de beweging voor het basisinkomen: een petitie ondertekenen of stemmen op een partij. En dan regelen ze het verder wel voor ons in het Europarlement of de Tweede Kamer.

Wie gaat er nu zulke strijdmethoden propageren, juist in een tijd dat wereldwijd regelmatig miljoenen mensen de straten op gaan en nieuwe manieren van strijden en samenleven uitproberen op pleinen? Nee, die ambtelijke aanpak kan mij bepaald niet bekoren. Ik wil hier niet direct alternatieven voorstellen, die bedenk ik liever samen met anderen, maar warmlopen doe ik alleen voor idealen die een meer collectieve inzet hebben, ook in de manier waarop ze nagestreefd worden. Want het is alleen collectieve autonomie die daadwerkelijk met de logica van het kapitalisme kan breken.

Banen

Een van de belangrijkste argumenten van de voorstanders van het basisinkomen is dat er door de automatisering steeds minder werk zal overblijven, en dat de groeiende groep baanlozen alleen zo op een menswaardige manier zal kunnen overleven. Het is echter maar helemaal de vraag of die voorspelling klopt. De overheid is druk bezig om onder meer via dwangarbeid het minimumloon om zeep te helpen, en naarmate arbeid goedkoper wordt en het ontslagrecht “versoepeld” wordt, zullen er straks zeker meer en meer banen komen. Bedrijven, maar ook rijkere mensen kunnen immers altijd wel arbeidskrachten gebruiken als ze die voor een habbekrats kunnen inhuren. Als het bijna niets kost, dan laat je toch je huis schoonmaken, je hond uitlaten of je koffie zetten door een bediende? Wellicht worden allerlei huishoudelijke hulpen op termijn zo ook bereikbaar voor de iets minder gefortuneerden. Er is niet voor niets nu al een enorme markt voor domestic workers, want die zijn vaak illegaal en daardoor relatief goedkoop. In de vele grote landhuizen van de achttiende en negentiende eeuw in Europa leefden rijke families met vele tientallen bedienden, die de tuin deden, kookten, schoonmaakten en zelfs hielpen bij het aankleden. Er werkten tijdens de industriële revolutie soms meer mensen in die “dienstensector” (een anachronisme natuurlijk) dan in de fabrieken. Het ging daarbij meestal om spotgoedkope vrouwen en kinderen, maar toch ook verrassend vaak ook om mannen die meestal een ietsje meer verdienden.

Het is van enorm belang, vind ik, dat er strijd gevoerd wordt tegen die neergang, tegen dwangarbeid, en voor het behoud en het verhogen van de lonen en de uitkeringen. Die strijd moet juist ook gevoerd worden op de werkvloer, door georganiseerde arbeiders en dwangarbeiders. Maar bij de voorstanders van het basisinkomen krijg ik vaak het gevoel dat ze zich al hebben neergelegd bij die neergang. Ze zijn vooral bezig met het bedenken en bevechten van een manier waarop de mensen aan de onderkant van de samenleving en de arbeidsmarkt kunnen overleven in die verslechterende situatie.

Kapitalisme

Het is echter maar de vraag of een basisinkomen, als we überhaupt kans zouden zien om het ingevoerd te krijgen, ook echt zou doen waarvoor het bedoeld is. De voorstanders willen namelijk nadrukkelijk geen einde maken aan het kapitalisme. Ze willen hooguit de scherpe kantjes er vanaf vijlen, en dat betekent dat de elementaire marktwerking van het kapitalisme gewoon blijft functioneren. Wanneer straks grote groepen mensen plotseling meer te besteden hebben, dan zal dat marktmechanisme ervoor zorgen dat de prijzen omhoog gaan en we dus weer bij af zijn. De Basisinkomen Partij pleit weliswaar voor de koppeling van het basisinkomen aan drie keer de sociale huur, maar dat zal de andere prijzen er niet van weerhouden om te stijgen. Het kapitalisme is nu eenmaal een systeem dat armen armer en rijken rijker maakt. Kosten zullen altijd naar beneden in rekening gebracht worden, via de markt én via de overheid. Nog los daarvan zint het basisinkomen de kapitalisten natuurlijk niet, en zullen ze het met alle middelen tegenwerken, en juist daarom schrijft Wildcat terecht: als je dan van onderop de macht opgebouwd zou hebben om het toch door te kunnen drukken, schaf dan maar meteen die hele rotzooi, het hele kapitalisme af.

Maar daar gaat het de Basisinkomen Partij helemaal niet om, zo wordt duidelijk uit hun teksten. Integendeel, men hoopt de bazen juist mee te kunnen krijgen bij de invoering van het basisinkomen. En dat is ook weer niet heel raar gedacht, want de afgelopen tientallen jaren hebben ook vooraanstaande leden van rechtse partijen als het CDA (Wijffels), de VVD (Zalm), D66 (Weijers) en de PvdA (Bos) er wel eens voor gepleit. Over de hoogte en de voorwaarden van het basisinkomen dachten die vanzelfsprekend heel anders dan de Basisinkomen Partij.

Bij die partij lijkt het vooral te gaan om een terugverlangen naar de vorige fase van het kapitalisme. Men wil de privatisering terugdraaien, en wijst als hoofdschuldigen van alle problemen de banken en de multinationals aan, met hun door het neo-liberalisme groeiende macht, en dus niet het kapitalisme op zich. Maar ook het kapitalisme van voor het neo-liberalisme, voor pakweg 1980, disciplineerde de arbeiders en buitte hen uit, vernietigde de natuur en was ronduit moordzuchtig, en dat laatste vooral in wat men toen nog “de Derde Wereld” noemde. De arbeiders- en sociale bewegingen van de jaren 60 en 70 waren niet voor niets gericht tegen dat kapitalisme van toen en zijn gevolgen.

Melancholie

Het programma van de partij hangt sowieso aaneen van een melancholie en terugverlangen naar tijden die nooit geweest zijn. Zo schrijft men in het programma: “De macht van de centrale bank De Nederlandsche Bank komt terug bij de burger”, alsof de gewone mensen daar ooit iets over te vertellen hadden. “De invloed van de EU teruggedrongen, de gulden keert terug.” Het is ook niet duidelijk wat dat ons aan de onderkant nu werkelijk oplevert, ook Wilders’ recente onderzoek in die richting was niet bepaald overtuigend. Feit is wel dat de EU op sommige terreinen de voortschrijdende verrechtsing heel af en toe nog wat tegengas biedt, zoals op het gebied van de mensenrechten van migranten en werklozen.

Verder meent de partij dat opklimmen en rijk worden ook moet blijven kunnen. “Niet iedereen wil een topinkomen of een glanzende carrière, maar aan de andere kant willen wij niemand in de weg staan die dit wel wenst”, zo staat te lezen in het programma. Maar niemand kan echt in zijn eentje een topinkomen verdienen, dat lukt alleen maar door anderen hard voor je te laten werken en je een deel van hun geproduceerde meerwaarde toe te eigenen. Tenslotte blijkt uit het programma dat naast het kapitalisme ook het koningshuis mag blijven als de partij het voor het zeggen krijgt.

Vergelijkbare rechtse programmapunten kan je natuurlijk ook makkelijk bij andere partijen aanwijzen. Ik vind de Basisinkomen Partij dan ook niet slechter dan andere partijen. Integendeel, de partij is over het algemeen best behoorlijk progressief te noemen. Welke andere partij is er nu zo nadrukkelijk tegen de privatisering bijvoorbeeld? Maar als radicaal-linkse activist overtuigt het me bij lange na niet voldoende om op dit nieuwe initiatief te gaan stemmen. Sterker nog, de partij doet opvallend veel moeite om linkse activisten weg te jagen, door zo nadrukkelijk niet links te willen overkomen. Misschien is dat om in het gevlei te kunnen komen bij de bazen? Zo zegt men dat de partij “niet links, niet rechts, maar rechtdoor” is. Precies zoals – ja, het moet me toch even van het hart – Janmaats Centrumpartij met zijn “niet rechts, niet links” en nog vele, vele andere extreem-rechtse groepen en partijen in de geschiedenis.

Ook de karikatuur van een gewelddadig radicaal-links die Vellekoop in zijn bijdrage op deze site opdiste, bevalt me niet. “Wij zijn niet voor een revolutie die uiteindelijk weinig of niets verandert”, schrijft hij, alsof radicaal-linkse activisten dat wel zijn. Hij wil het basisinkomen “bereiken, niet door middel van geweld, maar door mensen op een vredelievende manier hiervan te overtuigen”. Alsof radicaal-links de verbeteringen die we voorstaan met geweld bij mensen door de strot willen duwen. Maar het gaat nog verder. Wie zo nadrukkelijk afstand neemt van links, ontkoppelt zijn strijd dus ook van alle andere strijden die zich ter linker zijde positioneren, zoals het feminisme, anti-racisme, de milieubeweging, enzovoorts.

Onvoorwaardelijk

Het gebrek aan voeling met andere bewegingen dan die van de werklozen is meteen duidelijk wanneer je leest dat het basisinkomen van de partij alleen voor mensen bedoeld is die achttien jaar in Nederland leven. Dat betekent voor grote groepen migranten en vluchtelingen een nog veel langduriger tweederangs burgerschap. Momenteel duurt die periode vijf jaar, het huidige rechtse kabinet wil dat naar zeven jaar oprekken, en de Basisinkomen Partij dus naar maar liefst achttien jaar! Wat dat betreft hebben de anti-racisten en de bewegingen van vluchtelingen en migranten in die partij helaas weer een nieuwe tegenstander gevonden.

Het basisinkomen van de partij is dus ook helemaal niet zo onvoorwaardelijk als wel beweerd wordt. De voorwaarde van achttien jaar sluit juist de meest kwetsbare inwoners van Nederland uit, de mensen die last hebben van racisme op de arbeidsmarkt en die door uitkeringsinstanties steevast meteen richting dwangarbeid of schoonmaakwerk gedirigeerd worden. “De standpunten van dit landelijke politieke programma zijn niet onderhandelbaar”, schrijft de partij. Maar het lijkt er sterk op dat men met die achttien jaar alvast een grote handreiking heeft willen doen richting alle beleidsmakers en nationalisten. Op zich logisch, want wie geen revolutionaire beweging wil, zal het immers toch op de een of andere manier met de heersende klasse op een akkoordje moeten gooien om zijn plannen enigszins te kunnen verwezenlijken.

Eric Krebbers