Racisme? Hoe bedoelt u?

Stop racisme.
Stop racisme.

Lang geleden is 21 maart uitgeroepen tot internationale dag tegen racisme. En sindsdien wordt elk jaar op die dag soms strijdbaar, maar heel vaak ook plichtmatig stilgestaan bij racisme en de strijd ertegen. Dit jaar heeft de dag in Nederland een extra lading gekregen door de ontwikkelingen sinds pakweg oktober 2013. Het is tijd om eens nader in te gaan op de reacties waar anti-racisten mee te maken krijgen.

Terwijl het de afgelopen jaren haast onmogelijk was om het woord racisme in de mond te nemen zonder hele scheldkanonnades over je heen te krijgen (met verwijten als “politiek correct zijn” en het behoren tot “de linkse kerk”), kan er nu weer wat openlijker over gepraat worden. Toch zijn er nog veel mensen die met strategische argumenten proberen om die discussie te ontwijken, het probleem te ontkennen of te bagatelliseren, en vooral het woord racisme in diskrediet te brengen. Maar op elk van die argumenten is wel een antwoord te vinden. We moeten alleen goed weten waar we het over hebben.

Te beladen

Sommigen vinden dat racisme als term te beladen is. Het zou mensen afschrikken als er van racisme wordt gesproken, en dan zouden letterlijk en figuurlijk alle deuren dichtgaan. Maar klopt dat ook? Deze redenering gaat eraan voorbij dat racisme in essentie helemaal geen beladen term is, maar juist een analytisch-beschrijvend begrip vormt. Racisme is een manier van denken in menselijke ‘rassen’. In het racistische wereldbeeld is de mensheid als geheel opgedeeld in specifieke ‘rassen’ (bijvoorbeeld kaukasisch/blank, negroïde/zwart, mongolide/Aziatisch). Het gedrag, de capaciteiten en de kennis van individuen wordt in de racistische logica verklaard door het aan hen toegeschreven ‘ras’. Nu weten we dat er aan dit wereldbeeld geen greintje waarheid kleeft. Menselijke ‘rassen’ bestaan niet, en daardoor valt ook de rest van het racistische kaartenhuis in elkaar. Maar we kunnen wel heel droog constateren wanneer iemand racistisch bezig is. Als iemand tegen een ander zegt: “Jij kunt dat niet, want jij bent zwart”, dan vormt dat het simpele feit van een racistische uitspraak, nog helemaal los van enig oordeel. Geen beladen term dus, gewoon een feitelijke constatering.

Maar vellen we dan geen oordeel over racisme? Uiteraard, we wijzen racisme altijd af, en niet alleen omdat er niets van klopt. De racistische waantheorieën worden tenslotte juist gebruikt om een oordeel te vellen over verschillende ‘soorten’ mensen en om de ene ‘soort’ (‘ras’) boven de andere te plaatsen. Hier komt de factor macht om de hoek kijken, waardoor rassentheorieën de neutraliteit verliezen die hun bedenkers er vaak aan willen verbinden. Niet alleen de geschiedenis, maar ook het heden laat zien dat racistische denkbeelden leiden tot de verschrikkelijkste vormen van onderdrukking en geweld. Sterker nog, die onderdrukking is duidelijk onderdeel van racistisch denken. Racisme staat nooit los van macht en zorgt er juist voor dat onderdrukking wordt aangezwengeld, goedgepraat of uitgelokt. Het is dan ook niet erg wanneer racisme wel als beladen term wordt ervaren. We veroordelen racisme, en dat mag ook gezegd worden.

Kleurenblind

Een andere redenering tegen het benoemen van racisme, die in de recente discussie rond Zwarte Piet door enkele witte intellectuelen naar voren werd gebracht, onder wie in het bijzonder de publicist Rob Wijnberg, is dat Nederlanders “kleurenblind” zouden zijn. Dat zou betekenen dat er in dit land dan ook geen racisme bestaat. Het feit dat veel Nederlanders Zwarte Piet niet als een racistische karikatuur zien, maar in landen als de VS wel, zou juist aantonen dat Nederland geen racismeprobleem heeft, want “wij denken niet in rassen”. De beschuldiging van racisme zou het wij-zij denken daarentegen juist bevorderen.

Slim bedacht, maar bij nader inzien snijdt ook deze redenering weinig hout. Het feit dat ‘rassen’ niet bestaan (in de zin van genetisch vastgelegde categorieën die het gedrag en het karakter van mensen bepalen), betekent vanzelfsprekend niet dat racisme niet bestaat. Ook al zou iemand zelf “kleurenblind” zijn (wat op zich al niet waarschijnlijk is), de maatschappij is dat zeker niet. Mensen maken het dagelijks in hun leven mee dat ze op basis van hun uiterlijk beoordeeld worden. Ze maken mee dat anderen hen anders tegemoet treden, omdat ze er anders uitzien, omdat ze een donkere huidskleur hebben, omdat ze in de ogen van anderen tot een andere groep behoren. Het gaat er juist om dat mensen niet op hun kleur willen worden afgerekend, hoewel dat wel de hele tijd gebeurt.

In deze context is het bovendien verkeerd om ervan uit te gaan dat iedereen – wit en zwart – op dezelfde manier met racisme kan omgaan. Of je het nu wilt of niet, je eigen kleur bepaalt je perspectief. Voor witte mensen die racisme nooit aan den lijve hebben ondervonden (mijzelf inbegrepen), is het gemakkelijk om abstract over de zin van racistische ideeën te debatteren. Witten kunnen zichzelf ook weer op elk moment terugtrekken uit die discussie, als het te vervelend wordt bijvoorbeeld. Zonder al te veel moeite kunnen ze overgaan op andere gespreksonderwerpen. Als je echter van kinds af aan hebt meegemaakt hoe anderen je anders behandelen, hoe ze op je neerkijken vanwege je huidskleur, haar of andere uiterlijke kenmerken, als je zelf bent buitengesloten en weggezet als “de andere”, dan heb je niet de luxe om racisme als niet meer dan een interessant gespreksonderwerp te beschouwen. Racisme maakt dan structureel deel uit van je leefwereld. Je wordt gedwongen om te zoeken naar manieren om je daartoe te verhouden. En je hebt weinig aan theoretische argumenten die het bestaan van racisme in twijfel trekken, want je ervaart het aan den lijve. Kortom, je kunt racisme dan niet eenvoudig ‘wegdenken’.

Schijnheilig

Daarnaast worden strijdbare anti-racisten vaak ook neergezet als naïef en schijnheilig. Ze krijgen dan te horen dat racisme en andere vormen van discriminatie nu eenmaal vastgebakken zitten in de manier waarop we denken en onze omgeving ervaren. We leven in een chaotische en onvoorspelbare wereld en dan zou het handig zijn om dingen te versimpelen, om te categoriseren en te generaliseren. Anders zouden we er helemaal niets meer van snappen. En we lijken er inderdaad heel goed in om patronen te herkennen (of te verzinnen) en om discriminerend onderscheid aan te brengen tussen de vele prikkels die we dagelijks moeten verwerken. Die anti-racisten kunnen zelf heus ook niet zonder vooroordelen door het leven gaan, zo wordt dan opgemerkt.

Voor een deel klopt dat uiteraard ook. Iedereen heeft vooroordelen, bewust en onbewust. Daar hoef je niet eens al het sociaal-psychologisch onderzoek op na te slaan dat erover is gepubliceerd. Dat is ook wat de Amerikaanse burgerrechtenstrijder Jesse James bedoelde, toen hij zei: “There is nothing more painful to me at this stage in my life than to walk down the street and hear footsteps and start thinking about robbery, then look around and see somebody white and feel relieved”. Het is haast onmogelijk om helemaal onbevooroordeeld door het leven te gaan. Je wordt tenslotte van jongs af aan, en waar je ook komt, doodgegooid met stereotiepe beelden, karikaturen en generaliseringen. De bekende “poppentest” laat zien dat kinderen (zowel zwart als wit) al op hele jonge leeftijd negatieve associaties hebben bij donkere mensen en positieve associaties bij blanke mensen. Maar het feit dat we allemaal bevooroordeeld zijn, betekent natuurlijk niet dat we racisme dan maar moeten accepteren of dat we daar naar moeten handelen. Integendeel: juist als je je bewust bent van je eigen denkkader en je eigen vooroordelen, kun je ook proberen om die vooroordelen achterwege te laten of erover heen te stappen. Schijnheilig is dat niet, maar juist eerlijk en transparant.

Echte discriminatie

Dan zijn er nog de mensen die wel beseffen dat een individu soms oneerlijk behandeld wordt, maar die het bestaan van structureel of institutioneel racisme ontkennen. De meeste Nederlandse politici horen daar ook bij. Ze willen het liever niet over racisme in algemene zin hebben, maar reduceren het probleem tot wat zij dan noemen “echte discriminatie”, namelijk concrete gevallen van ongelijke behandeling. Bijvoorbeeld als je wordt geweigerd aan de deur van een café vanwege je afkomst of als je wordt afgewezen bij een sollicitatie omdat je volgens de baas een “donker gekleurde (neger)” bent. Bij dat soort gevallen kun je naar een anti-discriminatiebureau of naar de politie stappen, en die zouden je dan verder helpen. Daarbij maakt het volgens deze argumentatie meestal ook niet uit of je gediscrimineerd wordt op grond van ‘ras’, sekse, seksuele geaardheid, leeftijd of wat dan ook. Sterker nog, door discriminatie ‘neutraal’ en breed aan te pakken kun je juist iedereen erbij betrekken, vinden de voorstanders.

Op zich zit daar natuurlijk ook iets in. Als je slachtoffer bent van seksisme of homofobie, dan moet je ook geholpen worden, en individuele ondersteuning is op zich prima. Maar door alleen op individuele incidenten te focussen die ook nog op individueel niveau opgelost moeten worden, mis je een heel groot deel van het plaatje. Het is de spreekwoordelijke top van de ijsberg die hierdoor wordt uitvergroot. Racisme is echter zoveel meer (net als trouwens seksisme, maar dan op een andere manier). De meeste uitingen van racisme zijn niet te vangen in een “incident”. Het gaat daarbij juist om maatschappelijke structuren van ongelijke machtsverdeling, om moeilijk grijpbare processen van beeldvorming en uitsluiting, om historisch gegroeide verhoudingen van superioriteit en ondergeschiktheid.

Maar maken we het dan niet onnodig complex? Nee, want deze complexe dingen uiten zich op hun beurt weer in concrete misstanden. Zoals Zwarte Piet bijvoorbeeld, koloniale beelden die op scholen en universiteiten worden geleerd, of ‘salonracisme’ op tv en sociale media. Daarmee kun je meestal niet naar een anti-discriminatiebureau stappen. Het zijn deze concrete uitingen van maatschappelijk racisme die ook op maatschappelijk niveau bestreden moeten worden. Geen individualisering van racisme dus, maar juist maatschappelijk debat en omwenteling.

Ergere dingen

Maar ja, zeggen de critici vervolgens, er zijn toch ergere dingen dan Zwarte Piet of irritante tv-makers? “Jongens, hebben we geen andere problemen? Het is tenslotte crisis!” Klopt, er zijn zelfs heel veel crisissen. Klimaatcrisis, voedselcrisis, democratiecrisis, allemaal bovenop de financiële en economische crisis. Veel mensen hebben er ook nog een stuk of vijf persoonlijke crisissen bij. Maar dat betekent uiteraard niet dat we ons op een bepaalde crisis moeten blindstaren. Alsof we steeds maar één probleem (“het ergste”) tegelijk kunnen bestrijden. Er zijn altijd ergere dingen, of dat nou persoonlijk of maatschappelijk is. Het is ook helemaal niet zo belangrijk of interessant of racisme nu het ergste probleem is. Bovendien kan het voor de mensen die het meemaken, die dagelijks weer tegen racistische blokkades aanlopen, wel tot de meest prangende problemen behoren, en dan maakt het niet uit of het crisis is of niet.

En daarnaast maken we natuurlijk toch zelf uit wat we belangrijk vinden, dat laten we geen mainstream-politici, intellectuelen of mediapersonages voor ons bepalen. Ik kan me heel goed voorstellen dat er veel mensen in Nederland zijn die geen last hebben van racisme en daarom andere zaken belangrijker vinden. Maar dat is nu juist het probleem! We gaan dan ook niet in valse bescheidenheid wachten tot alle andere problemen zijn opgelost. Hoe moet ik me dat dan voorstellen? “Au! Meneer, u staat op mijn voet, zou u dat even willen laten… Oh nee, ik zie dat u aan het bellen bent, maakt u dat gesprek eerst maar even af, dan hebben we het er daarna nog wel over.” Nee, dat gaan we dus niet doen.

Gevoelens

Ook als racisme wel belangrijk wordt gevonden, wordt het soms gereduceerd tot het gevoel of de ervaring van de slachtoffers. Er wordt dan misschien wel bij gezegd dat die gevoelens belangrijk zijn en gerespecteerd moeten worden, en dat we vooral rekening moeten houden met elkaar. Op het eerste gezicht is daar natuurlijk ook weer wat voor te zeggen: het respecteren van elkaars gevoelens en het kweken van begrip voor de situatie van anderen. Uiteindelijk is dit echter ook weer een voorbeeld van de individualisering van een maatschappelijk probleem. Daarbij wordt de verantwoordelijkheid voor het probleem bij het slachtoffer neergelegd, namelijk de mensen die last hebben van racisme. Zo kan de discussie snel omslaan in ‘victim blaming’: “als jullie niet zo gevoelig waren, dan zouden we het nu ook niet de hele tijd over racisme hoeven te hebben”. De focus op de beleving van de slachtoffers neemt een reëel bestaand fenomeen en reduceert het tot een subjectief waargenomen ervaring.

Deze redenering leidt vervolgens ook tot een discussie over intenties, bedoelingen en interpretaties. Want als racisme alleen maar ‘in the eye of the beholder’ is, dan wordt het ineens ook relevant wat de dader ‘echt’ bedoelde. Al snel is dan de conclusie dat de intentie niet racistisch was, en dus ook het hele incident eigenlijk niets met racisme te maken had. Jammer van de ervaring, maar het was niet zo bedoeld. Zo zien we steeds weer dat het zogenaamd erkennen en respecteren van de ervaring van racisme uiteindelijk neerkomt op het ontkennen ervan.

Dit gaat uiteraard allemaal voorbij aan het feit dat racisme wel degelijk objectief en neutraal is vast te stellen, en dat er veel meer achter zit dan alleen de interpretatie van het ‘slachtoffer’, zoals hierboven al is uitgelegd. De vraag of iets racistisch is, heeft dan ook maar weinig met de gevoeligheden van “minderheden” te maken. Daarbij kan het ook handig zijn om even in herinnering te roepen dat racisme gewoon een strafbaar feit is. Het is dan ook zeer opmerkelijk dat, in een tijd van lik-op-stuk beleid en de roep om steeds hardere straffen, racisme steeds weer gerelativeerd en zelfs begrepen en uitgelegd wordt, terwijl we simpelweg zouden kunnen zeggen: “Het mag niet, dus we zien elkaar bij de rechter”. Als ik door een rood stoplicht fiets, dan luistert ook niemand naar mijn bedoelingen en beweegredenen. Waarom bij racisme wel?

En zij dan?

Tenslotte de ultieme jij-bak: volgens sommige witte Nederlanders zijn zij ook wel eens gediscrimineerd tijdens hun vakantie op Curaçao, en het blijkt dat ook in Afrika en Azië huidskleur een nogal bepalende rol speelt voor de status en macht die verschillende groepen hebben. Waarom dus, zo is de redenering, wordt er alleen gefocust op wit racisme terwijl het toch overal voorkomt?

Hier zijn vooral twee dingen over te zeggen. Ten eerste, heel simpel, is een jij-bak nooit een heel sterk argument. Het klinkt misschien nogal betuttelend, maar het feit dat ‘zij’ iets doen, betekent nog lang niet dat het dan ook geoorloofd is dat ‘jij’ dat ook doet. Het getuigt dan ook niet van een erg volwassen kijk op de wereld om dit soort argumenten aan te halen.

Ten tweede, en misschien iets ingewikkelder, komt in deze context ook weer de factor macht om de hoek kijken. Want de ene “minderheid” is de andere niet. “Minderheid” en “meerderheid” zijn geen puur getalsmatige termen, maar hebben net zoveel met sociale status en invloed te maken. Een getalsmatige minderheid die wel veel macht, status en invloed heeft, zit in een heel andere positie dan een minderheid die zich aan de onderkant van de sociale pikorde bevindt. Zo is racisme tegen de witte minderheid in Zuid-Afrika van een heel andere orde dan racisme tegen bijvoorbeeld de Antilliaanse minderheid in Nederland.

En deze verhoudingen van macht en status zijn niet alleen relevant in een nationale context, maar kunnen en moeten ook vertaald worden naar de wereldschaal. Het valt moeilijk te ontkennen dat in het systeem van het wereldwijde kapitalisme de witte minderheid (meestal uitgedrukt in termen van “westers”) de macht en invloed in handen heeft, waarbij de zwarte meerderheid in de zuidelijke helft van de planeet heel wat minder te zeggen heeft. Haal daar nog de recente geschiedenis van wit racisme bij tegen zowat alle niet-witte groepen van de wereldbevolking en het wordt wel duidelijk waarom we ons ook vandaag de dag niet moeten laten afleiden van het anti-zwart racisme in Nederland. Want dat zijn dit soort argumenten: een puur afleidingsmanoeuvre.

Veel meer

Zo zou ik nog wel even door kunnen gaan. Er zijn natuurlijk nog veel meer uitvluchten en excuses die worden gebruikt om racisme te ontkennen en kritiek te ontwijken. Of het nu gaat om inhoudelijke argumenten of oproepen om het toch vooral gezellig te houden en niet zo moeilijk te doen – er is altijd wel een antwoord op te vinden. De argumenten en tegenargumenten die ik in dit artikel heb besproken, zijn dan ook zeker niet nieuw of origineel. Het helpt wel om af en toe stil te staan en te bedenken hoe we met bepaalde geluiden en tactieken om kunnen gaan. Maar het belangrijkste is niet zozeer het ontkrachten van de argumenten van onze tegenstanders, maar juist dat we voet bij stuk houden en onze eigen argumenten naar voren brengen. Tegen racisme en de mensen die het propageren, zowel op maatschappelijk als op individueel niveau.

Gregor Eglitz