Rechter geeft roofstaat aan de Noordzee opnieuw draai om de oren wegens oorlogsmisdaden
Weer moet de Nederlandse staat met de billen bloot vanwege Nederlandse misdaden in de smerige koloniale oorlog tegen Indonesië van 1945 tot 1949. Opnieuw hebben slachtoffers van die oorlog een juridische overwinning geboekt. Vandaag bepaalde de rechtbank in Den Haag namelijk dat niet alleen de weduwen, maar ook de kinderen van mannen die indertijd door Nederlandse militairen zijn vermoord, recht hebben op een schadevergoeding.
Flink onder druk gezet door eerdere rechtszaken over de Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië, kondigde het kabinet in augustus 2013 een schadevergoedingsregeling aan. Alle Indonesische vrouwen die zouden kunnen aantonen dat hun echtgenoten tussen 1945 en 1949 door Nederlandse militairen standrechtelijk waren geëxecuteerd in een actie die van vergelijkbare ernst en aard was als de massamoorden in Rawagede en Zuid-Sulawesi, zouden een schadevergoeding van twintigduizend euro kunnen krijgen. Er zou daarover dan geen gesteggel meer hoeven te zijn bij de rechter. En er zou toch nog een soort genoegdoening komen voor het leed dat de Indonesische bevolking was aangedaan, weliswaar belachelijk laat, bijna zeventig jaar na de oorlog, en nadat de koloniale terreur jarenlang in de doofpot was gestopt.
Geniepig
Maar wie had verwacht dat de Nederlandse staat de slachtoffers van haar oorlogsmisdaden eindelijk eens wat minder schandalig zou behandelen, die had de hufterige omgang van die staat met het eigen koloniale verleden nog niet voldoende tot zich laten doordringen. De staat is de zaak doelbewust blijven vertragen, waardoor er steeds minder inmiddels hoogbejaarde weduwen overbleven aan wie men een schadevergoeding moest betalen. Daar komt bij dat de weduwen zoveel jaar na de oorlog werden opgezadeld met de zware bewijslast dat ze werkelijk de echtgenoten waren geweest van de mannen die door het Nederlandse leger waren vermoord.
Bovendien had het kabinet de regeling geniepig opgezet. De schadevergoedingsvordering die de weduwen konden instellen, bleek strikt persoonlijk te zijn en dus niet overerfbaar. Bij overlijden van de weduwen konden hun kinderen de vordering dus niet overnemen. Daarom werd het noodzakelijk dat ook de kinderen van de weduwen op hun beurt een rechtszaak tegen de Nederlandse staat aanspanden en ook een schadevergoeding eisten. Vandaag stelde de rechtbank hen in het gelijk. Verder gaat de rechtbank een deskundige aanwijzen die onderzoek moet doen naar alle vorderingen, zowel van de kinderen als van de weduwen die nog geen schadevergoeding hebben gekregen van de staat. Het lijkt er sterk op dat de rechter daarmee aangeeft dat het onderzoek van de staat naar de schadevergoedingen niet deugdelijk en betrouwbaar genoeg is uitgevoerd.
Zelfverrijking
De botte, gierige en zelfgenoegzame houding van de staat bij deze rechtszaken is tekenend voor de opstelling die de Nederlandse koloniale machthebbers eeuwenlang hebben ingenomen ten opzichte van Nederlands-Indië. Al vanaf het begin van de zeventiende eeuw is die kolonie geplunderd, platgebrand, uitgezogen, leeggeroofd en geknecht. De kolonie stond volkomen in dienst van de roofstaat aan de Noordzee en zorgde in de negentiende eeuw met bloed, zweet en tranen voor maar liefst een derde van de staatsinkomsten. Nadat de Indonesiërs in 1945 de onafhankelijkheid van hun land hadden uitgeroepen, probeerde de Nederlandse staat koste wat het kost om die bevrijdingsstrijd de kop in te drukken en het koloniale systeem van uitbuiting en zelfverrijking voort te zetten. Dat ging gepaard met grootschalige oorlogsmisdaden, zoals van kapitein Raymond Westerling die met zijn beruchte Depot Speciale Troepen dood en verderf zaaide en duizenden Indonesiërs vermoordde.
Deze en eerdere juridische overwinningen zijn te danken aan het geduld, de strijdbaarheid en het doorzettingsvermogen van de Indonesische nabestaanden die met veel pijn en moeite de rechtszaken zijn begonnen en tot een goed einde hebben weten te brengen. Minstens zo belangrijk was de geweldige inzet van de anti-koloniale activist Jeffry Pondaag, voorzitter van het Comité Nederlandse Ereschulden, en van de bevlogen advocaat Liesbeth Zegveld. Zij hebben weten te bereiken dat bijna zeventig jaar na de oorlog de aansprakelijkheid van de Nederlandse staat voor de oorlogsmisdaden tussen 1945 en 1949 een feit is.
Tegengeluid
Toch blijft er nog veel werk aan de winkel, vooral op het gebied van de verwerking van het koloniale verleden. Ondanks toegenomen tegenkrachten blijft een koloniaal en nationalistisch vertoog over Nederlands-Indië namelijk de boventoon voeren, onder het aloude motto “Daar werd wat groots verricht” en via praatjes over “de VOC-mentaliteit” die zou moeten terugkeren. Het is zaak om daar met zoveel mogelijk mensen en in zoveel mogelijk maatschappelijke kringen een anti-koloniaal tegengeluid tegenover te zetten. De sterk opkomende beweging tegen Zwarte Piet is een mooi voorbeeld van de manier waarop met zo’n tegenverhaal flink wat invloed kan worden gewonnen. De recente actie tegen de propagandafilm “Michiel de Ruyter” laat zien hoe het debat over het Nederlandse kolonialisme door de inbreng van een paar kritische mensen al snel een anti-nationalistische wending kan nemen. Er liggen volop kansen en mogelijkheden om ook in het geval van Nederlands-Indië een anti-koloniale visie uit te dragen en het heersende koloniale vertoog over dit voormalige wingewest te bestrijden en te ontmantelen.
Harry Westerink