Rechter verbiedt overheid om vluchtelingen dakloos te maken
De overheid mag een afgewezen Angolese vluchtelinge en haar drie kinderen niet op straat zetten. En het scheiden van kinderen en hun ouders mag niet worden ingezet als pressiemiddel om vluchtelinggezinnen uitgezet te krijgen. Dat heeft het Haagse gerechtshof onlangs bepaald. Eerder besliste die rechter al dat de drie kinderen onderdak behoorden te krijgen, maar leek het erop dat de overheid de moeder wel op straat mocht gooien. Uiteindelijk heeft het gerechtshof het recht op gezinsleven zwaarder laten wegen dan het belang van de overheid om afgewezen vluchtelingen koste wat het kost te deporteren.
Het ging in deze zaak om een alleenstaande moeder die met haar drie kinderen in vertrekcentrum Ter Apel verblijft. De vluchtelinge is al 9 jaar in Nederland. Haar oudste kind was 2 jaar toen ze Angola ontvluchtte. Haar andere twee kinderen zijn in Nederland geboren. In vertrekcentrum Ter Apel zitten afgewezen vluchtelingen die volgens de overheid naar hun land van herkomst moeten terugkeren. Het was de Dienst Terugkeer en Vertrek (DTV) van het ministerie van Justitie niet gelukt om de moeder uit te zetten. Daarom wilde de overheid de moeder met haar kinderen op straat zetten.
In het tussenvonnis van 27 juli 2010 had het gerechtshof bepaald dat het dakloos maken van de kinderen in strijd is met het kinderrechtenverdrag en andere internationale mensenrechtenverdragen. Daarop had de overheid gesteld dat de kinderen met een “kinderbeschermingsmaatregel” van de moeder gescheiden zouden kunnen worden. De kinderen zouden dan opgevangen worden, maar hun moeder niet. Verder had de overheid laten weten dat het staten vrij zou staan om een eigen invulling te geven aan de verplichtingen uit mensenrechtenverdragen. Dat vond het gerechtshof blijkbaar wat al te gortig. Die verdragen kunnen immers niet zomaar naar eigen goeddunken en op basis van eigen interpretaties door staten terzijde worden geschoven.
“Als drukmiddel om de moeder te bewegen aan het verkrijgen van uitreisdocumenten mee te werken mag de scheiding van de kinderen uiteraard niet worden gebruikt”, stelt het gerechtshof nadrukkelijk. Deze stellingname is van groot belang, omdat dit pressiemiddel in terugkeergesprekken van de DTV met afgewezen vluchtelingen tot nu toe wel steeds aan de orde is gekomen. Toen PvdA-Kamerlid Hans Spekman minister van Immigratie en Asiel Gerd Leers hierop aansprak, antwoordde Leers dat de overheid hiermee slechts voldoet aan haar informatieplicht. Hij ontkende daarmee botweg de druk en de dreiging vanuit de DTV richting afgewezen vluchtelingen. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat Leers heeft aangekondigd tegen de beslissing van het gerechtshof in cassatie te gaan bij de Hoge Raad. De coalitie “Geen kind op straat” is daarentegen opgetogen over de uitspraak van het gerechtshof, die een overwinning betekent in de strijd tegen het dakloos en rechteloos maken van vluchtelingen zonder verblijfsrecht.
Harry Westerink
De kop boven dit artikel pakt meteen door, maar vooralsnog geldt dit alleen voor gezinnen met jonge kinderen. Echter, art. 8 EVRM (recht op family life), is ook van toepassing op ‘kwetsbare personen’. (In april vorig jaar werd een statenloze man uit Apeldoorn, die psychisch in de war was, op grond daarvan (weer) opvang toegekend.)
Ten tijde van het tussenvonnis werd al door meerdere betrokkenen gesteld dat de overheid zich er niet vanaf zou kunnen maken door het gezin uit elkaar te halen van(http://www.trouw.nl/nieuws/nederland/article3143027.ece/Staat_moet_zorgen_voor_kind_van_illegaal_.html; http://extra.volkskrant.nl/opinie/artikel/show/id/6331/We_moeten_iedereen_gewoon_opvangen). Het eindvonnis timmert die mogelijkheid nu verder dicht. Wat het tussenvonnis zo spraakmakend maakte was dat het zelfstandig concludeerde dat de situatie inhumaan was. Juridisch weblog P&P schreef destijds:
“Daarmee is het Hof volgens mij de eerste rechter die deze strafschop recht door het midden neemt. Niet een verdragsbepaling die toch rechtstreekse werking moet worden toegekend, geen positieve verplichting tot family-life of een standpunt van een commissie maar het verbod om inhumaan te handelen.
Het zou me niet verbazen als de Hoge Raad deze bal weer op de stip legt. Ondertussen is er volop ruimte voor de Tweede Kamer om zich hierop te bezinnen. Tussen alle bezorgdheid over ‘de rechtsstaat’ door is het misschien een idee eens te bekijken waarom een hoge rechterlijke instantie zo’n fundamenteel vraagteken zet bij beleid waar zowel CDA, PvdA, VVD, ChristenUnie en D66 voor verantwoordelijk zijn.”
(http://www.publiekrechtenpolitiek.nl/kinderen-van-illegalen/)