Samen strijden tegen het neo-liberalisme kan alleen met verbindende taal en zichtbaarheid
In december vorig jaar verscheen in “Spanning” – een uitgave van het wetenschappelijk bureau van de SP – het artikel “Identiteitspolitiek: een heilloze weg” van de hand van Hans van Heijningen. Daarin roept Van Heijningen op tot een verbinding van de strijd tegen het kapitaal met de strijd van “specifieke groepen die op achterstand staan of worden gezet”. Hoewel dit een prima oproep is, mist het artikel overtuigingskracht. Juist omdat de auteur een toon en argumentatie hanteert die een dergelijk verbond alleen maar moeilijker zullen maken.
Bewegingen en individuen die “identiteitspolitiek” bedrijven zouden volgens Van Heijningen de etnische, religieuze en seksuele eigenheid van groepen die de strijd aanbinden tegen uitbuiting en onderdrukking uitvergroten en “zelfs verabsoluteren”. Identiteitspolitiek zou gevoed worden door de krimp van de traditionele arbeidersklasse, het uit het neo-liberalisme voortkomende hyperindividualisme en de wijdverbreide zoektocht naar houvast in onze complexe samenleving.
Dat Van Heijningen niet zo enthousiast is over identiteitspolitiek blijkt uit andere kenmerken die hij deze politiek toeschrijft. Identiteitspolitiek zou academisch en elitair zijn, groepen mensen wegzetten als “dom, bekrompen en beklagenswaardig” en daarmee “anderen” uitsluiten. Identiteitspolitiek zou bovendien uitgaan van “verlicht eigenbelang”, omdat het is gestoeld op “solidariteit met mensen die tot dezelfde subcultuur behoren”. Het zou ook blokkades opwerpen voor georganiseerde solidariteit, omdat identiteitspolitiek een boodschap alleen geldig acht als deze wordt gebracht door woordvoerders die uit de belanghebbende groep voortkomen. Tot slot zou identiteitspolitiek een mislukt alternatief zijn voor het neo-liberale mensbeeld.
Hardnekkige wortels
Van Heijningen gaat kortom flink tekeer tegen identiteitspolitiek. Maar daarmee wordt nog steeds niet duidelijk wat hij er concreet mee bedoelt. Ook niet wie hij precies voor ogen heeft. In de spaarzame passages dat hij dit wel lijkt te doen, scheert hij BIJ1 van Sylvana Simons over één kam met de extreem-rechtse PVV en Forum voor Democratie, en met de erdoğanisten van DENK. Een nogal ongelukkige manier van redeneren. Deze groepen verschillen niet alleen ideologisch en wat betreft consistentie van elkaar, maar ook wat betreft vertrekpositie. Zo is BIJ1 geboren uit de strijd tegen racisme, terwijl de PVV en Forum voor Democratie duidelijk racistische generatoren zijn.
In de ogen van Van Heijningen gaat identiteitspolitiek voorbij aan de belangrijkste tegenstelling in onze samenleving: “die tussen diegenen die de financiële en economische macht bezitten […] en aan de andere kant de grote meerderheid van de bevolking”. Daarmee slaat Van Heijningen de boel wel erg plat. Het is simpelweg niet zo dat initiatieven die strijden tegen racisme, seksisme en homohaat per definitie geen oog hebben voor economische rechtvaardigheid en sociaal-economische analyses. Tegelijkertijd is het een misvatting om alle scheve sociale machtsverhoudingen te verklaren vanuit het kapitalisme of neo-liberalisme. Onderdrukking en hiërarchie hebben hardnekkige wortels die ouder zijn dan het kapitalisme. Anti-kapitalistische revoluties in de vorige eeuw hebben aangetoond dat louter een ander economisch model geen garantie is op de beëindiging van bijvoorbeeld racisme, homohaat en seksisme.
Zoektocht
Het onder vuur nemen van progressieve bewegingen die zich concentreren op de strijd tegen racisme of homohaat, het degraderen van hun gevecht tot slechts een afgeleide van de hoofdstrijd tegen het kapitaal en het onderbrengen van progressieve en rechtse initiatieven onder de gemeenschappelijke noemer van identiteitspolitiek is in mijn ogen niet bepaald een veelbelovende manier om solidariteit en een gemeenschappelijke strijd met deze groepen te kunnen organiseren. Iets waar Van Heijningen blijkbaar eigenlijk graag aan wil, maar waarvoor hij geen route of perspectief schetst. Terwijl deze zoektocht naar een verbonden strijd van essentieel belang is voor een duurzame SP, met name in stedelijk gebied.
Mijn voorstel is om ons niet te verliezen in abstracte discussies over identiteitspolitiek, maar ruimte te creëren voor echte politieke interesse in en gesprekken met groepen die zijn en worden gemarginaliseerd en die strijden tegen racisme, seksisme en homohaat. Dan zullen socialisten ook snel bevestigd krijgen dat binnen de meerderheid van machtelozen simpelweg verschil en diversiteit bestaat – mensen kunnen in het echte leven niet gereduceerd worden tot enkel de identiteit van “arbeider” – en dat deze verschillen in huidskleur, geslacht en seksuele voorkeur mede bepalend zijn voor kansen en bejegening in deze samenleving. Racisme in onze maatschappij is bijvoorbeeld een keiharde realiteit. Zo wordt al ruim twintig jaar ingehakt op de religieuze identiteit van moslims. Jongeren met andere roots worden etnisch geprofileerd, hebben minder kansen op de arbeidsmarkt, worden vereenzelvigd met een groep en niet gezien als een individu. Haat heeft de lage landen overspoeld. Anti-racistisch verzet, of dit nou in de vorm van een zelforganisatie is of niet, is onder deze omstandigheden alleen maar toe te juichen en heeft van geen enkele politieke partij een legitimiteitskeurmerk nodig. En ja, dit verzet is offensiever, minder conformistisch dan de strijd van de eerste en tweede generatie migranten. Gelukkig maar. Jonge activisten zien zichzelf niet als gasten in dit land, maar eisen – tegen het massieve racisme en de islamhaat van Wilders en Baudet in – een volwaardige plek op in hun geboorteland.
Uiteraard hebben wij als links, als socialisten een grote verantwoordelijkheid in het samenbrengen, het verbinden van de strijden. En niet alleen om dé strijd als zodanig daarmee te versterken, maar ook om te voorkomen dat het anti-racistische verzet wordt gekaapt door fundamentalisten of erdoğanisten, de strijd tegen homohaat door de PVV of Forum voor Democratie en de strijd tegen seksisme door liberale carrièrefeministes.
Verbindende taal
Hoe? Dat is de grote vraag. De antwoorden daarop kunnen alleen gevonden worden in de praktijk. Verbindende, doordachte taal is daarbij in ieder geval een noodzakelijke voorwaarde. De nadruk die partijprominenten laatst legden op “Nederlandse waarden en normen” is geen voorbeeld van verbindende, socialistische taal. Hier geboren en getogen jongeren “met een migratieachtergrond” stoot je daar alleen maar verder mee af. Zij horen daar namelijk hetzelfde integratiegedram van rechts in, terwijl zij schreeuwen om acceptatie en gelijke kansen. Wat zijn deze waarden en normen trouwens precies? Als we daar vaak in dit debat aangehaalde zaken als scheiding van kerk en staat of het beheersen van mannenhanden achter de voordeur mee bedoelen: zijn deze nou echt exclusief Nederlands? Absoluut niet. Sterker nog: veel verworvenheden die nu als ‘Nederlands’ worden gepresenteerd – zoals secularisme, seksuele bevrijding, burgerlijke vrijheden, politieke emancipatie van vrouwen – zijn door strijd afgedwongen door de arbeiders- en vrouwenbeweging. Een strijd die bovendien op alle continenten is gevoerd. Spreek liever van socialistische of progressieve waarden. Dat zou ook een mooi weerwoord tegen rechts zijn. Conservatieven claimen deze waarden op een gewiekste wijze als hún erfenis om vooral als wapen te gebruiken tegen moslims en vluchtelingen en mensen die zij tot deze categorieën rekenen.
En verbinding ontstaat door in de praktijk te laten zien dat je solidaire intenties geen dode letter, maar oprecht zijn. Dit betekent: zichtbaar zijn, uitsluiting signaleren en agenderen. Partij kiezen waar actie wordt gevoerd, waar verzet is. Natuurlijk hoeft steun of sympathie niet onvoorwaardelijk te zijn. Waarom zouden we ons zelf bovendien tekort doen door niet verder te kijken dan het sociaal-economische domein? Een jongere die dagelijks wordt geconfronteerd met keiharde aanvallen op zijn beleefde identiteit, die niet slaagt bij sollicitaties vanwege zijn achternaam, heeft niet direct een boodschap aan de strijd in de zorg. Maar laten voelen dat wij hem of haar begrijpen, bondgenoten zijn, opent de weg naar een breder bewustzijn, naar inzicht in de relaties tussen racisme en economische ongelijkheid en uitbuiting. Kortom, naar de kern van onze socialistische maatschappijvisie en -analyse. Recent maakte de SP zich zichtbaar boos over de bereidheid tot discriminatie door uitzendbureaus. Dát is een voorbeeld van hoe het wel moet.
Mahmut Erciyas
(Voormalig gemeenteraads- en Statenlid voor de SP. Deze reactie verscheen eerder op zijn Facebook-pagina.)
Over ‘identiteitspolitiek’ gesproken; hoe kan je samenwerken als je steeds maar subjectieve doelen stelt? Je ondersteund toch elkaar en door de opkomst van sociale bewegingen is er immers genoeg identiteit terug te vinden met je zelfbewuste deelgenoten die regelmatig hun identiteit uitleggen als een ‘no go area’ waar je eerder last van hebt dan dat het windeieren legt. Is niemand meer gewend om op basis van verschillen samen te werken? Je kan ook objectieve doelen nastreven en in ogenschouw nemen dat de één het nagenoeg nauwelijks of nooit kan bereiken en de andere wel. Een pijnlijke constatering maar dan komt al gauw racisme en of seksisme ter sprake… Een treffend voorbeeld is de ondersteuning en samenwerking met mensen zonder papieren. Is het te wijten aan de veronderstelde ‘absorptievermogen’, een constatering afkomstig van Femke Halsema in haar publicatie ‘Nergensland’, dat nieuwkomers steeds minder rechten krijgen? Nee, gematigd links denkt alles maar te kunnen reguleren omdat er zo langzamerhand allerlei mensen in ballingschap leven die gedwongen waren om te vluchten van huis en haard en niet terug kunnen keren. Door de flexibilisering van de arbeidsmarkt ontstaat er een steeds groter wordende arbeidsreservoir van mensen die hun bestaansrechten dreigen kwijt te raken en steeds eerder betaald werk willen verrichten met hele slechte arbeidsvoorwaarden. Het is dus een noodzaak om samen te werken en niet de verschillen te benadrukken. Zolang iemand zonder papieren leeft en of dak- en thuisloos is wil hij/zij wel voldoende bestaansmiddelen hebben en daarvoor alles doen. Ondanks de illegaliteit is het dus belangrijk om mensen aan het werk te helpen en onderdak te geven. Dat neemt niet weg dat er verschillende en ongelijke situaties zijn. Hoe kan je, met je eigen identiteit, rijmen dat je iemand zonder papieren aan onderbetaald werk helpt, terwijl je weet dat hij rechteloos is? Dat kan en hij leeft vaak in slechtere omstandigheden dan we gewend zijn. Laten we als sociale beweging van verschillende pluimage ons best doen wantoestanden in kaart te brengen en iets te veranderen om solidair te zijn. Iedereen is van de wereld en op korte termijn doen we wat we kunnen.