Staatssecretaris Klijnsma en de oorlog tegen de armen

Klijnsma.
Klijnsma. (Roel Wijnants Fotografie)

Staatssecretaris Jetta Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bood op 12 november aan de Tweede Kamer een wetsvoorstel aan dat de Wet Werk en Bijstand (WWB) ingrijpend verandert en de positie van uitkeringsgerechtigden nog verder dreigt te verslechteren. Het is de bedoeling dat dit voorstel Maatregelen WWB na parlementaire goedkeuring vanaf 1 juli 2014 gefaseerd wordt ingevoerd. Het voorstel hangt nauw samen met de komst van de Participatiewet. Een overzicht van de ontwikkelingen.

De Raad van State en de Raad voor de Rechtspraak hebben inmiddels kritische adviezen gegeven over het wetsvoorstel. Een belangrijke vraag is of het niet in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en of het niet gaat leiden tot veel beroepsprocedures en verdere verbureaucratisering van de samenleving. Met als gevolg veel onzekerheid voor mensen met een laag inkomen, onder meer omdat categoriale regelingen en toeslagen worden afgeschaft en vervangen door een beperkte uitbreiding van de pot met bijzondere bijstand, waarbij steeds een individuele beoordeling moet plaatsvinden. Dat roept voor de adviesgevers de vraag op of de geplande bezuinigingen wel worden gehaald en of de rijksoverheid niet eenvoudigweg de bezuinigingen doorvoert en de problemen van de bureaucratisering, in de vorm van een uitgebreider uitvoerend ambtenarenapparaat, op het bordje van de gemeenten schuift. De Raad van State vindt dat het kabinet een aantal maatregelen van het voorstel zou moeten heroverwegen of ervan af zou moeten zien.

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en Divosa, de club van managers van sociale diensten, hebben naar verhouding scherpe kritiek op de voorgestelde aanpassingen van de WWB. De maatregelen schieten volgens VNG en Divosa hun doel voorbij, leiden tot onnodige extra regels en dwang, en beperken de mogelijkheid tot maatwerk. De WWB is bedoeld als vangnet voor mensen die niet in hun eigen onderhoud kunnen voorzien. De VNG en Divosa hadden in maart al forse kritiek (pdf) geleverd op het concept-wetsvoorstel. De Maatregelen WWB kunnen leiden tot verhoging van schulden bij werkzoekenden, en een groter beroep van werkzoekenden op andere vangnetten, zoals de bijzondere bijstand, schuldhulpverlening, ondersteuning van voedselbanken en de maatschappelijke opvang.

Sociaal minimum

Het wetsvoorstel komt niet als een verrassing. Al jaren vindt er door de overheid een aanval plaats op de fundamenten van de positie van de minima. Dat gaat gepaard met aanscherping van strafmaatregelen in diverse sociale zekerheidswetten, verruiming van het begrip passende arbeid, strengere keuringen, verlies van koopkracht en strengere controles via een uitbreiding van huisbezoeken en andere maatregelen. Daardoor wordt de toegang tot de sociale zekerheid voor steeds meer mensen sterk ingeperkt. Steeds meer mensen moeten rondkomen van een veel te laag sociaal minimum, tot in lengte van jaren, terwijl de economie al decennialang onvoldoende arbeidsplaatsen schept voor de vele werkzoekenden. Voordat de crisis in 2008 uitbrak, was er al sprake van een bijna baanloze groei, met een chronische massawerkloosheid die door de crisis ook nog eens is versterkt.

Dat kan worden geïllustreerd met wat cijfers. Het arbeidsvolume nam in de periode van 1969 tot 2006 toe van 5 tot 6,6 miljoen arbeidsjaren. In 36 jaar tijd was er dus een stijging van 1,6 miljoen arbeidsjaren. Na die periode bleef het arbeidsvolume schommelen rond de 6,6 miljoen arbeidsjaren. Er was dus geen toename meer. Het aantal werkzame personen tussen 1969 en 2012 steeg van 5,5 miljoen personen in 1969 naar 8,5 miljoen, maar sinds 2002 is er nauwelijks een toename meer. Wel geeft dit aan dat steeds meer mensen in deeltijd werken. Er heeft dus een gigantische arbeidstijdverkorting plaatsgevonden met evenredige inlevering van loon, vooral in de jaren tot 2002. Met name in de gezondheidszorg, de zakelijke dienstverlening en handel, het vervoer en de horeca wordt veel in deeltijd gewerkt. De horecasector is de bedrijfstak met het grootste aantal banen. De potentiële beroepsbevolking schommelde tussen 2002 en 2012 rond de 11 miljoen personen.

Veel mensen aan de onderkant van de samenleving hebben geen alternatieven voor een leven op een sociaal minimum tot in lengte van jaren, ondanks de verhullende retoriek die de overheid daarover verspreidt. De invoering van allerlei verscherpte maatregelen tegen minima werd gekenmerkt door een compromis tussen de liberalen en de sociaal-democraten. Centraal kwam “het volumebeleid” te staan. De toegang tot de sociale zekerheid werd steeds verder ingeperkt, maar het sociaal minimum bleef als principe in elk geval formeel gehandhaafd. Geen enkele hier legaal verblijvende persoon mocht beneden dat minimum zakken. De koopkracht van het minimuminkomen liep echter wel terug, met het argument dat dat minimum moest blijven gelden voor alle mensen die het “echt” nodig zouden hebben. Maar in de samenleving groeide de kloof tussen arm en rijk, waarbij de rijken steeds rijker werden en de armen steeds armer. Een hogere belasting voor mensen die al heel veel geld hebben is onbespreekbaar, terwijl de armen worden gepakt.

Eigen schuld

Met het wetsvoorstel wordt de toch al sterk afgebrokkelde verzorgingsstaat overboord gegooid. Het “volumebeleid” leidt zo tot het zoeken naar een stok om de hond te slaan. Het streven is er vooral op gericht om mensen waar mogelijk uit te sluiten van basisvoorzieningen als eten en onderdak. Daarbij worden de maatregelen doorgevoerd op ideologische gronden, dus niet omdat de overheidsfinanciën of andere zakelijke argumenten de bezuinigingen en de maatregelen noodzakelijk zouden maken. De ideologische motivatie houdt in dat de schuld van de armoede en de werkloosheid bij het individu moet worden gelegd. Eigen schuld, dikke bult dus. Mensen moeten zich schikken, zonder morren doen wat bazen en ambtenaren eisen, zich netjes kleden, zich dienstbaar en flexibel opstellen, hard werken, niet klagen, en uitbuiting en onderdrukking voor lief nemen, anders worden ze drie maanden uitgesloten van een inkomen. Aldus de geest van de nieuwe regels.

Als motto daarbij geldt dat de werkloze zijn werkloosheid aan zichzelf heeft te danken. Werkloos zijn zou geen verband houden met maatschappelijke omstandigheden, zoals het gegeven dat er simpelweg te weinig werkgelegenheid is. Een van de onderdelen van het wetsvoorstel betreft de invoering van “de kostendelersnorm” in het hele stelsel van sociale zekerheid. Daarmee wordt het principe van het sociale minimum afgeschaft. Dat minimum is niet langer een algemene norm voor iedereen, een inkomen waarmee gepensioneerden, arbeidsongeschikten, werklozen en werkenden hun leven mogen inrichten volgens hun eigen keuzen en omstandigheden en met respect voor de autonomie van de mens. De overheid gaat namelijk bijstandsachtige principes invoeren in de volksverzekeringen, zoals het principe dat bij de hoogte van de uitkering wordt gekeken naar de kosten die de uitkeringsgerechtigde voor bepaalde uitgaven heeft gemaakt. Als bepaalde door de overheid vast te stellen uitgaven lager uitvallen, dan krijgt de uitkeringsgerechtigde ook minder inkomen. Dat betekent een begin van de afschaffing van de volksverzekeringen. Immers, een volksverzekering is in principe een geïndividualiseerde verzekering, waarvoor men premie betaalt. Met het wetsvoorstel zijn we met z’n allen op weg naar het biologische minimum dat de VVD voor ogen heeft, op basis van bijstandsachtige sociale voorzieningen zonder sociale verzekeringen, waardoor armen op het absolute sociale minimum worden vastgepind. Dat schrijnt des te meer, nu de rijken steeds rijker worden en excessieve asociale verrijking nauwelijks wordt gecontroleerd en bestraft. Die verrijking is zelfs maar al te vaak wettelijk toegestaan, wat veel zegt over het onrecht dat in die regels zit. Daar komt bij dat belastingverlaging voor de rijken en rijksten aan de lopende band plaatsvindt en belastingverhoging tot taboe is verklaard.

Kostendelersnorm

Hieronder heb ik de maatregelen uit het wetsvoorstel op een rijtje gezet en voorzien van commentaar.

* Er wordt een kostendelersnorm ingevoerd waardoor het bijstandsbedrag per persoon lager wordt naarmate meer meerderjarige personen in dezelfde woning verblijven en zij ook met meer personen de kosten kunnen delen. Deze kostendelersnorm gaat, behalve in de bijstand, ook gelden in de AOW, ANW, IOAW, IOAZ en Toeslagenwet. De invoering van de norm betekent dat ongeveer honderdduizend uitkeringsgerechtigden die onder diverse sociale verzekeringswetten vallen, er honderden euro’s op achteruit zullen gaan, waaronder AOW-ers, WWB-ers en Wajongers. Woont de bijstandsgerechtigde in bij zijn of haar moeder of vader, dan gaat de bijstandsuitkering met 202 euro omlaag en de AOW van de ouder met nog eens 283 euro. Een alleenstaande in de bijstand met een thuiswonend werkend kind wordt per 1 januari 2014 met 202 euro gekort op zijn uitkering. Twee zussen in de AOW die wonen op het zelfde adres leveren per 1 juli 2014 circa 250 euro in vanwege de kostendelersnorm. Twee samenwonende personen, beiden AOW-ers en geen partners, gaan er door de kostendelersnorm 566 euro per maand op achteruit.

De kostendelersnorm is een ramp voor de positie van veel minima. De norm is in strijd met de doelstelling van “de participatiesamenleving” dat mensen meer voor elkaar moeten zorgen. In vaak voorkomende situaties zorgen inwonende kinderen voor hun oudere ouders. Ze worden straks financieel gestraft voor die hulp. AOW-ers en chronisch zieken hebben vaak meerkosten vanwege chronische ziekte en worden extra geraakt vanwege inperking van kostenvergoedingen de afgelopen jaren en het afschaffen van categoriale bijstand waarbij ze ook niet voor individuele bijzondere bijstand in aanmerking komen.  Bovendien is de kostendelersnorm een moeilijk te controleren maatregel, wat dreigt te leiden tot een verdere uitbreiding van het gemeentelijk ambtenarenapparaat. Een heel nieuwe aan te stellen groep van controleurs, handhavers en sociale rechercheurs moet op pad om via onaangekondigde huisbezoeken de thuissituatie te controleren. Daarbij zal net als bij controle op samenlevingsvormen in het algemeen diep ingegrepen worden in de privé-situatie van de betrokkenen. Dat is uiteraard onwenselijk.

Wachttijd

* Werklozen moeten eerst vier weken naar een baan zoeken voordat ze recht krijgen op bijstand. De overheid ontneemt hen dat recht als ze de zoektocht naar een baan onvoldoende kunnen aantonen. Iedereen die een bijstandsuitkering aanvraagt, moet aantonen dat hij in de voorafgaande vier weken er zelf alles aan heeft gedaan om werk te vinden. De zoektijd van vier weken en het plan van aanpak geldt voor iedereen die bijstand wil aanvragen. Werklozen doen een beroep op een bijstandsuitkering omdat ze financieel meestal volkomen aan de grond zitten. Ze kunnen dus veelal niet vier weken wachten en vaak nog veel langer, want de behandeling van een bijstandsaanvraag kan maanden duren. Door de maatregel zal een grote groep in financiële problemen komen.

De staatssecretaris daarentegen wijst cynisch op “het succes” dat dit afknijpmiddel bij jongeren zou hebben. Uit een onderzoek van FNV Jong over de maatregel bij jongeren tot 27 jaar bleek dat als gevolg van de vier weken wachttijd landelijk gezien 37 procent van de jongeren die een uitkering aanvroegen, er toch maar van afzag, omdat men werk had gevonden of verder ging studeren. Van 63 procent van de jongeren weet men niet wat er met hen en met hun inkomen is gebeurd. Hetzelfde onderzoek wees uit dat een groot deel van die 63 procent in een uitzichtloze positie terecht komt. Na vier weken moet de aanvrager van een bijstandsuitkering aantonen dat hij zich heeft gehouden aan de verplichtingen op grond van de WWB. Als hij daar onvoldoende in slaagt, volgt nog eens drie maanden uitsluiting van de uitkering. Met dit soort regelgeving wordt de weg ingeslagen naar het voor een groot deel afschaffen van de bijstand als laatste vangnet.

In Amsterdam en Rotterdam is de vier weken wachttijd al ingevoerd. Op het spreekuur van de Amsterdamse Bijstandsbond zijn de problemen die dat geeft, nu al flink zichtbaar. Belt de werkloze niet op de dag die een ambtenaar hem heeft opgelegd, dan wordt de aanvraag niet in behandeling genomen en begint de wachttijd opnieuw. Dat geldt ook voor mensen die zich aantoonbaar suf hebben gesolliciteerd. Een duidelijk geval van werklozen pesten.

Tegenprestatie

* Het wetsvoorstel verplicht gemeenten om een “tegenprestatie” in te voeren voor alle bijstandsgerechtigden. Bij verordening moeten daarover regels worden vastgesteld. In 2012 is de WWB al aangescherpt op het vlak van verplicht onbetaald werk. In het wetsvoorstel van Klijnsma wordt de tegenprestatie omschreven als “onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden” waartoe bijstandsgerechtigden moeten worden gedwongen, op straffe van korting op of verlies van hun uitkering. Gemeentebesturen hebben de beleidsvrijheid om zelf invulling te geven aan de aard van de “maatschappelijk nuttige werkzaamheden”. Voor alle bijstandsgerechtigden moet een plan van aanpak worden opgesteld. Volgens het voorstel zouden de werklozen “invloed hebben” op de keuze van een bepaalde tegenprestatie. Het is onduidelijk wat dat inhoudt en welke criteria daarbij gelden. Wel helder is dat gemeenten de macht hebben om te bepalen wat de bijstandsgerechtigden moeten gaan doen. Als ze niet meewerken, dan verliezen ze hun inkomen. Keuzevrijheid en ontwikkeling van vaardigheden en kwaliteiten staat daarbij op de laatste plaats. De “invloed” van werklozen is dus een wassen neus.

Alle Wajongers “met werkvermogen” vallen binnenkort onder de Participatiewet en krijgen daardoor ook met deze maatregelen te maken. De Bijstandsbond deelt de conclusie van de Raad van State dat het verplichten van een tegenprestatie voor mensen die geen kans hebben op de arbeidsmarkt of vanwege arbeidsongeschiktheid niet meer kunnen werken, in strijd is met het verbod op dwangarbeid volgens internationale mensenrechtenverdragen. Slechts weinig gemeenten zien heil in deze maatregel. Samen met Doorbraak, de SP en de FNV heeft de Bijstandsbond binnen het comité Dwangarbeid Nee een rapport samengesteld over het werken met behoud van uitkering in Amsterdam, waarbij veel klachten en misstanden naar voren kwamen. Dergelijke onderzoek zijn ook in andere gemeenten gedaan. Er is sprake van verdringing op de arbeidsmarkt, waarbij werkzoekenden die voor hun uitkering moeten werken, betaald werkenden uit hun banen verdringen. Volgens de regels van de rijksoverheid met betrekking tot participatieplaatsen en vrijwilligerswerk moet het gaan om additioneel werk en moet het leiden tot perspectief op betaald werk. Maar die regels worden in flink wat gemeenten met voeten getreden. Eigen ideeën van bijstandsgerechtigden om zich in te zetten voor de samenleving worden vaak afgewezen. Door het ontbreken van een formulering van de rechten van bijstandsgerechtigden in dit soort situaties wordt de deur naar rechteloosheid bij de invoering van de tegenprestatie nog verder opengezet. Ook de Centrale Raad van Beroep bekritiseert verplichte arbeid als er volstrekt geen uitzicht is op arbeidsdeelname. Van “burgerplichten” is in dit soort gevallen ook geen sprake, want de dwangarbeid geldt immers alleen voor mensen in de bijstand.

Beschavingsoffensief

* Ook wordt vastgelegd dat bijstandsgerechtigden hun sollicitaties niet mogen belemmeren door gebrek aan persoonlijke verzorging, onaangepaste kleding, of onbehoorlijk gedrag. Wie zich naar het oordeel van de klantmanager niet gedraagt of slordig gekleed is, kan maximaal drie maanden geen uitkering meer krijgen. Met deze belachelijke regel worden bijstandsgerechtigde nog strikter onderworpen aan een modern beschavings- en disciplineringsoffensief. Ze worden overgeleverd aan de almacht van de ambtenaren die in het wilde weg mogen bepalen wat onaangepast en onverzorgd is.

Als de uitkeringsgerechtigde zich volgens een uitkeringsinstelling misdraagt ten opzichte het personeel van die instantie, dan wordt de uitkering drie maanden ingehouden. “Asociaal gedrag” speelt daarbij een rol. Wanneer iemand zich misdraagt tegenover medewerkers die de sociale zekerheidswetten uitvoeren, dan kan de gemeente, het UWV of de Sociale Verzekeringsbank de uitkering voor maximaal drie maanden stopzetten. Drie maanden uitsluiting is een belachelijk zware straf. Zo’n maatregel moet zijn omgeven met bijzondere waarborgen en aan strenge eisen voldoen. Het betreft namelijk een punitieve sanctie en geen repetitieve sanctie, in tegenstelling tot wat de regering aangeeft. Het is in strijd met de mensenrechten.

Sollicitatieplicht

* Op het volgens de uitkeringsinstantie niet voldoen aan de informatieplicht staat maximaal drie maanden inhouding van de uitkering. Daar dreigen velen door te worden getroffen die er niet eens van op de hoogte waren dat ze een bepaald soort informatie hadden moeten doorgeven.

* De bijstandsgerechtigde wordt voor drie maanden met honderd procent gekort als hij zijn arbeidsverplichtingen niet nakomt of niet kan aantonen dat aan die verplichtingen is voldaan. Strafmaatregelen voor bijstandsontvangers worden strenger en landelijk voorgeschreven. De beleidsvrijheid die gemeenten genoten, wordt ingeperkt. Er is nauwelijks meer ruimte voor maatwerk. De bewijslast komt bij de werkloze te liggen, maar kan praktisch onuitvoerbaar blijken. Want wie bepaalt wanneer een werkloze zijn verplichting om te werken heeft belemmerd door onfatsoenlijk gedrag of een onverzorgd uiterlijk? Welke criteria gelden daarbij? En hoe toont een bijstandsgerechtigde aan dat hij iets niet heeft gedaan, als de bewijslast op hem berust?

Het wetsvoorstel heeft ingrijpende mensenrechtelijke gevolgen. Een voorbeeld: een gezin met twee minderjarige kinderen. Vader is gezond verklaard vanuit de WAO (ook al is er wel van alles met hem aan de hand). Hij heeft een bijstandsuitkering en moet solliciteren. Hij doet dat volgens zijn casemanager niet goed genoeg. De uitkering wordt verplicht voor drie maanden gestopt. Niet alleen van hem, maar ook van zijn partner en kinderen, want het gaat om een gezinsuitkering. Ook zijn partner en kinderen worden dus geheel uitgesloten van inkomen, terwijl ze verder geen geld hebben om van te leven. Vervolgens kunnen ze drie maanden lang de zorgverzekering, het energiebedrijf, de huur, eten, kleding en andere kosten niet betalen, met alle gevolgen van dien. Het gezin verpaupert en wordt uitgehongerd.

Mensen zonder papieren

Deze keiharde vorm van uitsluiting doet denken aan de manier waarop mensen zonder papieren kapot worden gemaakt, hoewel die groep uiteraard nog veel harder en onmenselijker wordt aangepakt dan bijstandsgerechtigden. Mensen zonder verblijfsrecht worden uitgesloten van vrijwel alle voorzieningen. Ze hebben nog wel recht op medische zorg, maar niet op een boterham, daklozenopvang, werk en een uitkering. Hun maatschappelijke uitsluiting kan al jaren rekenen op goedkeuring van alle politieke partijen. Nu zijn blijkbaar de bijstandsgerechtigden aan de beurt. Niet alleen de uitsluiting van mensen zonder papieren, maar ook die van bijstandsgerechtigden is in strijd met de mensenrechten.

Naar aanleiding van een klacht van de kinderrechtenorganisatie Defence for Children tegen Nederland gaf het Europees Comité voor Sociale Rechten aan dat kinderen niet op straat gezet mogen worden. In september 2012 nam de Hoge Raad dat standpunt over. Na een recente klacht van de Protestantse Kerk Nederland, samen met andere leden van de Conferentie van Europese Kerken, bepaalde het comité dat er een absolute minimumnorm bestaat: iedereen heeft het basisrecht op voedsel, kleding en opvang. Als de vader uit het voorbeeld iets strafbaars zou hebben gedaan, dan had hij in de gevangenis die basisrechten wel gekregen, terwijl zijn gezin dan bijstand zou hebben kunnen blijven ontvangen. Het wetsvoorstel is spijkerhard. Ook bijstandsgerechtigden die van goede wil zijn, maar kampen met complexe fysieke, psychische of andere problemen, kunnen een forse straf opgelegd krijgen: geen uitkering voor drie maanden. Velen die zeer moeilijk betaald werk kunnen vinden, dreigen in de ellende te worden gestort, waarbij geen rekening gehouden wordt met hun persoonlijke omstandigheden.

Bijzondere bijstand

* De ontheffing van de sollicitatieplicht voor alleenstaande ouders wordt afgeschaft. Daar is een jarenlange discussie aan voorafgegaan. Nu probeert men deze maatregel zo snel mogelijk door het parlement te loodsen. Het opvoeden van kinderen is vaak nog steeds vooral een zorgtaak voor moeders. Zij worden zo dubbel belast: ze worden geacht zorg te dragen voor hun kinderen én ze moeten betaald gaan werken.

* De mogelijkheid tot verlening van categoriale bijzondere bijstand wordt verkleind. Alleen categoriale bijzondere bijstand in de vorm van een collectieve aanvullende zorgverzekering of een tegemoetkoming in de premie van een dergelijke verzekering wordt gehandhaafd. Voor deze vorm wordt de inkomensgrens van honderdtien procent van de bijstandsnorm geschrapt. Indien gewenst, kunnen gemeenten een hogere inkomensgrens vaststellen, bijvoorbeeld ter hoogte van honderdtwintig of honderddertig procent van het sociaal minimum. Verder wordt de langdurigheidstoeslag vervangen door een individuele inkomenstoeslag.

Men wil het deel van het voorstel over de afschaffing van de overige mogelijkheden van categoriale bijzondere bijstand laten ingaan op 1 juli 2014, waarbij een overgangstermijn geldt tot 1 januari 2015. Zo kunnen gemeenten de lopende vormen van deze inkomensondersteuning afbouwen. Bij de afschaffing van categoriale bijzondere bijstand bestaat het risico dat de groepen die daar nu voor in aanmerking komen, geen gebruik kunnen maken van de individuele bijzondere bijstand. De nieuwe procedure brengt weer een hele rompslomp met zich mee van formulieren invullen, gesprekken voeren met klantmanagers, lang wachten voordat een beslissing wordt genomen, enzovoorts. Dat brengt waarschijnlijk met zich mee dat minder bijstandsgerechtigden gebruik gaan maken van de regelingen en dat het niet gebruik maken van nog bestaande rechten meer zal toenemen. Ook de afschaffing van de langdurigheidstoeslag heeft die nadelen. De laatste jaren is het steeds moeilijker geworden om bijzondere bijstand te krijgen. Met het wetsvoorstel van Klijnsma dreigt dat alleen maar verder te verslechteren.

Storm van verzet

In 2006 verkondigde de toenmalige kandidaat voor het VVD-lijsttrekkerschap, Mark Rutte: “Over vier jaar sluiten we de bijstand”. Het duurt iets langer, maar hij is als minister-president in elk geval hard op weg om het leven van uitkeringsgerechtigden nog zuurder te maken dan het toch al is. In de oorlog tegen de armen heeft de VVD in de PvdA een trouwe bondgenoot gevonden. Het is een sociaal-democratische staatssecretaris die met een neo-liberale agenda in de hand een frontale aanval tegen uitkeringsgerechtigden heeft ingezet. Maar wie een wind aan ellende zaait, zal een storm aan verzet oogsten. Wees daar maar zeker van, Klijnsma!

Piet van der Lende