Suikerzoete versie van Nederlands slavernijverleden
Saillant detail, gezien Hollands andere historische schande, is dat de plantage-eigenaren vooral Joden zijn. De herhaalde reminders, keppeltjes en plantages met namen als Hebron and Beer Sheba moeten ons daaraan helpen herinneren, voor het geval de gemiddelde kijker zich gaat identificeren. De ‘normale’ [witte en christelijke] Hollander die naar Paramaribo kwam namens de Nederlandse Bank, schrok van de slavernij: “Ja, maar het zijn toch geen dieren?” (…) De vier witte mannelijke hoofdpersonen worden in de regel het redelijkst geportretteerd. De regisseur heeft waarschijnlijk, als witte man, elke suggestie van Nederlandse collectieve verantwoordelijkheid willen verdringen. Maar dat is niet zo makkelijk, dus wat we zien is dat de negatieve associaties met slavernij subtiel worden afgeschoven op het vrouwelijke witte lichaam: het is een witte, Joodse vrouw die het bevel tot zweepslagen geeft. De slechteriken zijn Joden of vrouwen, en die staan niet symbool voor de Nederlandse nationale identiteit. Zo gebruikt hij een belangrijk element van de politiek van “othering”: mensen met een zogenaamd “andere cultuur” worden in een hokje gestopt, en zo blijft de dominante groep van rijke, witte mannelijke slavenhouders buiten schot.
Miriyam Aouragh in Suikerzoete versie van Nederlands slavernijverleden over de film “Hoe duur was de suiker?”