“Toen het zes uur was, we lagen te slapen, toen kwam de politie ons halen”
De hele gevangenis is neergezet op betonnen platen en omheind met een penitentiair hekwerk. Zes meter hoog, met dwars daarbovenop stroomdraden. Gele bordjes waarschuwen voor die stroom. Camera’s op het hek registreren wat er op het overzichtelijke kale terrein gebeurt. Terwijl we het terrein bekijken, zien we in een huisje een gordijn verschuiven. We zwaaien. Van bewaking nog geen reactie te zien. In de drie uren die hierop volgen, maken we contact met twee families uit Afghanistan. Beiden zijn Sikhs, zo menen we op te maken. Gevlucht vanwege de Taliban. Het ene gezin bestaat feitelijk uit twee broers, waarvan de een met vrouw en twee kinderen. Van het andere gezin zien we een man en een vrouw en ook twee kinderen. De man daarvan lijkt duidelijk in de war en gebaart dat hij heel veel pillen slikt. Die krijgt hij om rustig te blijven. Hij laat zich af en toe vertalen. Zijn vrouw zegt niets. Als we haar zien, huilt ze. Haar dochter van 12 vertelt dat ze vier jaar in Nederland is en op de middelbare school zat toen vorige week om 6 uur ’s morgens de politie kwam en ze meenam naar deze gevangenis. Zomaar ineens uit het leven gerukt en opgesloten. “Toen het zes uur was, we lagen te slapen, toen kwam de politie ons halen.” De klasgenootjes weten van niets. Ze woonden in Gilze. Ze zat in Tilburg op de middelbare school, in de eerste klas. Nu moet ze terug naar Afghanistan, een land dat ze in haar heel vroege jeugd nog wel gezien zal hebben. Nederlands spreekt ze accentloos. Haar broertje zat ook nog op school. Hij vertelt op een gegeven moment dat hij gedichten heeft van klasgenootjes. Die hebben ze hem gestuurd. Verlegen staat hij daar, durft niks te zeggen, maar tenslotte gaat hij de gedichten opzoeken. Hij komt terug met zeven blaadjes papier in zijn handen maar durft ze niet voor te lezen.
Joke Kaviaar in “Toen het zes uur was, we lagen te slapen, toen kwam de politie ons halen” (Indymedia)