Uit de oude doos: antisemitisme bij katholieken lange tijd doodnormaal
In het Provinciaal Concilie van 1865 legden de katholieke machthebbers in Nederland vast hoe men zich moest gedragen tegenover “de godsmoordenaars”. Het werd katholieken ten strengste verboden om nog met joden om te gaan. Ze mochten ook niet in een vast dienstverband bij joodse bazen werken. Al ouder was het gebed “pro perfidis Judaeis”, dat luidde: “Laten wij ook bidden voor de trouweloze joden: opdat onze God en Heer de blinddoek van hun harten wegneemt opdat ook zij Jezus Christus onze Heer erkennen.” Het gebed werd pas in 1959 door paus Johannes XXIII uit de liturgie verwijderd. Ook kinderen werden ingeschakeld bij deze bekeringsdrift. “Als ik aardig ben voor de joden en lief voor joodse kinderen, dan zou het wel kunnen gebeuren dat ze van de roomsen gingen houden. Dan zouden ze misschien ook van de roomse kerk gaan houden, en misschien wel katholiek willen worden”, zo leerden ze voorbeeldgebeden opzeggen uit het “Bidblaadje voor kinderen”. “Dan zal ik bidden wat Jezus zelf voor de joden gebeden heeft, toen hij aan het kruis hing: ‘Lieve Vader, wees weer goed op de joden; ze weten niet wat ze doen’.” Antisemitisme met de paplepel ingegoten.
Harry Westerink in Doodnormaal katholiek antisemitisme (Gebladerte Archief)