“Terug naar de jaren 50” – Britse feministen tegen de bezuinigingen
Zoals overal zijn de verhoudingen tussen mannen en vrouwen in het Verenigd Koninkrijk ook vandaag de dag nog verre van rechtvaardig. Het inkomensverschil tussen vrouwen en mannen is hier nog altijd 20 procent in de private, en 12 procent in de publieke sector. Britse vrouwen verdienden in 2010 slechts 80,2 procent van het gemiddelde inkomen voor mannen. 64 procent van de laagstbetaalde arbeidsplaatsen worden door vrouwen bekleed. En ben je dan eindelijk klaar met werken, dan ontvang je als vrouw een significant lager pensioen: vrouwen met een baan in de lokale publieke sector ontvangen bijvoorbeeld gemiddeld 30 procent minder dan mannen.
Camerons geplande bezuinigen zullen deze verschillen nog eens dramatisch vergroten. Tweederde van de arbeidsfuncties in de lokale publieke sector (waarvan een aanzienlijk deel parttime) worden momenteel door vrouwen bekleed, en het is met name in deze sector waar de meeste banen zullen verdwijnen. Maar liefst 78 procent van de ontslagen dit voorjaar viel onder de vrouwelijke arbeidsbevolking. Het aantal vrouwen zonder baan is hoger dan de afgelopen 20 jaar (ruim één miljoen), en de werkloosheid onder vrouwen stijgt aanmerkelijk sterker dan onder mannen. Op ondersteuning van alleenstaande moeders, crèches en naschoolse opvang zal de komende jaren eveneens flink bezuinigd worden, dus veel vrouwen zullen worden gedwongen om thuis te blijven voor hun kinderen. Bepaalde problemen waarvan met name vrouwen het slachtoffer zijn, nemen evenredig toe met de groeiende armoede en werkloosheid – denk bijvoorbeeld aan huiselijk geweld. Maar tegelijkertijd gaan veel zorginstellingen die vrouwen hierin bijstaan, er financieel enorm op achteruit. Bovendien leven vrouwen gemiddeld genomen langer dan mannen, en hebben zij met name in de laatste (eenzame) jaren meer ondersteuning nodig, bijvoorbeeld om onafhankelijk te kunnen blijven wonen, of omdat ze chronisch of geestelijk ziek zijn. Ook hiervoor zal beduidend minder geld zijn.
Maar ook de bredere maatschappelijke gevolgen van deze bezuinigingen zijn verreikend, zo betogen feministische tegenstanders. 58 procent van de mantelzorgers – 89 procent van de mensen die mantelzorg combineren met parttime werk – zijn vrouwen. En een enorm groot deel van de lokale publieke en zorgsector wordt gedragen door vrouwen met een deeltijd baan. Velen van hen zitten binnenkort noodgedwongen thuis, of moeten juist tegen wil en dank fulltime gaan werken.
Overal in Europa bezweren rechtse regeringen hun bevolking dat ze geen andere keus hebben dan stevig te bezuinigen, en wordt de rekening van de crisis aan het armste deel van de samenleving gepresenteerd. Maar zoals de feministische anti-bezuinigingsbeweging aantoont, beperkt deze onevenredigheid zich niet tot de verdeling tussen arm en rijk, maar ook tussen man en vrouw. De door rechts bevorderde machts- en welvaartsverschillen zijn ook gendergerelateerd, en maatschappelijke scheidingslijnen zijn niet alleen te vatten in sociaal-economische termen. Anti-kapitalisme en feminisme zijn daarom niet zozeer slechts verenigbaar: ze vooronderstellen elkaar.
Mathijs van de Sande