10 november, Amsterdam: demonstratie van en voor de vluchtelingen in de tentenkampen

Het Amsterdamse tentenkamp.

Aanstaande zaterdag demonstreren vluchtelingen van de Amsterdamse en Haagse tentenkampen samen met hun ondersteuners tegen het keiharde migratiebeheersingsbeleid. Toon je solidariteit en doe ook mee. Gisteren lanceerde een groep architecten, kunstenaars, journalisten en academici een plan om voor de vluchtelingen een gebouw te regelen en hen zo onderdak te geven. Het actiekamp lijkt gelukkig flink wat mensen in beweging te brengen.

Demonstratie
Zaterdag 10 november, 14:00 uur
Dam, Amsterdam

Nogmaals het tentenkamp.

“Al maanden voeren immigranten actie. Ze zitten vast in het Nederlandse immigratiebeleid. Immigranten hebben een recht op een goed bestaan zoals iedereen. Maar dit beleid maakt mensen kapot en neemt alles van hen af. De groeiende groep immigranten in het tentenkamp Osdorp voert dapper actie tegen dit onmenselijke beleid. Zij willen hier wonen. Net als wij. Nu staan ze letterlijk in de kou terwijl de winter voor de deur staat. Het is tijd voor actie.” Aldus de oproep voor de actie.

Het gebruik van de term “immigranten” in de oproeptekst zorgt helaas voor wat verwarring. Het is namelijk gebruikelijk om dit begrip te reserveren voor mensen die juist geen asiel hebben aangevraagd, maar om een andere reden naar Nederland zijn gekomen, bijvoorbeeld vanwege huwelijk of werk. In het geval van de bewoners van het tentenkamp in Osdorp is het juist van groot belang om te wijzen op hun specifieke positie van vluchtelingen en hen ook als zodanig te omschrijven.

Apartheid

“Huis van hoop”, zo moet het gebouw gaan heten waar een groep ondersteuners de tentenkampvluchtelingen in wil gaan onderbrengen met het oog op de naderende winter. Volgens de initiatiefnemers dienen de vluchtelingen daarmee een kans te krijgen om een menswaardig bestaan op te bouwen. Voor dat doel wordt binnenkort de stichting “Vluchtelingen van de straat” opgericht. Overigens willen de vluchtelingen niet voldoen aan de eis van burgemeester Eberhard van der Laan om het tentenkamp in te krimpen. Hij heeft het voornemen om hen in geval van winterkou te verdelen over diverse noodopvangadressen overal in het land. Dat weigeren de vluchtelingen, omdat die opsplitsing ertoe leidt dat de politieke boodschap van het actiekamp niet meer kan worden uitgedragen. Verdeel- en heerspolitiek maakt steevast deel uit van de middelen waarmee de overheid mensen in opstand bestookt.

Voor de vluchtelingen vormt het tentenkamp tegelijk een overlevingsmogelijkheid én een actiewapen. In dat kamp kunnen ze samen sterk staan en een vuist maken, wat ze in hun eentje, als geïsoleerde en uitgesloten individuen, niet voor elkaar kunnen krijgen. Enige tijd geleden stuurden “betrokken burgers”, die de tentenkampvluchtelingen bijstaan met praktische hulp, een brandbrief in de vorm van een petitie naar het Amsterdamse college. Ze lieten het gemeentebestuur weten dat ze de vluchtelingen niet langer meer konden ondersteunen en eisten dat de gemeente die verantwoordelijkheid op zich zou nemen. Maar zo eenvoudig laat de gemeente zich uiteraard niet onder druk zetten. Al sinds het begin van de jaren negentig bouwt de overheid een systeem van sociale en bestuurlijke apartheid op. Mensen zonder verblijfsrecht worden doelbewust uitgehongerd en kapotgemaakt. Gemeenten collaboreren met dat beleid en voeren het in de regel braaf uit. Hoe goedbedoelend “de betrokken burgers” ook zijn, toch kan hun oproep “Stop Notweg nu!” door de gemeente simpelweg worden opgevat als een blanco cheque om het kamp te mogen ontruimen en de vluchtelingen met lege handen achter te laten. Moord en brand schreeuwen dat het zo niet langer meer gaat, vormt voor de gemeente een uitstekende aanleiding om het actiekamp onder het mom van “overlast voor de buurt” en “gevaar voor de volksgezondheid” de nek om te draaien. Daar moeten de ondersteuners van het kamp zich terdege van bewust zijn.

Fopspeen

In reactie op oproepen tot opvang van dakloos en illegaal gemaakte vluchtelingen komen bewindslieden steevast met het aanbod van tijdelijk onderdak, voor zover de vluchtelingen tenminste zelf aangeven te willen meewerken aan terugkeer. De overheid kan dus met groot gemak volhouden dat men al aan de eis van opvang tegemoet is gekomen, maar dat de vluchtelingen erin volharden om dat af te wijzen. Zo worden de vluchtelingen en hun ondersteuners met een kluitje in het riet gestuurd. Als ze niet langer wensen te worden afgewimpeld met een fopspeen, dan moet de nadruk van de strijd veel meer komen te liggen op de eis van verblijfsrecht. Het debat moet niet zozeer gaan over de vraag waar de vluchtelingen voor hoe lang kunnen overnachten, maar meer over de noodzaak om vluchtelingen veiligheid en een toekomstperspectief te bieden via verblijfsrecht. Oproepen tot onderdak moeten daarom steeds samengaan met strijd voor verblijfsrecht en afschaffing van het onmenselijke migratiebeheersingsbeleid. Anders leidt de eventuele tijdelijke noodopvang door de overheid alleen maar tot toenemende druk op de vluchtelingen om hun eigen deportatie te regelen naar landen vol armoede en geweld. Vluchtelingen willen niet alleen maar voor een paar weken of maanden een enigszins beschutte plek, maar verlangen vooral naar de bestaanszekerheid die begint met het recht om in Nederland te mogen blijven.

Harry Westerink