GGD collaboreert met het keiharde uitsluitingsbeleid
De GGD laat zich leiden “door niet-medische overwegingen bij het keuren van uitgeprocedeerde asielzoekers”, schreef Rudie Kagie begin juni in zijn artikel “Ziek, maar geen zorg” in Vrij Nederland. Daaruit blijkt dat de gemeentelijke gezondheidsorganisatie gemeenten naar de mond praat bij de advisering over opvang van illegalen. Dat boeit minister Edith Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport niet zo. Ondertussen staan doodzieke mensen zonder papieren nog steeds op straat.
In principe kunnen mensen met papieren bij dakloosheid hun gemeente aanspreken. “Op gemeenten rust de plicht de ‘zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie’ van burgers te garanderen. Dat kan via financiële steun, huisvesting of praktische hulp”, schrijft Rudie Kagie in het VN-artikel. Maar mensen zonder papieren zijn als gevolg van de bestuurlijke en maatschappelijke apartheid uitgesloten van dat soort steun. Ze mogen niet werken en de overheid helpt hen niet. Een normaal leven opbouwen wordt hen zo onmogelijk gemaakt. Soms helpen particulieren en humanitaire of religieuze instellingen, maar deze hulp is vaak tijdelijk, en er kunnen geen rechten aan worden ontleend. Die ondersteuning kan dus op elk moment worden stopgezet.
Pervers
In de wet staat dat mensen zonder verblijfsvergunning geen recht hebben op opvang of geld van de overheid. Met dit “ontmoedigingsbeleid” probeert de staat om afgewezen vluchtelingen en migranten het land uit te werken. Oprotten of creperen, dat is de boodschap van de overheid. De staat voelt zich dan ook niet geroepen om illegalen te helpen, ook niet als die verpauperen, ernstig ziek zijn en klem zitten. Met het bestuursakkoord bij de pardonregeling van 2007 spraken gemeenten en de rijksoverheid af dat ze de noodopvangen zouden sluiten en de hulp aan illegalen zouden stopzetten. Dat is tot nu toe nog steeds niet in alle gemeenten gebeurd. Het liefst leggen gemeenten de opvang van mensen zonder verblijfsrecht op het bord van de landelijke overheid, ook al leidt dat ertoe dat illegalen dan helemaal niet worden geholpen.
Door een gang naar de rechter hebben sociale advocaten met vallen en opstaan een klein beetje ruimte voor opvang afgedwongen. Met een beroep op mensenrechtenverdragen voert advocatenkantoor Fischer in Haarlem al jarenlang een juridische strijd tegen de uitsluitingsregels. Een vluchteling die “bijzonder kwetsbaar” is, moet ondanks die regels toch worden geholpen, zo bepaalde de rechter ooit. Maar de staat probeert de bevochten ruimte zo klein mogelijk te houden, ongeacht de gevolgen voor de vluchtelingen of migranten in kwestie. GGD-artsen blijken daarbij nogal eens een kwalijke rol te spelen door de kant van de overheid te kiezen en de uitsluiting zoveel mogelijk te handhaven.
De mate van kwetsbaarheid van een vluchteling is de inzet van een pervers spel in de rechtszaal geworden. Aan de ene kant staat de behandeld arts van de vluchteling, aan de andere kant de keuringsarts van de GGD. “Bijzonder kwetsbaar” is volgens de GGD zo ongeveer niemand, en dus krijgt vrijwel geen enkele illegaal hulp van de overheid. In het VN-artikel staan voorbeelden van illegalen met psychotische klachten, post-traumatische stress-stoornissen, zwerende voeten, diabetes en hartproblemen. De GGD-artsen wezen hulp voor deze mensen af en dwongen hen daarmee om onder een brug op een houtje te gaan bijten.
Schoothondje
“Alsof de keuringsartsen van de GGD-en in de drie grootste steden dat met elkaar hebben afgesproken”, merkt advocaat Pim Fischer op. “In plaats dat ze zich beperken tot het uitbrengen van het objectieve medische rapport dat je van ze mag verwachten, concluderen die dokters stelselmatig dat mijn klanten vanwege de beperkte capaciteit bij de opvangcentra best de straat op kunnen. We praten hier over de meest kwetsbare groep in de samenleving.”
In de rapporten van de keuringsartsen valt op dat ze soms meteen verwijzen naar het tekort aan opvangcapaciteit in de gemeente. Dat niet-medische argument, dat de overheid in de kaart speelt, hoort niet in een medisch onderzoek. Volgens straatdokter Co van Melle heeft de GGD een “onderdanige opstelling”. Hij stelt: “De GGD voegt zich naar het regeringsbeleid”. Dat de gezondheidsdienst zich vaker als het schoothondje van de staat gedraagt, bleek ook bij de recente tentenkampactie in Ter Apel. Ondanks de ernstige gezondheidsproblemen van de vluchtelingen in het kamp weigerde de GGD zorg te bieden en voor medicijnen te zorgen, hoewel de vrijwillige artsen ter plekke bijna bezweken onder het grote aantal patiënten.
De GroenLinks-Kamerleden Tofik Dibi en Linda Voortman trokken aan de bel en vroegen Schippers of ze “bereid is bijvoorbeeld de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) een onderzoek te laten instellen naar de in het artikel genoemde zaken, en naar de onafhankelijkheid van GGD-artsen in het algemeen”. Maar de minister wil geen “insteek die slechts toeziet op de rol van één doelgroep”. De VVD-bewindsvrouw stuurt de Kamerleden met een kluitje in het riet, zo bleek begin juli. Ze verwijst slechts naar een algemeen onderzoek waarbij “de IGZ specifiek aandacht schenkt aan verantwoorde ketenzorg voor kwetsbare groepen”.
De rijksoverheid wil alle afgewezen vluchtelingen en migranten zo snel mogelijk het land uitschoppen. De VVD beschouwt het beleid om mensen uit te hongeren als een essentieel onderdeel van de deportatiemachine. Het valt voor de partij van Schippers ongetwijfeld slecht te verteren dat via de rechter soms wordt afgedwongen dat mensen zonder papieren toch hulp moeten krijgen. De GGD-keuringen die er steevast van uitgaan dat ook zieke illegalen dakloos kunnen worden gemaakt en kunnen worden uitgehongerd, passen uitstekend in het straatje van de apartheidspolitiek die sinds het begin van de jaren 90 is opgebouwd.
Mariët van Bommel