Syrië: humanitaire ramp, voorwendsel voor interventie
De strijd in Syrië brengt een enorme menselijke catastrofe met zich mee. Doden, gewonden, getraumatiseerde mensen, dakloos geworden mensen, hongerige en zieke mensen zonder verzorging, mensen op de vlucht. Die mensen worden vervolgens speelbal van machten die het Syrische conflict voor eigen politiek gewin misbruiken, als ze al niet gewoon worden bejegend als een vorm van overlast die zoveel mogelijk binnen de perken moet worden gehouden.
Enkele dimensies van de catastrofe zelf. Er zijn intussen 31.341 doden volgens het Center for Documentation of Violations in Syria. Volgens Syriatracker op 14 oktober zelfs al 36.686 doden. De verschillen zijn verklaarbaar omdat niet de exacte periode is gehanteerd, maar ook omdat bij tellingen vaak de slachtoffers aan de kant van het regime niet worden meegeteld. Er zijn echter zeker duizenden regeringssoldaten omgekomen in de strijd, eind augustus al achtduizend volgens een ziekenhuisdirecteur in Damascus. Misschien niet de meest betrouwbare bron, hij is tegelijk generaal in het regeringsleger, maar totaal ongeloofwaardig klinkt het niet. Ook deze soldaten zijn mensen, zij hebben vaak ook gezinnen, dierbaren die om ze rouwen, kinderen die achterblijven. Ook zij horen bij de slachtoffers. Groeiende aantallen mensen zijn opgepakt, mishandeld, gefolterd, vermoord. Er zijn minstens 28 duizend maar mogelijk 80 duizend gedwongen verdwijningen in Syrië, meldt Avaaz op 18 oktober.
De oorlog leidt tot ontwrichting van het dagelijks leven. Al in juni waren er anderhalf miljoen mensen in Syrië die hulp nodig hebben; bijvoorbeeld voeding via het Wereldvoedselprogramma van de VN aan 461 duizend mensen, toen werd verwacht dat dit in juli zou oplopen tot 850 duizend. In augustus was het aantal mensen dat qua voedsel of anderszins ondersteuning nodig had in VN-berichtgeving al geschat op 3 miljoen.
Er zijn de ontheemden, mensen die binnenlands op de vlucht geslagen zijn. Volgens de juist aangehaalde bron bedraagt dat 1,2 miljoen, maar de minister van Buitenlandse Zaken van Turkije sprak in oktober al van twee miljoen van zulke ontheemden.
Dan zijn er de mensen die, op de vlucht geslagen, de grens zijn overgestoken. Hun aantal loopt intussen in de honderdduizenden. Cijfers uit september geven het volgende beeld: 80.410 in Turkije; 77.165 in Jordanië, 16.682 in Libanon; 18.682 in Irak. Het aantal loopt echter snel op, alleen al naar Jordanië trokken in september dagelijks duizend nieuwe vluchtelingen. De al genoemde Turkse minister van Buitenlandse Zaken sprak volgens berichtgeving van 19 oktober al van 145 duizend vluchtelingen in dat land.
Deze mensen zijn voor een groot deel op de vlucht voor het regime, voor haar granaten, scherpschutters, terreurmilities en doodseskaders, clusterbommen, voor de alomtegenwoordige dreiging die daar van uitgaat. Maar mensen vluchten ook voor het geweld van eenheden van het Vrije Syrische Leger en andere gewapende strijdgroepen tegen het bewind. Hun gedrag is volgens bewoners van Aleppo – soms zelf sympathisanten van de oppositie – eerder dat van veroveraar dan van bevrijder, en door in woonwijken op te duiken die men vervolgens niet kan verdedigen tegen Assads overmacht, blijven bewoners daar achter als weerloos doelwit van de wraak van het bewind.
Mensen vluchten ook omdat ze tot minderheidsgroepen behoren en bang zijn voor de gewapende oppositie. Die angst is verklaarbaar. Het verzet is veelal gebaseerd op de soennitische meerderheid, en een groot deel ervan is expliciet islamistisch van aard. Alevieten – de bevolkingsgroep waaruit het regime veel van haar topfunctionarissen en veiligheidspersoneel heeft gerekruteerd – voelen logischerwijze ongemak. Dat wordt versterkt doordat voor oppositiestrijders het feit dat iemand aleviet is, betekent dat zo iemand ook wel pro-Assad zal zijn. De beruchte Shabihah-milities zijn veelal uit alevitische dorpen afkomstig. Bewoners van die dorpen worden nogal eens weggezet als Shabibah, en als zodanig behandeld, soms vermoord. Ook christenen en sjiïeten voelen angst voor minstens de jihadistische vleugel van het gewapende verzet. Vluchten is dan – zeker als men het vertrouwen in het bewind ook kwijt is – een antwoord.
Eenmaal het land uit belanden mensen in nieuwe misère. In Jordanië bijvoorbeeld, waar inderhaast in juli het kamp Zataari is ingericht, uitgerust voor vijfhonderd mensen. Er zaten er begin september al 26 duizend, in belabberde omstandigheden. Irak heeft onlangs de grens voor vluchtelingen zelfs dichtgegooid.
Het verhaal van deze landen is dat ze zoveel vluchtelingen niet aan kunnen. Dat is natuurlijk kolder. Jordanië kan zich wél een poepsjiek koningshuis permitteren, een goed bewapend leger en een veiligheidsdienst, plus hele rijke vrienden in het westen… en dan zou het geen geld hebben voor honderdduizend vluchtelingen? Jordanië heeft het logistieke vermogen om protest na protest door een kennelijk op tijd en redelijk hoogbetaalde oproerpolitie uiteen te laten staan, en zou dan niet het logistieke vermogen hebben om behoorlijke opvang van de grond te krijgen? Voor NAVO-staat Turkije, met haar snelgroeiende, tamelijk moderne economie, geldt dat alles nog veel sterker.
De reden waarom buurlanden niet meer vluchtelingen willen opnemen, is geen onvermogen, maar onwil. Dezelfde onwil die westerse regeringen ertoe brengt om zo te hameren op “opvang in eigen regio”, zodat ze niet naar die westerse landen komen. Naar Nederland bijvoorbeeld. Nederland geeft 4,3 miljoen euro hulp aan vluchtelingen uit Syrië, aan instellingen die ter plekke helpen. Het klinkt mooi, maar gezien de noden is het een fooi, eerder ingegeven door welluidende pr-afwegingen en door de wens de mensen dáár te houden zodat ze geen actiekampen komen inrichten op de stoep van het Binnenhof. Vinden vluchtelingen toch hun weg noordwestwaarts, dan wacht hen weinig welkom. Amnesty wist bijvoorbeeld nog deze week op het nippertje de uitzetting van een Syriër uit Engeland via de rechter te voorkomen. Wat als Amnesty eens niet had opgelet?
De humanitaire ramp en de kans dat het aantal vluchtelingen snel groter wordt, zijn voor westerse staten een extra reden om de noodzaak van “ingrijpen” in de Syrische strijd te bepleiten. Een deel van de motivatie is: voorkomen dat vluchtelingen ontsnappen, zorgen dat de “stromen” vluchtelingen “beheersbaar” blijven. Let op het taalgebruik: zo praat je over overstromingen, maar doorgaans niet over ménsen – behalve als je hun komst als een natuurramp beschouwt. Dat is de insteek van de VS die 150 functionarissen naar het Jordaanse grensgebied stuurt. Een van de genoemde argumenten: “omgaan met de vloed van vluchtelingen”. Tegelijk is de humanitaire crisis ook een voorwendsel voor interventie om het bewind te bestrijden. Turkije loopt hier voorop. Al op 29 augustus pleitte dat land voor een veilige zone voor vluchtelingen binnen Syrië. In oktober kwam de Turkse minister van Buitenlandse Zaken met een pleidooi voor “directe humanitaire interventie”, met verwijzing naar de inmiddels 145 duizend Syrische vluchtelingen in Turkije. Het zou kunnen gaan om een “humanitaire corridor”, van een veilige zone in Syrië zelf waar de opvang van vluchtelingen geregeld kon worden.
Dat klinkt vrij onschuldig, maar Turkije biedt niet alleen onderdak aan vluchtelingen. Het land herbergt ook de faciliteiten van een uitvalsbasis van het Vrije Syrische Leger. Wat klinkt als humanitaire corridor en veilige zone, komt neer op het inrichten van een deel van Syrië als basisgebied voor de gewapende oppositie, onder dekking van bijvoorbeeld het Turkse leger, met internationale diplomatieke rugdekking. Dat is oorlogsdeelname, met de omvorming van het Vrije Syrische Leger tot plaatselijke arm van westerse machten als onderdeel. De beschietingen over en weer aan de grens laten iets van het grotere oorlogsgevaar zien. Dat behelst een zeer gevaarlijke escalatie die alleen al vanwege het bijbehorende geweld het etiket “humanitair” niet verdient.
Peter Storm
Maker van het geheel vernieuwde en zeer informatieve weblog Ravotr