Zonder papieren: “Als ik terugkeer, word ik meteen opgehangen”
Behnam is een van de vluchtelingen uit het Haagse tentenkamp “Recht op bestaan”, dat op 13 december met grof geweld werd ontruimd door de politie. Zo’n zeventien jaar geleden vluchtte hij uit Iran naar Nederland. Inmiddels verblijft hij hier al tien jaar zonder papieren. “Ik heb al die jaren zoveel meegemaakt. Zelfs in zeventien uur of zeventien dagen kan ik dat niet allemaal vertellen.”
Behnam ging in Teheran naar de universiteit en nam deel aan demonstraties voor vrijheid en tegen religieus fundamentalisme. Bijna altijd draaide dat uit op gevechten met de politie. Iraanse agenten dragen een mes aan hun gordel. Daarmee is hij een paar keer gestoken. Eén keer in zijn linkerarm, waardoor sommige van zijn spieren en vingers zijn verlamd. En een andere keer in zijn rug. Ook vielen de autoriteiten regelmatig zijn woning binnen, zonder huiszoekingsbevel. Toen zijn moeder de politie een keer liet weten dat hij niet thuis was, kreeg ze een klap op haar luchtpijp, waar ze maandenlang last van heeft gehad.
Omdat de staatsrepressie bleef voortduren, moest hij naar het buitenland vluchten, eerst naar Azerbeidjan. Zijn vader regelde een chauffeur die hem naar Europa bracht. Die chauffeur had ervaring met het smokkelen van mensen en wist daarom grenscontroles te ontwijken. Na een aantal dagen kwam hij aan in Kiev, Oekraïne. Daar stapte hij over in een andere vrachtwagen, waarmee hij naar Nederland kwam. Hij stapte uit in Schalkhaar, een dorpje op drie kilometer afstand van Deventer. Zijn reis duurde in totaal zeventien dagen.
Hij vroeg asiel aan en kreeg onderdak in het azc in Drachten. Zijn gezondheid bleek te hebben geleden onder de lange reis. Daarom kreeg hij medicijnen. In het kader van de zogeheten zza-regeling, die tot 1 juli 2000 gold, kon hij woonruimte huren buiten het azc. Hij vond een zolderkamer bij een vriend, waarvoor hij 150 gulden per maand betaalde. Na zeven jaar werd zijn asielaanvraag afgewezen en maakte de overheid hem illegaal. Het lukte hem om in Den Haag een kleine kamer te huren voor 250 euro, waar hij tot twee jaar geleden kon blijven wonen. Omdat het steeds moeilijker werd om werk te vinden en een inkomen te verwerven, kon hij de huur van die kamer niet meer opbrengen en belandde hij op straat. Hij is nu al tien jaar dakloos. Hij heeft veel medische klachten, zoals astma, diabetes, reuma, bloedverlies en een te hoog cholesterolgehalte, maar kan daarvoor geen goede zorg krijgen. Ook heeft hij psychische problemen. Onlangs onderging hij een operatie, waarna hij zonder pijnstillers werd weggestuurd.
Hij heeft zes zussen, drie ouder en drie jonger dan hij. Zij zijn niet politiek actief en wonen nog steeds in Iran. Al twintig jaar heeft hij hen niet meer gezien. Zijn moeder ook niet. Zijn vader is inmiddels overleden. Hij heeft mooie herinneringen aan hem. “Het was een hele lieve man, die nooit boos werd.” De dood van zijn vader heeft hem depressief gemaakt. Hij schaamt zich voor zijn situatie. Foto’s van zichzelf opsturen naar zijn familie wil hij niet. “Kapot, ik ben kapot”, zegt hij. Hij is uitgebuit door bazen en verpauperd door het leven op straat. Ooit werkte hij in een tuin, voor twee broers die ook Iraans waren. “Doorgaan, vlug, vlug, doorgaan!”, jaagden ze hem op. “Jullie maken een slaaf van mij, dit is te erg”, zei hij. Ook een andere baas behandelde hem slecht. De man beloofde hem uit te betalen, maar kwam zijn afspraken niet na. Voor zes weken werk kreeg hij slechts 300 euro, terwijl hij veel meer had moeten krijgen. Hij ging daarop naar het huis van zijn baas om het achterstallige loon op te eisen. De man gooide de deur dicht en dreigde de politie te bellen. Behnam zag zich gedwongen om te vertrekken, zonder zijn geld te krijgen. “Ik ben zo’n twintig jaar alleen maar bezig om te overleven. Dat is verschrikkelijk zwaar”, zegt hij.
Helaas kwam hij niet in aanmerking voor de pardonregeling van 2007. Als hij zou terugkeren naar Iran, dan zou hij meteen worden opgehangen, zo weet hij. De Iraanse machthebbers zijn uitstekend op de hoogte van zijn verzetsactiviteiten. Zijn leven loopt dus groot gevaar als hij wordt gedeporteerd. Daarom moet hij in Nederland blijven, ook al is een bestaan in de illegaliteit ontzettend moeilijk. Door mee te doen aan protestacties tegen het keiharde migratiebeleid hoopt hij een beter leven te krijgen. “Ik wil verblijfsrecht, dus niet alleen maar tijdelijk onderdak met het voortdurende risico om uitgezet te worden.” Veel heeft hij moeten verliezen en opgeven, maar door de strijd voor een menswaardig bestaan heeft hij gelukkig wel zijn eigenwaarde behouden.
Behnam is een schuilnaam.
Susan Pearlman
Harry Westerink