Zonder papieren: bittere armoede
Met z’n drieën bezoeken ze het inloopspreekuur van De Fabel van de illegaal, een Leidse steungroep voor mensen zonder verblijfsvergunning. De 47-jarige Nigeriaanse man Chinua Adu voert het woord. Zijn 27-jarige vrouw Omosupe Unigwe zit er stil bij. Haar tweejarige dochtertje Gimbya vermaakt zich ondertussen met het speelgoed van het Fabel-kantoor. Adu heeft zelf wel een verblijfsvergunning, zo vertelt hij. Maar zijn vrouw en haar dochter niet. Gimbya is niet zijn eigen dochter. Maar hij is wel de vader van het tweede kind dat zijn vrouw verwacht. Unigwe is al 8 maanden zwanger.
Het gezin blijkt straatarm te zijn. Ze wonen in één kamer, zonder koelkast, zonder wasmachine, bijna zonder meubels. Ze hebben geen bedden en slapen op matrassen op de grond. Met zijn werk verdient Adu maar 850 euro per maand. Eerst had hij nog een baan van 38 uur en verdiende hij meer. Maar zijn baas gaf hem minder uren werk en daar moest hij maar genoegen mee nemen. Ander werk kan hij niet vinden. Een uitkering aanvragen heeft geen zin. Hij zou nooit een gezinsuitkering kunnen krijgen, want zijn vrouw en haar dochter zijn illegaal en hebben daar geen recht op. En een uitkering als alleenstaande valt nog lager uit dan het inkomen dat hij nu heeft. Hij heeft de kamer in onderhuur en moet daarvoor maandelijks 500 euro ophoesten. Een huurcontract heeft hij niet en huurtoeslag krijgt hij niet. “Ik betaal namelijk zwart en contant”, legt hij uit. En andere woonruimte kan hij niet krijgen. Hij heeft veel schulden en vaste lasten, samen ongeveer 270 euro per maand. De spreekuurmedewerkers kijken hem onthutst aan. “Dus dan hou je maar zo’n 80 euro per maand over, voor drie mensen?” Hij knikt vriendelijk. “En we hebben helemaal geen geld voor de baby die komt. We hebben geen bedje, geen kleertjes, niets.” Werk aan de winkel dus voor de spreekuurmedewerkers. Ze bespreken met Adu allerlei mogelijkheden om het gezin bij te staan. Zoals subsidiefondsen aanschrijven, de gemeente vragen om bijzondere bijstand, de Voedselbank vragen om eten, en een advocaat regelen die hen mogelijk nog meer kan ondersteunen in hun overlevingsstrijd.
Na afloop van het gesprek dienen de medewerkers aanvragen in bij een noodfonds en bij de Voedselbank. Maar een aanvraag doen bij de gemeente ligt veel moeilijker. Adu is bang dat de overheid ontdekt dat zijn vrouw en haar dochter illegaal zijn. Als hij bijzondere bijstand aanvraagt, dan krijgt hij waarschijnlijk thuis bezoek van een gemeente-ambtenaar die komt onderzoeken hoe zijn woonsituatie is. Moet hij zijn vrouw en haar dochter dan verstoppen? Lopen ze dan niet het risico dat ze worden opgepakt en uitgezet? Bovendien krijgt hij waarschijnlijk toch geen geld van de gemeente voor spullen die mede zijn bedoeld voor zijn vrouw en haar dochter. Want de maatschappelijke uitsluiting van mensen zonder papieren is goed georganiseerd. Maar de spreekuurmedewerkers laten het er niet bij zitten en blijven zoeken naar wegen om het gezin verder te ondersteunen.
In dit artikel zijn schuilnamen gebruikt.
Harry Westerink