Europees Comité schiet opnieuw gat in uitsluitingsregels
Mensen zonder verblijfsrecht mogen niet op straat worden gedumpt zonder voedsel en zonder kleding. Dat heeft het Europees Comité voor Sociale Rechten onlangs beslist. Met die uitspraak gaat het comité lijnrecht in tegen de uitsluitingspolitiek waarmee de Nederlandse staat al meer dan twintig jaar illegalen uithongert en het land probeert uit te werken. Volgens advocaat Pim Fischer, betrokken bij de zaak, wordt de staat op de vingers getikt vanwege het onmenselijke karakter van haar regels.
Begin dit jaar diende de Protestantse Kerk Nederland (PKN) samen met andere leden van de Conferentie van Europese Kerken een klacht in tegen de staat. De PKN voerde daarbij aan dat de staat het recht van mensen zonder papieren op voedsel, kleding en onderdak moet nakomen. Het Haarlemse advocatenkantoor van Fischer had een belangrijke adviseursrol bij de totstandkoming van de klacht. Het kantoor schoot al vaker gaten in de wettelijk geregelde uitsluiting van mensen zonder papieren. Zo kregen de advocaten voor elkaar dat dakloze illegalen in sommige gevallen toch opvang moeten krijgen. Nadat het comité in een andere zaak bepaalde dat kinderen niet op straat mogen worden gezet, dwongen de advocaten dat vervolgens af bij de Nederlandse rechter.
Overlevingsstrijd
Mensen zonder papieren mogen niet werken en worden uitgesloten van vrijwel alle overheidsvoorzieningen. Ze zijn daardoor erg afhankelijk van anderen. Dat leidt nogal eens tot misbruik en uitbuiting, en vaak tot extreme armoede en verpaupering. Door de uitzichtloosheid van de situatie wordt het kringetje van mensen die hen steunen steeds kleiner. Hun leven is een voortdurende overlevingsstrijd. Als illegalen maar genoeg uitgesloten en kapot worden gemaakt, dan zullen ze sneller besluiten om uit Nederland te vertrekken, aldus de strekking van wat eufemistisch wordt omschreven als “ontmoedigingsbeleid”.
Maar veel vluchtelingen en migranten weigeren om te vertrekken, wat terugkomt in de naam die vluchtelingen in Amsterdam kozen voor hun actiecampagne: “Wij zijn hier”. Onder de noemer “Recht op bestaan” laten ook vluchtelingen in Den Haag zich niet wegjagen. Met tentenkampen en gekraakte onderdakplekken zijn vluchtelingen de laatste twee jaar strijd aan het leveren tegen de uitsluitingspolitiek. Hun doorzettingsvermogen en kracht zijn een doorn in het oog van de beleidsmakers. De Amsterdamse vluchtelingen worden als voorbeeld in de klacht van de PKN genoemd, evenals een minder bekende groep van rondzwervende Tibetaanse vluchtelingen.
Indoctrinatie
De politiek van doelbewuste uithongering en verpaupering wordt door het comité neergesabeld: “De betrokken personen hebben overduidelijk een risico op onherstelbare schade aan hun leven en hun integriteit als persoon als ze worden uitgesloten van toegang tot onderdak, voedsel en kleding.” Fischer: “De staat heeft door deze uitspraak een heel duidelijke opdracht gekregen: mensen zonder verblijfsrecht moeten tenminste eten, onderdak en kleding krijgen. De basisbehoeften dus.”
De uitspraak van het comité schiet een flink gat in de Koppelingswet en andere uitsluitingsregels, maar lost uiteraard een heleboel problemen van illegalen niet op. De beslissing geldt weliswaar voor alle mensen zonder papieren, dus zowel voor vluchtelingen als voor migranten (mainstream media meldden ten onrechte dat het alleen over “asielzoekers” ging). Maar de uitspraak verandert niets aan het afwijs-, opsluit- en uitzetbeleid van de staat. Illegalen moeten blijven leven aan de uiterste onderkant van de samenleving. De deportatiemachine kan op volle toeren blijven draaien, ook al oefent het comité nu druk uit op de staat om mensen op te vangen die nog niet zijn uitgezet. Bovendien schrijft het comité niet voor hoe die opvang dan moet worden geregeld. Na de eerdere uitspraak van het comité dat kinderen niet op straat mogen worden gegooid, kwam de staat op de proppen met “gezinsopvanglocaties”, gevangenisachtige plekken voor te deporteren gezinnen. En als mensen zonder verblijfsrecht niet gedwongen kunnen worden uitgezet, dan kan met het mes op de keel nog het instrument van “de vrijwillige terugkeer” worden ingezet. Wie in een opvangplek van de staat terechtkomt, komt ongetwijfeld bloot te staan aan de indoctrinatie van overheidsdienaren om zo snel mogelijk het land te verlaten.
Borst natmaken
Veel critici van het huidige beleid zijn weliswaar verheugd over de uitspraak van het comité, maar wijzen zelf de uitsluitingspolitiek niet principieel af. Zoals wel vaker, wijzen de grotere hulporganisaties er ook nu weer op dat repressie niet “effectief” zou zijn. Ze denken met de staat mee hoe het deportatiebeleid zo vlekkeloos en geruisloos mogelijk kan worden uitgevoerd. VluchtelingenWerk-adjunct-directeur Jasper Kuipers maakte in een reactie op de uitspraak van het comité meteen duidelijk wat het uitgangspunt van zijn organisatie is: tijdelijke opvang in afwachting van deportatie. “We zien in de praktijk dat als je mensen op straat gooit dat ze dan in een overlevingsmodus terecht komen en al helemaal niet gaan nadenken of werken aan terugkeer of een ander perspectief. Wij zeggen: blijf met die mensen in dialoog. Maar zet ze niet op straat, dat is voor niemand goed. Als je met mensen het gesprek aangaat over of illegaliteit een perspectief is, dan zie je dat mensen eerst de knop moeten omzetten voordat ze bereid zijn terug te keren. En daar moet je in begeleiden.”
Hoe dan ook, staatssecretaris Fred Teeven, bekend om zijn spierballenoptreden, toonde zich zichtbaar geïrriteerd over de uitspraak: “Het is niet zo dat we nu in de houding springen en iedereen eten en drinken en onderdak gaan geven.” Hij haastte zich om te benadrukken dat de uitspraak “een voorlopig standpunt is, dus laten we eerst het definitieve standpunt afwachten. En het is juridisch niet bindend voor de Nederlandse regering.” Tandenknarsend voegde hij eraan toe: “En het is buitengewoon onwenselijk.” Volgens Fischer zijn de beslissingen van het comité nooit officieel bindend. Staten kunnen dit soort uitspraken in principe naast zich neerleggen. Naleving ervan kan niet worden afgedwongen. Maar Nederlandse rechters zullen er wel degelijk rekening mee houden, zo is eerder al gebleken in vergelijkbare gevallen. Ze kunnen de argumenten van het comité overnemen en toepassen in hun eigen uitspraken. Daarmee komen de beleidsmakers dus wel in een lastigere positie.
Dat is ook gebleken na de uitspraak van het comité over kinderen op straat. Ook toen wilde de staat geen gevolg geven aan de beslissing, waarna een gang naar de rechter noodzakelijk werd om de staat te dwingen om dat alsnog te doen. Het ligt dus in de lijn der verwachting dat er ook over deze klacht nog heel wat procedures gevoerd moeten gaan worden voordat Teeven een krimp zal geven. Die rechtszaken lijken er zeker te gaan komen. De staatssecretaris kan zijn borst natmaken.
Mariët van Bommel