Flexhuren is geen kans, maar een risico
Als onderdeel van zijn hervormingsvoorstellen (lees: afbraakplannen) voor de woningmarkt wil minister Stef Blok de mogelijkheden voor tijdelijke verhuur flink verruimen. Dat zou volgens hem de doorstroming in de huursector bevorderen. Maar het verslechtert vooral de positie van huurders, terwijl die van verhuurders juist wordt versterkt.
Onlangs presenteerde Blok een wetsvoorstel dat de bedoeling heeft om van elke “starter” een doorstromende flexhuurder met een tijdelijk contract te maken. Flexhuren wordt vaak voorgesteld als een “kans” voor mensen met een slechte positie op de woningmarkt. Maar als hun tijdelijke huurcontract afloopt, dan worden ze op straat gezet en zijn ze zonder huurbescherming overgeleverd aan de grillen van de verhuurders die het vastgoedkapitaal in handen hebben. “Woonruimte is geen handelswaar”, aldus de Bond Precaire Woonvormen (BPW), een zelforganisatie van en voor flexhuurders. “Wij accepteren het niet dat huurders van welke smaak dan ook worden weggeredeneerd in de rechteloze logica van tijdelijke woonvormen. Wij eisen woonruimte met huurrechten en wel nu!” De BPW houdt aanstaande vrijdag tijdens een bijeenkomst over woonstrijd, georganiseerd door Doorbraak en Leidse woonactivisten, een praatje over mogelijkheden om van onderop verzet op te bouwen tegen de voortschrijdende precarisering op het gebied van wonen.
Keuzevrijheid
Het rapport “Tijdelijke verhuur en beschikbaarheid” van kennisorganisatie Platform31 laat volgens de Woonbond, een grote landelijke belangenorganisatie voor huurders, zien wat voor nadelen en risico’s zijn verbonden aan tijdelijke verhuur. Om te beginnen wordt de toch al danig aangetaste keuzevrijheid van huurders over waar en hoe ze willen wonen, nog verder ingeperkt. Een ander gevaar is dat tijdelijke verhuur ten koste gaat van de beschikbaarheid van huurwoningen met een regulier contract. Verder heeft het gedwongen moeten verhuizen “een zeer grote impact” op het leven van flexhuurders. Velen weten niet waar ze heen moeten als hun tijdelijke contract afloopt.
Uit een onderzoek van Stadgenoot, een van de grootste Amsterdamse woningcorporaties, blijkt dat jongeren die via een “jongerencontract” huren, zich zorgen maken over hun kans op andere woonruimte. Volgens dat tijdelijke contract eindigt de huurovereenkomst automatisch, namelijk een half jaar nadat de huurder 26 jaar is geworden. Veel geïnterviewden verwachten dat hun inschrijfduur niet voldoende zal zijn voor een reguliere sociale huurwoning, terwijl ze vrezen dat hun inkomen te laag zal zijn om in de vrije huursector te kunnen huren of om een woning te kunnen kopen.
Stressfactoren
Volgens Woonbond-directeur Ronald Paping zijn de gelijkenissen tussen de arbeids- en de woningmarkt opvallend. “Er komen per saldo niet meer woningen bij, dus het aandeel tijdelijke huur stijgt. Juist de meest kansarmen zijn hiervan de dupe. Op de arbeidsmarkt werd het argument gehanteerd dat een tijdelijk contract een opstapje zou zijn naar een vast contract, maar in de praktijk heeft het geleid tot een groep werknemers die geen enkel uitzicht heeft op vast werk. Deze groep heeft bovendien vaak een laag inkomen en geniet minder rechten. Ook op de woningmarkt ontstaat een groep met minder rechten, want vervangende woonruimte of verhuiskostenvergoeding zit er voor hen niet in.”
Paping geeft aan dat flexibilisering grote onzekerheid geeft. “Baanonzekerheid leidt tot stress en gezondheidsklachten. Verhuizing staat in de top drie van grootste stressfactoren. Dat geldt zeker voor gedwongen verhuizingen. Een groeiend aantal mensen wordt geconfronteerd met onzekerheid op twee fronten, namelijk werk en wonen. Werknemers en bewoners hebben een voorkeur voor een vast contract. Ik zie bij hen weinig behoefte aan tijdelijkheid. Het voldoet vooral aan de wensen van werkgevers en verhuurders.”
Nu steeds meer mensen moeten werken onder flexibele en precaire arbeidsomstandigheden, neemt de noodzaak voor deze flexwerkers toe om zich te organiseren en collectief op te komen voor hun rechten. Datzelfde geldt voor flexhuurders. De BPW probeert de strijd van dit soort huurders waar mogelijk te ondersteunen. Maar door de snelle groei van het aantal precaire huurders neemt ook de hoeveelheid problemen waar de BPW mee wordt geconfronteerd, in rap tempo toe. Daarom heeft de organisatie behoefte aan meer mensen die zich willen inzetten voor woonstrijd. Tijdens de bijeenkomst op 13 juni kan erover worden gebrainstormd hoe de lokale strijd van en voor flexhuurders kan worden opgepakt en uitgebreid.
Harry Westerink