Leidse paradox: juist de tegenwerking door de gemeente leidde tot enig succes met ons strijdexperiment tegen dwangarbeid
In het najaar van 2010 is Doorbraak in Leiden begonnen met een strijdexperiment. We wilden proberen om elementen van “community organizing” toe te passen in onze actiepraktijk: onszelf met anderen organiseren en samen macht opbouwen om daadwerkelijk positieve verbeteringen in onze eigen omgeving af te kunnen dwingen. Al vrij snel hebben we ons voornamelijk gericht tegen dwangarbeid voor bijstandsgerechtigden. Een paar keer hebben we tussentijds gerapporteerd, en na vier intensieve jaren besloten we ons experiment afgelopen najaar uitgebreid te gaan evalueren. Na een flink aantal avonden van discussie en analyse kwamen we tot de ietwat paradoxale conclusie dat, hoewel het organizen nauwelijks gelukt is, we wel onverwacht veel successen hebben geboekt. Sterker nog: de aanhoudende pogingen van de gemeente om ons experiment tegen te werken, blijken tegelijk vaak juist ook onze successen te zijn. Niet ons organizen, maar onze pogingen daartoe, die sterk werden beperkt door de gemeente, beperkten tegelijk de mogelijkheden van diezelfde gemeente om meer baanlozen langer aan de dwangarbeid te zetten.
Centraal bij ons experiment staan evaluatie en eerlijke zelfkritiek. We bespreken zeer regelmatig in detail wat er goed is gegaan en wat niet, wat werkte en wat niet. Of de tegenstander wel reageerde zoals wij hadden voorzien en graag wilden. Wat kunnen we daarvan leren? Wat kunnen we volgende keer anders en beter doen? Onze openheid over strategieën, evaluaties en geplande activiteiten wordt door andere activisten wel gewaardeerd, zo hebben we gehoord. Men kan er inspiratie door opdoen en ervan leren, ook al is de specifieke situatie lokaal overal weer net iets anders. Zulke positieve geluiden motiveren ons om door te gaan. Maar diezelfde openheid biedt de gemeente en de leiding van het dwangarbeidcentrum natuurlijk wel voortdurend de kans om op onze activiteiten te anticiperen, en ons tegen te werken en manoeuvreerruimte te ontnemen. Grappig genoeg blijkt dat hen ook enigszins zenuwachtig te maken en dat komt de stabiliteit en beheersbaarheid in het dwangarbeidcentrum natuurlijk niet altijd ten goede.
Chronologie van de Leidse strijd tegen dwangarbeid
2011 2012 2013 2014 2015 |
In de loop van de vier jaar hebben we heel bewust allerlei traditionele en minder traditionele elementen van het community organizen op onze eigen manier in onze eigen context uitgeprobeerd. Naast gesprekken met baanlozen en vele anderen, hebben we uitgebreid kwalitatief en kwantitatief onderzoek gedaan, de tegenstanders in kaart gebracht, vaak tussentijds geëvalueerd, bestaand individueel verzet collectief uitgebouwd, onderlinge steun opgebouwd, onszelf formeel en soms minder formeel georganiseerd, dwangarbeiders zelf leidend laten zijn bij het verzet, actiemethoden gebruikt die andere dwangarbeiders niet afschrikken maar juist ruimte bieden om veilig mee te doen, humor gebruikt, van onderop geschreven en gepraat opdat iedereen kan begrijpen wat we bedoelen, andere groepen mensen erbij betrokken, onverzoenlijk geweest en ons niet laten inkapselen, alleen onszelf vertegenwoordigd en niet namens mensen gesproken die we niet kennen, niet afhankelijk geweest van de mainstream media maar zoveel mogelijk direct het woord gericht tot andere dwangarbeiders en hun bazen, haalbare doelen gesteld, kleine overwinningen behaald en gevierd, enzovoorts. Te veel om hier allemaal uitgebreid op in te gaan. Veel van deze aspecten zijn ook al aan de orde gekomen in onze eerdere evaluaties.
Organisatie en protest
Na vier jaar moeten we helaas constateren dat we niet erg veel mensen formeel hebben weten te organiseren. Toch zijn onze pogingen niet helemaal vergeefs geweest. De Leidse afdeling van Doorbraak is gegroeid met een handvol actieve leden, en daarbuiten hebben we een aardig netwerk opgebouwd van uitkeringsgerechtigden met wie we regelmatig contact onderhouden. De meesten informeren ons over hun ervaringen en wij steunen hen waar mogelijk met tips en onze eigen ervaringen. Maar anders dan in Amsterdam – waar we in de tussentijd wel een sterk actiecomité hebben weten op te bouwen – zijn er in Leiden buiten Doorbraak zelf geen formele proteststructuren van bijstandsgerechtigden ontstaan. We hebben wel een paar keer tevergeefs geprobeerd om samen met dwangarbeiders en andere bijstandsgerechtigden een platform of actiecomité op te starten. Maar uiteindelijk durfden ze onvoldoende, hadden ze geen zin om in hun vrije tijd ook nog met die vermaledijde dwangarbeid bezig te zijn, gokten ze erop dat ze geluk zouden hebben en dat het allemaal snel voorbij zou zijn, waren ze niet overtuigd van het nut of de kansen om daadwerkelijk iets te bereiken, waren ze niet gewend om autonoom samen iets op te zetten, enzovoorts. En wij bleken niet in staat om daarin verandering te brengen. Maar misschien moeten we wat dat betreft niet te hard zijn voor onszelf. Wanneer we bijvoorbeeld kijken naar de percentages schoonmakers die de betaalde fulltime FNV-organizers hebben weten te organiseren, dan doen we het misschien nog niet eens zo slecht. Wij zijn immers met veel minder activisten, worden niet betaald of gesteund door zo’n grote sterke club, en onze ‘doelgroep’ is veel kleiner en heeft nog minder bestaanszekerheid dan de schoonmakers, wat zeker beperkende gevolgen heeft voor het enthousiasme om mee te doen. Maar goed, we vormen als lokale afdeling van Doorbraak feitelijk wel een heel sterke zelforganisatie van baanlozen en sympathisanten die wel betaald werken, en van zulke clubs heb je er in Nederland (nog) niet zo heel veel. Dat is wel een verworvenheid, iets dat we via het experiment hebben opgebouwd.
Parallel aan de meer formele organisatiepogingen hebben we ook steeds geprobeerd om individueel tegenstribbelen, protest en eventueel verzet te steunen en waar mogelijk collectief te maken. Zo zou er vanuit de praktijk een beweging kunnen groeien die mogelijk de basis zou kunnen leggen voor een meer formele structuur. Zo’n structuur was daarbij overigens niet perse ons doel, want een organisch gegroeide informele verzetsbeweging kan in principe ook veel macht uitoefenen, zoals de Parijse activisten van Résistance au Travail Obligatoire en de Britse van Boycott Workfare op kleine, en de Chinese informele arbeidersbeweging op grote schaal laten zien. Onderling elkaar bijstaan tegen de repressie vanuit de gemeente en het dwangarbeidcentrum is binnen Doorbraak vanzelfsprekend, maar om ons heen helaas nog nauwelijks. We proberen daarom aan anderen te laten zien, gewoon door het te doen, hoe dat werkt en hoe nuttig dat is. We hebben de afgelopen vier jaar samen een flink aantal uitkeringsgerechtigden bijgestaan en meer weerbaar gemaakt. Zo hebben we bijvoorbeeld een paar keer kopieën uitgedeeld, die door sommige dwangarbeiders binnen weer verder werden verspreid, van gemeentelijke stukken waarin staat dat de dwangarbeid maximaal zes weken mag duren. Het dwangarbeidcentrum hield zich daar niet aan, en bijstandsgerechtigden die hun rechten kenden en ervoor durfden op te komen, mochten in veel gevallen meteen stoppen. Ook hebben we soms uitgebreid voorbesproken en samen strategieën bepaald als bijstandsgerechtigden op gesprek moesten bij het Werkplein of het dwangarbeidcentrum. Soms zijn we daarna ook daadwerkelijk meegegaan naar het gesprek, maar in alle gevallen heeft de voorbereiding aantoonbaar geholpen tegen dwangarbeid en strafkortingen. In een enkel geval hebben we daartoe wel de publiciteit moeten zoeken, en dat leidde dan tot een volledige overwinning op de betreffende repressieve klantmanager. Sowieso bleek het voor de meeste uitkeringsgerechtigden te helpen om tegen te stribbelen of zelfs een grote mond op te zetten. Soms was het eenvoudigweg voldoende om te zeggen dat ze lid waren van Doorbraak, of dat ze ons kenden, om niet te hoeven dwangarbeiden.
Aan onze acties en 1 mei-vieringen bij het dwangarbeidcentrum en het Werkplein deden meestal wel enkele andere bijstandsgerechtigden en dwangarbeiders mee, maar heel veel waren dat er vaak niet. Meedoen als dwangarbeider aan een actie voor de ingang van het dwangarbeidcentrum vereist immers wel wat moed omdat je na afloop steevast wordt ‘aangesproken’ door de bewakers op de werkvloer die je hebben lopen bespioneren. Met veel plezier hebben we allemaal samen ballen gegooid tegen foto’s van de tronies van die bewakers op de werkvloer, de directie van het centrum, en wethouders en ministers. Een enkele dwangarbeider heeft daarnaast in het centrum openlijk rondgelopen met een Doorbraak t-shirt of stiekem stickers geplakt tegen dwangarbeid. Een impulsieve dwangarbeider heeft zelfs wel eens een van de bewakers op de werkvloer in de nek gespuugd, iets dat we pas veel later hoorden en dat zeker geen onderdeel van onze campagne uitmaakte. Maar een uiting van opstandigheid was het zeker wel. Wat we bewust niet hebben gedaan, is collectieve actievormen aandragen. Dwangarbeiders moeten daar zelf mee komen, is ons idee, en dan steunen wij hun plannen. Ze kunnen immers zelf het beste inschatten wat net wel kan en wat niet, wat zin heeft en wat niet, wat mobiliserend werkt en wat niet, wat angst doet verdwijnen en wat juist niet. Behalve een handtekeningenactie hebben we echter weinig initiatieven gezien. Wij hebben bij die handtekeningenactie geholpen met het opstellen van een tekst en het kopiëren ervan. Dwangarbeiders zijn toen zelf binnen begonnen met het ophalen van de handtekeningen onder hun collega’s, maar dat is helaas al snel gestrand.
Medestanders
Bij aanvang van ons strijdexperiment waren we ons goed bewust van de mogelijkheid dat grotere organisaties ons zouden willen gaan inkapselen, mocht het lukken om van onderop veel mensen te organiseren en daadwerkelijk verzet op te bouwen. Met de Cliëntenraad hebben we echter vrijwel vanaf het begin geen goed contact gehad. Het adviseren van de gemeenteraad en het bieden van platforms aan allerlei overheidsbobo’s om hun beleid te verkopen, zoals de Cliëntenraad is gewend, staat haaks op wat wij voorstaan. Met de FNV hebben we daarentegen altijd een betere relatie gehad, maar lokaal lukte het de bond eenvoudigweg niet om iets van de grond te krijgen. Omdat we een sterke bondgenoot goed konden gebruiken zijn we ongeveer een jaar nauw betrokken geweest bij pogingen om een FNV Lokaal van de grond te krijgen. Maar toen meer en meer bleek dat wij dan zelf veel van het vakbondswerk moesten gaan verzetten voor de top-down organisatie, zijn we ermee gestopt. Ook bleek het moeilijk om de lokale actieve bondsleden ervan te doordringen wat dwangarbeid nu eigenlijk is. Men kon zich er ook na herhaaldelijke uitleg merkwaardig genoeg geen voorstelling van maken. Geen van hen was waarschijnlijk ooit baanloos geweest. De meeste leden waren al wat ouder en waren meer geïnteresseerd in het huldigen van jubilarissen, wat op zich natuurlijk ook een waardevolle traditie is. Enkelen beloofden mee te doen aan onze 1 mei-vieringen, maar er is nooit iemand gekomen.
GroenLinks zit in de oppositie, maar heeft zich zelden echt sterk gemaakt tegen dwangarbeid. We hebben door de jaren heen enkele keren met hun raadsleden vergaderd en ze beantwoorden netjes onze mails, maar enige pit zit er niet in op dit terrein. Meer pit heeft de SP, maar helaas wil die partij graag steeds meebesturen en men neemt zodoende ook de verantwoordelijkheid voor het repressieve dwangarbeidbeleid. Van een principiële afwijzing kan dus geen sprake zijn. Een enkele keer zijn we politiek samen opgetrokken, maar meestal beperkte hun inzet zich tot steun aan individuele dwangarbeiders. De partij wil graag informatie van ons over de werkelijke gang van zaken in het dwangarbeidcentrum – wij hebben immers betere contacten met dwangarbeiders dan zij – om vervolgens enkele individuen te kunnen helpen en om het beleid op minieme punten te kunnen ‘verbeteren’. Maar wij passen voor zo’n rol als oren en ogen van een collegepartij, en houden liever zelf de regie in handen als het gaat om ‘onze’ informatie en hoe die wordt ingezet. Want in sommige gevallen kan ‘verbeteren’ betekenen: efficiënter maken door de scherpe kantjes weg te vijlen en de beheersbaarheid te vergroten. De historische rol van sociaal-democratische partijen als de SP is natuurlijk vooral ook het depolitiseren en onder controle houden van de eigen ‘achterban’: de armen en de linkse activisten. Het verraste dan ook niet dat SP-raadsleden meer dan eens voorstelden om een informeel gesprek met de burgemeester te regelen, zodat wij hem zouden kunnen laten zien dat we best aardige mensen zijn en dat de tsunami aan flyer- en pleinverboden die hij ons oplegde, echt niet nodig was. Vanzelfsprekend hebben we nooit meegedaan aan zo’n pacificerende achterkamertjespolitiek.
Tegenstanders
In het begin hebben onze directe tegenstanders ook wel voorzichtig geprobeerd om ons protest in te kapselen. Ze bewezen toen nog lippendienst aan onze inzet. De toenmalige CDA-wethouder Jan-Jaap de Haan zei bijvoorbeeld op de radio en tijdens een bijeenkomst dat we best wel goede punten hadden. En ook dwangarbeiddirecteur Bas van Drooge erkende dat in een interview op de website van het Leidsch Dagblad, hoewel de passage waarin dat stond enkele uren later alweer was verwijderd, vermoedelijk na een telefoontje van zijn kant aan de redactie. Hij probeerde ook eens in gesprek met ons te gaan toen we nog in de kantine van zijn dwangarbeidcentrum konden komen. En later probeerde hij nog via een telefoontje om ons ervan te overtuigen dat het beter was, dat we serieuzer genomen zouden worden, als we bepaalde artikelen op onze site zouden aanpassen. Hij wilde graag met ons praten als vertegenwoordigers van uitkeringsgerechtigden, ons beetjes info toespelen zodat we ons belangrijker zouden gaan voelen, mee zouden willen praten over het beleid en meer begrip zouden krijgen voor zijn ‘moeilijke’ positie. Maar wij spraken altijd alleen namens onszelf, en daardoor viel zijn strategie in duigen. Want wij reageerden op zijn avances met de concrete feiten: wat valt er te praten zolang jij ons dwingt tot dwangarbeid en dreigt met afpakken van onze uitkeringen? Hoe kan er van een serieuze uitwisseling sprake zijn onder dergelijke ongelijke machtsverhoudingen?
Publiek in debat wilden we wel, als zelfgeorganiseerde baanlozen, maar dat wilde Van Drooge dan weer niet. Een keer, lang nadat hij zijn inkapselingspogingen had opgegeven, werden wij vlak na de directeur geïnterviewd door een lokale radiozender, omdat hij nadrukkelijk niet tegelijk met ons wilde, of durfde? Hij bleef wel in de uitzending, en de presentator vroeg hem na ons vraaggesprek wat hij van onze opvattingen dacht. Na de gemeenplaats dat het altijd goed was om scherp gevolgd te worden, zei hij slechts dat hij het met onze ideeën niet eens was. Een jaar later leek het er even op dat we door een kritisch PvdA-lid uitgenodigd zouden worden om te spreken in een lokaal partijdebat over dwangarbeid (ze gebruikten natuurlijk een eufemisme om die schandalige praktijk te benoemen), maar uiteindelijk durfde men dat niet aan. We hebben in de loop der tijd wel enige lokale bijeenkomsten bezocht, onder meer van de PvdA en de FNV, waar we vanuit het publiek uitgebreid over onze ervaringen en meningen rond dwangarbeid hebben verteld.
Gesprekken en informatie
Aan de basis van al onze activiteiten liggen uiteindelijk de gesprekken met dwangarbeiders en andere uitkeringsgerechtigden, én de informatievergaring over de dwangarbeid. Die informatie komt deels via dwangarbeiders zelf en deels via andere bronnen, bijvoorbeeld ons goedgezinde medewerkers van het centrum of gemeentelijke rapporten. We zijn pakweg honderdvijftig keer met z’n tweeën in en bij het centrum geweest om daar gesprekken te voeren, in de middagpauze en soms aan het einde van de werkdag als de dwangarbeiders die twee maanden gratis moeten werken in wasserij Gaverland in Alphen aan den Rijn met een busje worden teruggebracht. Waar mogelijk spraken we ook af op ons kantoor, omdat veel mensen dat veiliger en relaxter vinden dan zo open en bloot voor de poorten van de hel. Ook van zulke gesprekken hebben we er enkele tientallen gevoerd.
We hebben ons doel van tevoren scherp geformuleerd. Het gedwongen werken onder het minimumloon en onder het regime van Sociale Zaken, dwangarbeid dus, moet stoppen. Juist in al die gesprekken kregen we steeds duidelijker voor ogen waar het precies om ging, en hoe de dwangarbeiders er zelf over spraken. Die hebben ons feitelijk geschoold. Gaandeweg zijn we er zo steeds beter in geslaagd om onze visie korter, bondiger en scherper te verwoorden en te framen. Dat blijkt wel uit onze strijdbare Leidse 1 mei-pamfletten en ook bijvoorbeeld uit de leus “Onze tegenprestatie is verzet” die we in Groningen voor het eerst hebben gebruikt.
Om werkelijk effectief te kunnen vechten tegen dwangarbeid moesten we concreet in kaart brengen wie onze tegenstanders zijn. Niet alleen die bij het dwangarbeidcentrum en de gemeente, maar ook in het bedrijfsleven. Daarnaast was het van belang om te weten welke bedragen er in omgaan, om hoeveel dwangarbeiders en andere bijstandsgerechtigden het gaat, en waar die allemaal moeten werken. Dat laatste is vanzelfsprekend bijzonder belangrijk, juist omdat we contact met hen willen leggen. En daar begonnen al direct de problemen. De gemeente heeft er alle belang bij om zoveel mogelijk geheim te houden en daardoor moeten wij het voornamelijk hebben van die mondelinge gesprekken met dwangarbeiders. Maar wat als je hen moeilijk kunt vinden, afgezien van degenen die in het dwangarbeidcentrum zelf werken? Ook de SP en GroenLinks weten er niet zoveel vanaf, en die zijn sowieso niet bijzonder genegen tot het geven van de informatie die ze wel hebben omdat ze liever niet teveel geassocieerd willen worden met het verzet van onderop. Onder druk van alle ophef rond dwangarbeid hebben die partijen in 2012 wel in de gemeenteraad gevraagd om concrete informatie. Het college zegde hen toen een uitgebreide concrete jaarlijkse rapportage toe, maar die is tot op heden uitgebleven. GroenLinks neemt daar, desgevraagd, gewoon genoegen mee. De SP “is bezig het uit te zoeken”. Voor verdere informatie zijn we afhankelijk van WOB-procedures die door tegenwerking van de gemeente een eeuwigheid duren. Daardoor komt de door ons verlangde informatie maar mondjesmaat boven water.
Gemeente werkt tegen
Dat we geen succes hebben geboekt bij het organizen van dwangarbeiders, heeft behalve de angst bij de mogelijk te kleine doelgroep (op elk moment hooguit enkele tientallen mensen), en niet te vergeten onze eigen tekortkomingen, natuurlijk vooral ook te maken met de tegenwerking door onze tegenstanders bij de gemeente en het dwangarbeidcentrum. En dat is natuurlijk precies hoe je leert hoe de machtsmechanismen echt werken: door van onderop te prikkelen en te kijken hoe er van bovenaf wordt gereageerd. Op basis van die kennis kunnen we ons strijdexperiment steeds aanpassen en perfectioneren. De kennis van onderop, kennis over repressie en hoe daarmee om te gaan, is kennis die men van bovenaf nooit werkelijk kan vergaren, waar men daarboven nooit definitief de vinger op kan leggen. Want zodra men het enigszins door krijgt en de repressie effectiever denkt te maken, zal ook de omgang ermee van onderop veranderen. Hun permanente kennisachterstand is een van onze krachten.
Om de opbouw van ons verzet tegen te gaan heeft de gemeente voortdurend geprobeerd om juist onze gesprekken en onze informatievergaring, zoals gezegd de twee grondslagen ervan, systematisch onmogelijk te maken. Veertien voorbeelden op een rijtje:
- 1. Uitkeringsgerechtigden waarvan Sociale Zaken vermoedt dat ze actief zijn bij of sympathisant zijn van Doorbraak hoeven niet aan de dwangarbeid, en die kunnen dus geen dwangarbeidervaringen met ons delen, en geen gesprekken aangaan op de werkvloer en daar ter plekke organiseren.
- 2. Ook hoger opgeleiden, die vaak wat mondiger zijn of in ieder geval mogelijk hun rechten beter kennen of kunnen achterhalen, lijken tegenwoordig niet meer te hoeven dwangarbeiden. Zo worden potentiële critici buiten gehouden en daarmee het risico dat negatieve verhalen ons, de publiciteit of de rechter bereiken.
- 3. Mensen waarvan Sociale Zaken vermoedt dat het leden of sympathisanten van Doorbraak zijn, mogen al geruime tijd niet meer in het dwangarbeidcentrum komen (hoewel dat mogelijk zeer onlangs onder druk is teruggedraaid, daarover later meer). We gingen daar in het begin van ons experiment gewoon naar binnen om met dwangarbeiders te praten. Van Drooge gaf echter ter plekke, zo rond onze eerste 1 mei-viering, te kennen dat we niet meer naar binnen mochten, omdat we zouden zorgen voor onrust onder de dwangarbeiders. Ze zouden namelijk minder handelbaar zijn na gesprekken met ons.
- 4. Medewerkers hebben geprobeerd om ons op het plein voor het dwangarbeidcentrum fysiek te intimideren. We zaten daar op bankjes met de dwangarbeiders te praten. De medewerkers gingen breeduit voor ons staan, scholden ons uit en zeiden dat we weg moesten wezen en nooit meer terug moesten komen, anders….
- 5. Het plein voor het centrum is kort daarop ook voor ons tot verboden verbied verklaard, om onze gesprekken met dwangarbeiders nog verder te bemoeilijken.
- 6. De burgemeester heeft enige tijd daarop zelfs schriftelijk verklaard dat we alleen nog op de openbare weg langs het plein mogen staan om met dwangarbeiders te praten als we dat van tevoren bij hem hebben aangevraagd. Voor demonstraties heeft hij daar zelfs een vak laten schilderen met gele verf van anderhalf bij vijftien meter waar we binnen zouden moeten blijven bij onze acties. Daar hebben we ons vanzelfsprekend nooit aan gehouden.
- 7. Dwangarbeiders die met ons hebben gesproken, gewoon doordeweeks of op een van onze acties, zijn regelmatig na afloop door bewakers op de werkvloer intimiderend toegesproken en voor ons gewaarschuwd. Tegenwoordig lijken de bewakers dat al meteen bij binnenkomst op de eerste werkdag te doen. Ze vertellen leugens over ons om hen bang te maken.
- 8. De directie bespioneert en fotografeert ons stiekem en heeft een database aangelegd met foto’s van mensen van wie men vermoedt dat het Doorbraak-activisten zijn en die verder overal geweerd moeten worden.
- 9. Het centrum heeft de dwangarbeiders een keer vrij gegeven zodat ze niet aanwezig zouden zijn en mee zouden doen aan onze Dag van de Arbeid-viering voor het centrum. Ook zo werd contact bemoeilijk.
- 10. Om het meegaan met een uitkeringsgerechtigde op gesprek in het dwangarbeidcentrum of het Werkplein nog verder te bemoeilijken heeft men, na een kritisch artikel van ons over zo’n bezoek, plots de regel opgesteld dat je 24 uur van tevoren je naam moet doorgeven en je ter plekke moet identificeren.
- 11. Inmiddels lijkt het erop dat Sociale Zaken een algeheel verbod heeft opgelegd om mee te gaan naar zo’n gesprek aan iedereen van wie men vermoedt dat het leden of sympathisanten van Doorbraak zijn. Daarover later meer.
- 12. Zoals eerder gezegd: de gemeente werkt zeer actief onze WOB-verzoeken tegen. Naar eigen zeggen onder meer omdat wij de informatie zouden misbruiken, lees: gebruiken voor ons verzet. Ook daarover later meer.
- 13. Het college weigert om diezelfde reden waarschijnlijk ook die jaarlijkse concrete rapportage over dwangarbeid te leveren aan de gemeenteraad.
- 14. En tenslotte belastert dwangarbeiddirecteur Van Drooge ons sinds enige tijd waar hij maar kan: in de gemeenteraad, de media en elders, in de hoop dat raadsleden en anderen afstand van ons gaan houden. In een eenmalige commissievergadering in zijn dwangarbeidcentrum, waarvan opmerkelijk genoeg geen notulen zijn openbaar gemaakt, betoogde hij bijvoorbeeld uitgebreid, vanzelfsprekend zonder een spoor van bewijs (want dat is er niet), dat wij mensen zouden bedreigen en intimideren. Hij fantaseerde een ludiek protest in Amsterdam van een handjevol Doorbrakers om tot een heuse bedreiging, en deed alsof wij een van zijn medewerksters, de beruchte Angelique van Delft, zouden hebben geïntimideerd en bedreigd via… een artikel op onze site. Dat is pure criminalisering. De werkelijkheid was precies omgekeerd: zij heeft een dwangarbeider, Ahmed, maandenlang geïntimideerd en vernederd, hem gedwongen een heel jaar in plaats van zes weken gratis te werken, en hem ook nog eens drie maanden van zijn uitkering beroofd. Het enige dat wij hebben gedaan, is ruchtbaarheid geven aan haar voortdurende psychologische terreur, haar machtswellust en aantasten van Ahmeds bestaanszekerheid. Na bezwaarprocedures is Van Delft volkomen in het ongelijk gesteld. Toch blijft Van Drooge deze bijzonder onsmakelijke, en zeker niet unieke, episode met droge ogen publiekelijk als bewijs van onze misdragingen framen.
Marrons
Wanneer we deze opsomming van repressieve gemeentelijke reacties op onze strijd eens leggen naast een lijstje van successen van ons strijdexperiment, dan is duidelijk te zien hoe nauw die twee eigenlijk samengaan.
Het mag ons dan niet zijn gelukt om dwangarbeiders te organiseren op werkvloer, en het aantal formeel en informeel georganiseerde uitkeringsgerechtigden buiten het centrum mag dan zeer beperkt zijn gebleven, wel hebben we een respectabel aantal uitkeringsgerechtigden uit de dwangarbeid weten te houden. Niet alleen mensen die Doorbraak op de een of andere manier kennen, maar dus ook uitkeringsgerechtigden waarvan Sociale Zaken vermoedt dat ze wel eens, net als die Doorbrakers, voor zichzelf zouden kunnen gaan opkomen. We hebben een angstbeeld van verzet weten te zaaien. In de huidige opbouwfase van de dwangarbeid kiest men er kennelijk voor om eerst zoveel mogelijk uitkeringsgerechtigden gratis aan de slag te krijgen, en is men van plan om pas later, als het systeem eenmaal soepel draait, zware klappen te gaan uitdelen aan de moeilijke ‘klanten’. Ook repressie kost immers veel tijd en geld en die heeft men momenteel niet in overvloed. Tot die tijd hebben we respijt, en kansen om buiten het regime structuren op te bouwen. Misschien is dat voorlopig wel een betere, of in ieder geval meer werkbare en haalbare, strategie dan organizen op de werkvloer: uitkeringsgerechtigden uit de dwangarbeid houden of krijgen, en ons dan samen met hen organiseren om nog meer mensen eruit te houden en te krijgen. Dat is ook onze ervaring in Amsterdam. Vanuit onze betrokkenheid bij de strijd tegen Zwarte Piet en voor de slavernijherdenking kwamen we op de benaming “Marron-strategie”. De Marrons waren de slaven in Suriname die ontsnapten van de plantages en die bleven terugkomen om anderen eveneens te bevrijden (en waar mogelijk die werkkampen in de as te leggen). Van buitenaf strijden tegen dwangarbeid is veiliger. Het grootste deel van ons netwerk bestaat inmiddels uit uitkeringsgerechtigden die eens werden opgeroepen voor dwangarbeid en vaak in samenwerking met ons de dans wisten te ontspringen. Voor alle duidelijkheid: de dwangarbeid van tegenwoordig is, hoe erg ook, natuurlijk iets compleet anders dan de slavernij van toen waarbij Afrikanen met geweld tot eigendom werden gemaakt van witte Europeanen die hen naar believen verhandelden en kapot lieten werken. We hebben het hier dus puur over de strategie van bevrijding en bestrijding van buitenaf.
Sinds de opening van het centrum is het regime door toedoen van onze druk regelmatig iets versoepeld, voor zover we kunnen nagaan althans. Ook hebben we, zoals gezegd, een keer een vrije dag geregeld, wat ons zeer veel goodwill verschafte, en hebben we er daarnaast structureel voor gezorgd – in samenwerking met de SP – dat zes weken dwangarbeiden het maximum is en uitkeringsgerechtigden dus niet meer onbeperkt aan de dwangarbeid kunnen worden gezet. Die termijn was al vastgelegd door de raad, maar werd stelselmatig ontdoken door Van Drooge en De Haan. Inmiddels wordt uitkeringsgerechtigden overigens wel weer vaak ‘gevraagd’ om ‘vrijwillig’ langer gratis door te werken.
Succes als hindernis
De inzet van de gemeente om critici buiten te houden gaf ons een succes: onze vrijstelling van dwangarbeid. Helaas werkte het ook omgekeerd: ons succes van dat maximum van zes weken dwangarbeid leverde feitelijk een bijdrage aan de strategie van de gemeente om onze opbouwpogingen te dwarsbomen. Want het is zeer moeilijk om sterke sociale en politieke banden op te bouwen met uitkeringsgerechtigden die na zes weken weer weg zullen zijn en die daarom nog meer geneigd zijn om te denken: het zal mijn tijd wel duren. Niet op de werkvloer voor sommigen, kortere dwangarbeid voor anderen: onze gekoesterde successen zitten ironisch genoeg onze verdere strijd danig in de weg.
Vanaf het begin van ons experiment, maar helemaal vanaf het moment dat we bekend maakten dat we het centrum onbeheersbaar wilden maken, zat men bij de directie in de rats. Wij bleken niet in te kapselen op de manier die men gewend was met bijvoorbeeld de leden van de Cliëntenraad. De sfeer raakte gespannen, ook onder de medewerkers onderling. Sommige meer progressieve lieten openlijk merken dat ze vonden dat wij inhoudelijk wel een punt hadden, en zagen in onze activiteiten een steun in de rug. Er waren werkoverleggen waarbij werd besproken hoe onze activiteiten het best tegengewerkt konden worden. En hoe ervoor te zorgen dat het imago van het centrum niet verder zou verslechteren. En hoe te voorkomen dat intimiderende collega’s in de publiciteit individueel een gezicht zouden krijgen. Ook onder de dwangarbeiders was er bij tijd en wijle gemor en dan lieten ze zich minder makkelijk koeieneren door de bewakers op de werkvloer. Onze aanwezigheid, zelfs al was het maar aan de rand van het plein, zorgde steeds voor ophef, voor onrust, voor een verhoogde staat van paraatheid onder de bewakers, die trouwens voor een deel zelf ook dwangarbeiders zijn.
Zakelijk en landelijk
Ook zakelijk hebben we het centrum pijn gedaan. Minstens een bedrijf, Sensabeads, heeft besloten de contacten op te zeggen na negatieve publiciteit door ons. En om verdere schade te voorkomen heeft het centrum geprobeerd om ons verre te houden van andere bedrijven. Door hun namen geheim te houden, en letterlijk door ons op afstand te houden bij de uitreiking van haar Eureka-prijs voor bedrijven.
Verder hebben we dwangarbeid minder vanzelfsprekend gemaakt en het protest ertegen in de aandacht gebracht en collectief gemaakt, niet alleen in Leiden maar ook in de rest van Nederland. Met onze Leidse ervaringen zijn we ook aan de slag gegaan in onder meer Amsterdam, Groningen, Amersfoort en Utrecht (bij die laatste twee zijn we niet meer zo nauw betrokken). We hebben inmiddels ook een flink landelijk netwerk van dwangarbeiders en voormalige dwangarbeiders die ons vooral via onze website hebben leren kennen, daar hun verhalen hebben gedeeld en die ons nog steeds goed op de hoogte houden. Een deel daarvan praat ook onderling mee over strategieën. Steeds wanneer we zo in een regio meerdere mensen hebben leren kennen, proberen we die bij elkaar te brengen, tot nu toe met wisselend succes. Mede gesteund door onze activiteiten in Leiden en Amsterdam hebben ook leden van de vakbond hun leiding onder druk weten te zetten om eveneens plannen te gaan maken. Daar is de – enigszins verwaterde – landelijke campagne tegen “werken zonder loon” uit voortgekomen. Tenslotte hebben we ook een aantal sterke translocale banden opgebouwd, met name met groepen in Groot-Brittannië en Frankrijk. En meer algemeen hebben we laten zien dat het collectief van onderop opkomen voor jezelf direct resultaat kan hebben, en motiverend en zelfs leuk kan zijn.
Doorbreken
Om werkelijk verder te kunnen komen met ons strijdexperiment zullen we eerst de blokkades die de gemeente opwerpt moeten doorbreken. We eisen betere toegang tot informatie over dwangarbeid en willen net als alle andere Leidenaren gewoon gemeentelijke panden en terreinen op kunnen om met dwangarbeiders te praten. Dat betekent wellicht dat we scherpere en onverwachte acties moeten gaan voeren tegen die – in onze ogen – onwettige flyer-, plein-, gebouw- en begeleidingsverboden. Acties die we tot nu toe bewust niet deden om dwangarbeiders niet van ons te vervreemden. Maar nu moet het maar even omdat we anders sowieso nauwelijks nog met hen in contact kunnen komen. En daarbij: na zes weken is er toch weer een nieuwe ‘generatie’ die ons niet kent. Zo heeft elk voordeel z’n nadeel, wat op zich ook weer een voordeel is. Via scherpere acties en het betrekken van andere organisaties bij de strijd (bijvoorbeeld de FNV) kunnen we in het beste geval meteen het plein en het gebouw weer betreden, en minimaal processen uitlokken over de toegangsverboden. Een nadeel van zulke processen is wel dat we nu al veel tijd kwijt zijn aan juridische kwesties (onder meer de WOB-procedures), en dat dit type specialistische activiteit toch een beetje ten koste gaat van meer collectief handelen. Daarbij zijn de spelregels in de rechtbank vanzelfsprekend altijd in het voordeel van de overheid, en hebben de burgemeester en de directeur de beste kaarten als hoofd van het regelgevende college, de uitvoerende politie en het uitbuitende dwangarbeidcentrum. Verder zijn we ook al begonnen met het aanpakken van de ongefundeerde laster die Van Drooge en de gemeente over ons verspreiden. Want hun kwaadsprekerij speelt steeds een grote rol bij het doorzetten van al hun verboden als wij daartegen in beroep gaan. Men moet nu maar eens met bewijzen komen, aangifte doen en ons officieel aanklagen, of anders excuses aanbieden.
Ideeën voor de toekomst
We hebben tien ideeën op een rijtje gezet waarvan we er de komende jaren een aantal zullen oppakken om mee aan de slag te gaan. We zullen ze zeker niet allemaal uitvoeren, en al helemaal niet allemaal tegelijk, maar ze geven wel de richtingen aan waarin we denken voor de komende tijd als het gaat om onze strijd tegen dwangarbeid in Leiden (en de bijdrage die we vanuit Leiden kunnen leveren aan de strijd in de rest van het land).
- 1. We gaan sowieso door met ons strijdexperiment tegen dwangarbeid, ook al hebben we buiten onze eigen groep nog weinig mensen weten te organiseren. Dat is niet alleen een keuze op basis van de mogelijkheden die we zien, maar ook gewoon een noodzakelijkheid voor de uitkeringsgerechtigden onder ons. Mochten er in de toekomst nauwelijks meer mogelijkheden blijken te zijn, dan moeten we die hoe dan ook zelf creëren, via onze onverzettelijkheid en doortastendheid. Het gaat immers om onze eigen levens en bestaanszekerheid.
- 2. We blijven proberen dwangarbeiders te organiseren op de werkvloer. De kansen daartoe zullen groeien naarmate we over meer informatie gaan beschikken: welke bedrijven en instellingen maken van gratis arbeid misbruik en waar zitten die? En onze kansen groeien ook naarmate meer uitkeringsgerechtigden worden onderworpen aan het Leidse regime van drie maanden verplicht ‘vrijwilligerswerk’ in het teken van de “tegenprestatie”. Die vorm van dwangarbeid komt nog bovenop de dwangarbeid wegens “reïntegratie”.
- 3. We willen proberen om een campagne te beginnen om vrijwilligersorganisaties ervan te weerhouden mee te werken aan dat verplichte ‘vrijwilligerswerk’. We gaan proberen dat systeem te ondermijnen naar het voorbeeld van de Britse campagne “Keep volunteering voluntary”. Die campagne heeft inmiddels een lijst met ruim vijfhonderd kleine en grote organisaties die weigeren mee te doen aan de dwangarbeidprogramma’s.
- 4. We zouden in Leiden nogmaals een poging kunnen wagen om de FNV bij onze strijd te betrekken. De eerste fase van hun landelijke campagne Werken Zonder Loon in zes steden loopt in mei af, en daarna zouden we kunnen kijken of ook Leiden in hun plannen betrokken zou kunnen worden. We zijn best benieuwd of de dwangarbeiddirecteur ook de FNV uit zijn gebouw zou willen gaan weren.
- 5. We zouden ook consumentenacties kunnen gaan opzetten tegen en bij bedrijven die dwangarbeiders inzetten. Gedacht kan worden aan een landelijke imago-campagne tegen een groot supermarktbedrijf, waar iedereen dan lokaal vorm aan kan geven. Flyeracties bij bedrijven zullen voor dwangarbeiders en uitkeringsgerechtigden sowieso veiliger voelen dan bij hun eigen dwangarbeidcentrum of Werkplein voor de deur, en wie weet kunnen we via zulke wat scherpere acties ook wat meer doorgewinterde activisten bij ons strijdexperiment betrekken. Daarnaast valt ook te denken aan acties, bijvoorbeeld het bezetten van kantoren of het verstoren van congressen, van denktanks die bij de ontwikkeling van dwangarbeidprogramma’s zijn betrokken.
- 6. We denken ook aan het organiseren van regelmatig terugkerende sociale media-acties, denk aan twitterstorms en dergelijke, tegen allerlei bedrijven en instellingen die gebruik maken van dwangarbeid. Ook dat is veilig voor dwangarbeiders, en onze Britse kameraden hebben er flinke successen mee geboekt.
- 7. We denken er ook over om vaker mee te doen aan internationale actieweken. We zouden ook gelijkgezinde van onderop organisaties uit verschillende landen bijeen kunnen proberen te brengen om de krachten te bundelen, solidariteit te organiseren en ideeën bij elkaar op te doen.
- 8. We willen ooit uitzoeken wat de mogelijkheden kunnen zijn van het opzetten van een stakingskas voor dwangarbeiders. Ook andere organisaties denken in die richting.
- 9. We zouden kunnen bekijken of het mogelijk is om verbanden te leggen met andere mensen die gratis werken, zoals bijvoorbeeld stagiaires, of onderwijzers van wie wordt gevraagd om voortaan een uur in de week gratis te werken voor de school.
- 10. En tenslotte zouden we lokaal in Leiden waar mogelijk praktische en organisatorische verbanden willen leggen met andere strijden, vooral tegen bezuinigingen. We denken met name aan gebieden als wonen en onderwijs, waar veel van dezelfde mensen mee te maken hebben en waar we aanlopen tegen dezelfde mechanismen van uitbuiting, bezuiniging en keihard management. Landelijk willen we ons echter sowieso beperken tot het verder uitbouwen van de campagnes tegen dwangarbeid.
Tot zover deze tussenrapportage. Hebben we wat bij je losgemaakt? Heb je kritiek? Of vragen? Wil je aan onze strijd meedoen? Neem gerust contact op leiden@doorbraak.eu, of reageer hieronder. Wil je je verhaal kwijt, meedoen aan onze landelijke acties of hulp bij het elders in het land opzetten van een campagne tegen dwangarbeid? Mail dan naar dwangarbeid@doorbraak.eu.
Eric Krebbers
gaat dus alleen over acties in leiden?
Ja, dat staat er toch?