De Gouden Koets hoort in het museum
In de Gouden Koets hoort geen vrolijk wuivende koning. De Gouden Koets hoort in een museum als symbool voor al het leed dat Nederland in vier eeuwen overzee heeft aangericht.
De koning en koningin paraderen ieder jaar in een rijtuig, de Gouden Koets, met daarop een racistische afbeelding, getiteld “Hulde der koloniën”. Maar het mag wel eens klaar zijn met deze negentiende-eeuwse koloniale propaganda: verhuis de koets zo snel mogelijk naar een museum. Al een paar jaar pleiten hiervoor onder andere het Landelijk Platform Slavernijverleden en de Stichting Comité Nederlandse Ereschulden. Actiegroep De Grauwe Koets is nu een campagne tegen de Gouden Koets begonnen.
Op de afbeelding staat in het midden “de Nederlandse maagd”, als symbool van de zogenaamde reine en zuivere monarchie. Om haar heen brengen mensen uit de voormalige Nederlandse koloniën hulde aan haar door haar allerlei koloniale goederen te schenken. Er ligt zelfs een palmtak bij die vrede moet voorstellen. De schildering moet uitbeelden hoe Nederland in het koloniale tijdperk aan haar rijkdom is gekomen. Onschuldig tafereeltje, toch? Onschuldig is het zeker en daar wringt hem de schoen.
Botte leugen
De beeldvorming van de schildering is namelijk een botte leugen en verdoezelt de werkelijke machtsverhoudingen en het geweld in de koloniën. De koets was een geschenk van een groep Amsterdammers aan Wilhelmina, bij haar inhuldiging als koningin in 1898. In de hele koloniale periode waren uitbuiting en bloedvergieten pijlers van het Nederlandse gezag, en zeker ook rond de tijd van de inhuldiging van Wilhelmina was dat het geval.
In de Oost breidde Nederland toen namelijk op agressieve wijze haar grondgebied uit. Allerlei tot dan toe onafhankelijke of semi-onafhankelijke gebieden werden ‘gepacificeerd’ (lees: met militaire overmacht onderworpen aan het Nederlandse gezag) en verzet werd de kop ingedrukt. Zo woedde bijvoorbeeld de decennialang durende Atjeh-oorlog aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw (100 duizend doden aan Atjehse zijde, 12 duizend soldaten en 25 duizend dwangarbeiders aan Nederlandse zijde), en werd in 1895 Lombok geplunderd door het Indische leger (tweeduizend tegen 66 doden). Ook in Nederland was dit bloedvergieten bekend, in alle kranten stonden verslagen van de oorlogen overzee.
In Suriname werden in die tijd, sinds de afschaffing van de slavernij in 1863, contractarbeiders uit China, India en Java gehaald. Deze contractarbeiders waren nodig om de plantages draaiende te houden, aangezien de voormalige tot slaaf gemaakten dat niet meer deden. De contractarbeiders werden onder valse voorwendselen naar de West gelokt, en werkten onder benarde omstandigheden.
Het paneel wordt wel eens verdedigd met het argument dat dit geweld “in die tijd normaal was”, en dat we het in de “historische context” moeten zien. Dat is onzin: ook in die tijd was er veel verzet tegen de onmenselijke behandeling. Dat zien we aan de lokale bevolking die zich weigerde te laten onderwerpen en halsstarrig weerstand bood, aan de opstanden onder (dwang)arbeiders, en aan de vele Nederlandse critici.
Excuus voor gebiedsuitbreiding
Het was dan ook nodig om dit geweld goed te praten en dat gebeurde met de zogenaamde “ethische politiek”. Die hield in dat de bevolking van de koloniën “beschaving” bijgebracht moest worden. Pas op de langere termijn zou die bevolking op eigen benen kunnen staan. In de praktijk was dat vooral een excuus voor gebiedsuitbreiding (om te beschaven moet je eerst beheersen, zo was de gedachte) en om de onafhankelijkheid van de koloniën verder uit te stellen. En die ethische politiek zien we duidelijk terug in het paneel op de koets. Mensen uit de koloniën brengen suiker, slagtanden van olifanten, fruit en meer producten uit de koloniën. In ruil daarvoor krijgen ze “superieure” westerse “beschaving”. Op het linker paneel wordt bijvoorbeeld een bijbel overhandigd.
De genoemde Lombok-oorlog leverde een legendarische buit op, de Lombok-schatten. Duizenden kilo’s goud en zilver werden geroofd en naar Nederland gevaren, en een groot deel daarvan werd omgesmolten. De rest van de oorlogsbuit kwam terecht in het Rijksmuseum in Amsterdam en lag daar te pronken op een tentoonstelling die 23 duizend bezoekers trok. Tegelijkertijd was er in een andere vleugel van het museum een tentoonstelling over het Huis van Oranje, ter ere van de inhuldiging van Wilhelmina als koningin.
In een museum
De Gouden Koets met daarop leugens over het bloedige koloniale verleden hoort niet kritiekloos rond geparadeerd te worden met een vrolijk wuivende koning. Zet hem in het museum waarbij de juiste context duidelijk wordt gemaakt. Leg de Lombok-schatten ernaast, waarvan een deel beschadigd en half gesmolten is toen de Nederlanders het eiland veroverden. Laat die schatten symbool zijn voor al het leed dat Nederland in vier eeuwen overzee heeft aangericht, en alle roofzucht die het aan de dag heeft gelegd. En laat de koets symbool zijn voor de schijnheiligheid en de racistische denkbeelden die nodig waren om het schrikbewind goed te praten en met de mantel der liefde te bedekken.
Joris Hanse
(Dit artikel verscheen eerder op Joop.nl)
Tja, als men de Gouden Koets zou vervangen, dan kan men misschien ook net zo goed over andere kwalijk riekende zaken uit onze Nederlandsche geschiedenis eens de waarheid gaan verkondigen. En heel misschien onze excuses aanbieden……
Maar ik weet niet of dat met onze huidige mentaliteit haalbaar zal zijn…