Weer week van hetzes tegen Marokkaanse Nederlanders
De afgelopen week stonden de kranten weer vol met hetzerige verhalen over Marokkaanse Nederlanders en criminaliteit. Aanleiding waren een politierapport en een aantal botte berovingen in Veenendaal.
Eerst ontstond er een rel rond het aandeel van Marokkaanse Nederlanders in de criminaliteit. In opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft de politie namelijk een rapport uitgebracht met de ronkende titel “Analyse Marokkaanse daderpopulaties van gemeenten in Nederland”. Het gaat om een ranglijst met gemeenten die problemen zouden hebben met criminele ‘Marokkanen’. Die bevestigt voor racistisch Nederland wat men al lang vindt. Namelijk dat Marokkaanse Nederlanders crimineler zouden zijn dan anderen. Volgens de ‘analyse’ zou in Gouda zelfs een op de drie criminelen ‘Marokkaan’ zijn, terwijl ‘Marokkanen’ slechts negen procent van de bevolking uitmaken.
De reacties in de media logen er niet om. “Gouda procentueel meeste criminele Marokkanen”, kopte de Telegraaf. Het AD maakte het nog wat smeuïger: “Eén op drie dieven Gouda is Marokkaan”. En Elsevier maakte het af: “Gouda blijkt bolwerk van Marokkaanse criminaliteit”.
Het registreren van etniciteit bij misdaden was lange tijd not done in Nederland. Dat is namelijk racistisch en voor wie dat niet voldoende argument is: het zegt ook nog eens helemaal niets over de misdaad of de verdachte. Er worden dan ook tot op heden geen gegevens over de etniciteit van verdachten opgeslagen. Om toch tot de etnische ranglijst te komen, heeft het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) een trucje toegepast. Men heeft de gegevens van de regionale politiekorpsen gekoppeld aan de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) en daarin staan de gegevens over de woon- en geboorteplaats van alle Nederlanders.
De ‘analyse’ is een knap staaltje stigmatiseren dat niets zegt over de criminaliteit van Marokkaanse Nederlanders, maar des te meer over de makers. Het begint al met het gebruik van het woord “daders” in de titel. Uit de introductie blijkt namelijk dat het om verdachten gaat, en in Nederland ben je officieel nog altijd onschuldig tot het tegendeel bewezen is. Daarbij zeggen cijfers over het oppakken van verdachten niets over de veronderstelde relatie tussen hun etniciteit en criminaliteit. Wel over wie er in de ogen van agenten vaak de eerste verdachte is. De auteurs van het rapport erkennen zelf dat hun ‘analyse’ verre van betrouwbaar is vanwege diverse statistische en andere tekortkomingen. Ze hebben hun rapport echter vooral gemaakt om te kunnen bepalen welke gemeenten er extra geld krijgen voor de aanpak van problemen met criminele Marokkaanse Nederlanders. Ook dat roept vragen op over de betrouwbaarheid. Gemeenten die met de hoogste cijfers aankomen, krijgen straks het meeste geld. En Marokkaans-Nederlandse jongeren betalen daarvoor de rekening.
Deze berichtgeving over de ranglijst liep naadloos over in de paniekverhalen over ‘Marokkaanse’ jongeren die Veenendaal zouden terroriseren. Na drie overvallen in een weekend, waarvan gezegd wordt dat ze door Marokkaans-Nederlandse jongeren gepleegd zijn, adviseerde burgemeester Ties Elzenga om ’s nacht alleen nog in groepjes over straat te gaan. Later ontkende hij weer dat gezegd te hebben. Lekker samen met iedereen hetzen tegen 'Marokkanen' is een ding, maar daarbij suggereren dat je als burgemeester de controle kwijt bent is natuurlijk onverstandig voor je carrière. De media schreeuwden het uit. “Veenendaal zucht onder Marokkaanse terreur”, “Jonge Marokkaanse criminelen terroriseren Veenendaal”, en: “Blijf binnen, in godsnaam!”. Het leed van de slachtoffers lijkt nog slechts een instrument in de hetze. Olie op het vuur. Racisme en stigmatisering zijn de boodschap. Het feit dat deze berichten door veel mensen als zoete koek geslikt worden, zegt veel over het racisme in Nederland. Hoog tijd dat daar eens een analyse van gemaakt wordt.
Sandor Schmits