Onze strijd bepaalt aan welke kant we staan
Recent verscheen van de hand van Francisco van Jole het artikel ”Bang voor de zwarte. Over wat er mis is met de berichtgeving over vluchtelingen en andere ‘niet-Westerlingen’”. In zijn artikel beschrijft Van Jole hoe media omgaan met vluchtelingen. Hierbij probeert hij een vergelijking te trekken met de VS, met name hoe na de orkaanramp in New Orleans de zwarte bevolking daar in het nieuws kwam als mensen die massaal aan het plunderen zouden zijn geslagen. Hij verklaart dat dan aan de hand van het artikel “Wie goed doet… komt nooit in het journaal (en dat is een groot probleem)” van Rutger Bregman, die beschrijft hoe media de neiging hebben te werken als een soort angstmachine en hoe ze negatieve zaken overdrijven of zelfs verzinnen als er sprake is van een crisis.
Dit stuk is speciaal geschreven voor een krant die uitgedeeld zal worden op de demonstratie tegen racisme en voor solidariteit zonder grenzen, aanstaande zaterdag 21 november in Nijmegen. Het protest begint om 14:00 uur op de Van Schaeck Mathonsingel, tegenover het station. Doorbraak is een van de organisatoren en roept iedereen op om ook mee te komen doen! Meer lees je bij de aankondiging. |
Van Jole schrijft: “Bij nood is het ieder voor zich en worden we allemaal beesten. Dat is het frame waar we in denken volgens Bregman en dat de media met een soort auto-complete functie invullen als de pleuris uitbreekt.” Waarna hij Bregman citeert: “Het punt is niet dat mensen denken dat ze zélf egoïstisch zijn. Integendeel, uit de meeste onderzoeken blijkt dat we onszelf en onze directe omgeving bovengemiddeld sociaal vinden. Pas als het gaat over de mensen die we niet kennen, worden we pessimistischer. ‘Ik ben goed, wij zijn slecht,’ dat is het dominante mensbeeld.” Van Jole gaat verderop in zijn artikel in op het westerse denkbeeld van goed en slecht om een verklaring te vinden voor de houding van de westerse mens en voor de angst voor niet-westerse mensen. Daarbij beschrijft hij hoe westerse media verschillend hebben bericht over plunderingen na aardbevingen in Haïti en in Japan. Haïtianen werden daarbij wel negatief in beeld gebracht en Japanners niet, omdat Japanners worden gezien als westerlingen.
Witte privileges
Van Jole sluit zijn artikel af met een verwijzing naar de documentaire “Bowling voor Columbine” van Michel Moore. Hij schrijft: “Ik moet mede door de aanhoudende moordpartijen in de VS, die overigens vaak uit extreem-rechtse hoek komen, nogal eens terugdenken aan ‘Bowling for Columbine’, de Oscar-winnende documentaire van Michael Moore over de Amerikaanse obsessie met geweld. In die film concludeert hij dat die obsessie voortvloeit uit de angst voor de zwarte man. Die angst wordt door de media gecultiveerd, beweerde hij, en zorgt voor een volslagen vertekening van de werkelijkheid. Ik vond dat indertijd een vergezochte conclusie, maar inmiddels ben ik van mening dat ik dat oordeel moet herzien. En dat het niet alleen in de Verenigde Staten zo is.”
Van Jole en Bregman proberen vanuit hun witte geprivilegieerde positie te verklaren waarom we bepaalde negatieve eigenschappen toekennen aan groepen mensen als zwarten en vluchtelingen. Het lijkt er bijna op dat we aan het einde van hun nogal psychologisch aandoende redevoeringen begrip zouden moeten tonen voor de racistische dader en voor racisme. Er ontbreekt bij Van Jole en bij Bregman een politieke analyse van het probleem. Beiden lijken het probleem te zien als een tekortkoming van onze natuur. In de redenering van Bregman: iedereen weet dat egoïsme, racisme en haat bestaan. Maar altruïsme en naastenliefde zijn evengoed onderdeel van onze natuur. En belangrijker nog: we kunnen deze typisch menselijke eigenschappen verder trainen en stimuleren. Dat kan met constructieve journalistiek, dat kan in het onderwijs en dat kan door mensen bij elkaar te brengen.
Institutioneel racisme
Wat hij en Van Jole onbenoemd laten of juist bewust niet willen benoemen, is dat de meerderheid van de witte bevolking zo het voorrecht behoudt om door media, onderwijs en het gehele staatsapparaat te bepalen wie of wat “de ander” is. Dat is een van de belangrijkste kenmerken van racisme. Dat zwarten en vluchtelingen negatief worden afgeschilderd en worden gecriminaliseerd, gebeurt niet omdat de witte meerderheid bang is voor “het vreemde” en “de vreemdeling”. Het vindt plaats omdat het de functie voor de witte meerderheid heeft om zichzelf automatisch en zonder het expliciet te hoeven benoemen positieve en zelfs superieure kenmerken toe te dichten. Zo kan de witte geprivilegieerde de voorrechten behouden die hij of zij aan zichzelf toekent. Hierdoor kan de positie van witten in de hiërarchie van de samenleving worden bestendigd. Zo kunnen witten blijven profiteren van de sociaal-economische voordelen die hen als vanzelfsprekend toekomen. Dat Van Jole en Bregman dat niet benoemen, is omdat ze zich niet als anti-racisten willen positioneren tegenover de witte meerderheid in de samenleving waar ze zelf liever onderdeel van blijven. Het plaatsen van racisme in een historisch perspectief en het benoemen van hedendaags institutioneel racisme is noodzakelijk om te begrijpen waarom racistische denkbeelden zo sterk het denken en handelen van zoveel mensen blijven beïnvloeden. De juiste aanpak van racisme moet er niet uit bestaan om het probleem te zien als een soort psycho-sociale aandoening of tekortkoming die moet worden behandeld. Het moet juist gaan om actieve bestrijding van zowel individueel als institutioneel racisme, op alle niveaus in de samenleving, zowel het racisme van de straat als van de staat.
We moeten nooit vergeten hoe het racistische mensbeeld van de dominante witte groep in de loop der geschiedenis heeft geleid tot verschrikkelijke misdaden. Tot in de jaren zestig vonden er in de Verenigde Staten massale lynch- en moordpartijen plaats op zwarte mensen wanneer er weer een zwarte man verdacht werd van verkrachting van een witte vrouw. Nog niet zo lang geleden waren we in Nederland getuige van gewelddadigheden tegen vluchtelingen nadat Marianne Vaatstra was verkracht en vermoord werd teruggevonden. Witte bewoners uit de dorpen in de omgeving van een asielzoekerscentra zagen vluchtelingen als de daders aan, waarna de vluchtelingen lange tijd het doelwit waren van racistische agressie. Ook vandaag de dag zien we een dagelijkse hetze tegen vluchtelingen de kop opsteken. In zijn artikel “Anti-racisme en het probleem van ‘bondgenootschap’” schrijft Jelle Bruinsma: “Alleen kunnen blanken niet simpelweg ‘de zwarte gemeenschap’ volgen: de praktijk dwingt solidaire activisten en bezorgde burgers tot stellingname en deelname aan het debat. En uiteindelijk zal hun stellingname, en niet hun identiteit, bepalen aan welke kant ze staan.” Inderdaad, niet onze identiteit, maar onze stellingname en onze strijd bepalen aan welke kant we staan en bepalen uiteindelijk ook wie onze bondgenoten en onze vijanden zijn.
Bülent Yilmaz
” Het vindt plaats omdat het de functie voor de witte meerderheid heeft om zichzelf automatisch en zonder het expliciet te hoeven benoemen positieve en zelfs superieure kenmerken toe te dichten. Zo kan de witte geprivilegieerde de voorrechten behouden die hij of zij aan zichzelf toekent.”
In de grondslag ligt uit het psyche aangestuurd dwangmatige nood van de autochtone meerderheid om zichzelf als exclusief superieur te beschouwen ten opzichte van de verschillende minderheden die tevens als feitelijk minder worden beschouwd en actief neergezet in een systeem die mede daarom bepaalde privileges onderhoudt.
De institutionele racisme is historisch-cultureel bepaald en heeft ertoe geleid dat bijvoorbeeld nooit allochtonen op Ministeriële posten en/of Staatsecretaris te vinden zijn.
Het prikt in de ogen maar men ziet het liever niet en praat liever niet over omdat neoliberale financiële boekjes blijken veel belangrijker te zijn dan mensen rechten en sociale structuur.