Protest loont: we mogen weer op het plein voor het Leidse dwangarbeidcentrum DZB

Het logo van het Leidse dwangarbeidcentrum.
Het logo van het Leidse dwangarbeidcentrum.

Sinds een aantal weken gaan Doorbraak-activisten weer regelmatig op het plein voor de DZB in gesprek met Leidse dwangarbeiders. Sinds 3 juli 2013 was dat plein officieel door burgemeester Henri Lenferink voor ons tot verboden gebied verklaard. We hebben ons daar vanzelfsprekend niet altijd aan gehouden en zijn omstreden besluit ook meerdere keren aangevochten. Maar onlangs ontdekten we dat het verbod sinds enige tijd is opgeheven. De situatie rond het in 2012 opgelegde gebouwverbod blijft daarentegen onduidelijk, ondanks een wrange excuusbrief van DZB-directeur Bas van Drooge daarover.

Hoe zat het ook alweer met dat pleinverbod? Op 25 juni 2013 werden we op het plein fysiek bedreigd door DZB-medewerkers. Om te laten zien dat we ons niet lieten afschrikken, gingen we de dag erop meteen weer, en toen kwam de politie eraan te pas om de medewerkers in toom te houden. Die dag werden er meteen bordjes met “eigen terrein” rond het plein geplaatst. Een week later bleek het om een pleinverbod te gaan, en dat werd nog eens bevestigd in een brief van de burgemeester. Die werd in een mislukte poging tot intimidatie bij mij thuisbezorgd in plaats van op het Doorbraak-kantoor. In de brief eiste Lenferink dat Doorbraak voortaan “ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis” daarvan aan hem zou geven. “Als u dat niet doet, dan pleegt u een strafbaar feit.” En mocht de “betoging” dan toegestaan worden, “dan zal er een vak worden aangegeven dat als specifieke locatie voor de demonstratie zal gelden”. Om de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) tegen Doorbraak te kunnen inzetten, doopte hij dus het onderling praten van mensen op de openbare weg gemakshalve om tot “betoging”. Hij wilde ons klaarblijkelijk zelfs dirigeren richting een door hem gekozen klein vak, op de stoep naast het plein. In november liet hij dat vak zelfs nog met gele verf aanbrengen, en hij vaardigde, met het oog ook op een door ons geplande manifestatie, zelfs een flyerverbod uit. Telkens wanneer wij bezwaar aantekenden tegen deze absurde besluiten, loog, bedroog en hetzte de advocaat van de gemeente er namens Lenferink flink op los. In april vorig jaar bleek Lenferink dat flyerverbod zelfs, tegen alle regels in, voor al onze toekomstige acties te hebben vastgelegd. Bij een hoorzitting, drie maanden later, bleek het voor de advocaat steeds moeilijker om de doorgeslagen besluiten van de burgemeester nog serieus te verdedigen.

Impasse

Al die tijd hebben wij ons bij het bezoeken van het centrum wel zo’n beetje aan het pleinverbod gehouden, en spraken we met dwangarbeiders op de stoep langs het plein. We wilden bij hen niet een imago krijgen van “die lui die problemen hebben met de politie”. De kans was groot dat dat ons contact met een aantal van hen zou bemoeilijken. Wel meden we het gele vak, gaven we flyers wanneer we dat wilden en gingen we bij acties en 1 mei-vieringen gewoon het plein op, ook al was dat van tevoren weer eens nadrukkelijk door de burgemeester verboden. De politie stond er meestal gewoon bij, zag het probleem niet en liet ons daar onze actie voeren.

De dagelijkse situatie was echt absurd, want in principe mocht iedere Leidenaar het plein oplopen en op een bankje gaan zitten. Behalve als de bewakers vermoedden dat hij of zij lid zou kunnen zijn van Doorbraak. Maar een ledenlijst hebben ze niet, en dus moesten ze zich redden met een reeks foto’s die ze stiekem buiten van ons maakten terwijl we in gesprek waren. Zagen ze dat wij een voet op het plein zetten, dan stormden ze naar buiten. Tijdens de juridische gevechten met de gemeente kregen we echter begin vorig jaar de actuele interne werkinstructie van de beveiliging in handen, waarin stond dat Doorbraak-leden alleen van het plein verwijderd moesten worden indien de bewakers vaststelden dat we overlast veroorzaakten. Kort daarop namen we de proef op de som, en gingen we na de pauze van de dwangarbeiders op het volkomen verlaten plein op een bankje in de voorjaarszon zitten. Een onvoorbereide en redelijk vriendelijke bewaker kwam ons meteen wegsturen. Na enige discussie hielden wij hem een kopie van zijn eigen werkinstructie voor. Hij moest toegeven dat we geen overlast veroorzaakten en haalde bakzeil, enigszins verbaasd over het feit dat wij de beschikking hadden over zijn interne werkinstructie en die bovendien beter kenden dan hijzelf. Maar een week later reageerden andere bewakers volkomen opgefokt toen we opnieuw na de pauze het plein betraden. Ze werden handtastelijk en de politie moest eraan te pas komen om een van ons te ontzetten.

Sindsdien hebben we er veel over nagedacht hoe we deze impasse konden doorbreken. We hadden samen het plein op kunnen gaan met iemand van de vakbond of de SP, ons dan kunnen laten oppakken, en proberen de daaropvolgende rechtszaak tot een breekijzer te maken. Maar de vraag was of leden van zulke gevestigde organisaties zich daarvoor zouden lenen. Of ze bereid zouden zijn om onze kant te kiezen en op te komen voor activisten van onderop die aan organizing doen en die hun rechten opeisen. Een eerste ronde van voorzichtig navragen bij ons gunstig gezinde leden van die clubs stemde ons niet bijzonder hoopvol. Omdat we onze goede contacten met dwangarbeiders niet in gevaar wilden brengen, schoven we het aansturen op een confrontatie steeds voor ons uit.

Werkinstructie

De oplossing kwam uiteindelijk via een van de diverse WOB-procedures die we hebben aangespannen tegen de gemeente. Kort geleden kregen we zo de “aanscherping werkinstructie DZB Beveiliging 9-4-2015” (PDF) binnen. Daarin lazen we onder meer: “Leden van de actiegroep Doorbraak organiseren al geruime tijd betogingen/demonstraties tegen wat zij noemen ‘dwangarbeid’ bij DZB. De verwachting is dat deze acties de komende tijd frequenter gaan plaatsvinden.” Er stond dat we op het plein toegelaten zouden worden, en dat er “geen handhavende acties” meer zouden plaatsvinden als we “geen ernstige hinder” zouden veroorzaken. Flyeren werd ook weer toegestaan. En kennelijk achtte de directie het ook nodig om de beveiligers in te peperen: “Besef dat de beveiliging DZB de gemeente Leiden vertegenwoordigt, voor persoonlijke ergernis is geen plaats”. Men heeft overduidelijk geen behoefte meer aan steeds weer ophef over de zoveelste bedreiging door het opgefokte personeel. Een jaar eerder had men immers al moeten toegeven dat de beveiligers zich “onprofessioneel” hadden opgesteld richting ons. Overigens, het is dat het gaat om een intern document, anders had de directie toch wel minstens de schijn gewekt de verantwoordelijkheid voor alle repressie op het bordje van de beveiligers te willen leggen. Dat was bijzonder laf geweest. Want ja, de beveiligers stelden zich soms bedreigend op, maar het gaat veelal om onervaren mensen, in sommige gevallen zelfs om dwangarbeiders, die door de burgemeester en de directie werden opgezadeld met een ondankbare rotklus. Wij hebben voor onszelf altijd duidelijk voor ogen gehouden dat niet de bewakers, maar het college van B&W en de DZB-directie onze tegenstanders zijn.

Die tegenstanders hebben ons natuurlijk met opzet niet verteld over het opheffen van het pleinverbod. We moesten er dus zelf zes maanden later achter komen. We hadden al het gevoel dat er iets was veranderd, omdat we, wanneer we af en toe toch het plein betraden, geen boze bewakers onze richting zagen opstormen. Maar dat kon natuurlijk toeval zijn. Hoe dan ook, de gemeente en het dwangarbeidcentrum hebben ingezien dat hun repressieve beleid juridisch, politiek en publicitair op den duur niet vol te houden zou zijn. Ons verzet op die terreinen heeft daar zeer zeker mee te maken. We beschouwen het opheffen van het pleinverbod dan ook als een overwinning. En om die te vieren zullen we ergens in de komende weken een fikse rapportage uitbrengen over de huidige situatie in het centrum. Via de WOB-procedures en de inmiddels bijna tweehonderd bezoeken aan het centrum, hebben we weer meer inzicht gekregen in de organisatie van de dwangarbeidmisstanden in Leiden.

Gebouwverbod

Eind goed, al goed? Nee dus, want we hebben ook nog een gebouwverbod. Zoals ook te lezen is in de werkinstructie. In de eerste periode van ons strijdexperiment gingen we regelmatig in de kantine van het dwangarbeidcentrum zitten om daar met dwangarbeiders te praten. Dat was comfortabeler, zeker in de winter. Aan de andere kant waren sommigen wel wat huiveriger om vol in het zicht, en zelfs op gehoorsafstand van de bewakers, met ons te praten. In 2012 werd ons te verstaan gegeven dat we niet langer welkom waren in het gebouw om met bijstandsgerechtigden te komen praten. Toch kwamen sommigen van ons daar nog wel binnen, zij het voor gesprekken met hun eigen klantmanager, zij het als steun voor een vriend of vriendin die naar zo’n gesprek moest. We vinden het belangrijk om samen te kunnen gaan. Samen sta je immers sterker en kunnen klantmanagers je minder makkelijk vernederen en disciplineren, wat toch hun belangrijkste taak is.

Nadat we echter een keer openlijk verslag hadden gedaan van zulke vernederingen, stelde de directie meteen een meldplicht in. Voortaan moet je 24 uur van tevoren doorgeven dat je iemand wilt meenemen en wat diens naam is. Toen ik echter op 22 oktober 2014 met een vriend mee wilde het gebouw in, om aanwezig te zijn bij een gesprek met zijn klantmanager, kwam er meteen een bewaker op ons af. Die zei tegen mij: “U heeft een gebouwverbod!” We wisten toch door te dringen tot de balie, met de bewaker hijgend in ons nek. De gezichten van de baliemedewerksters betrokken toen ze ons zagen, alsof ze de duivel in het gezicht staarden. Ondanks onze uitleg, zeiden ook zij: “U mag het gebouw niet in, wilt u weggaan?” We benadrukten dat bijstandsgerechtigden het recht hebben om iemand naar keuze mee te nemen, en dat we mijn naam ruim van tevoren hadden doorgegeven. De medewerksters belden meteen het hoofd van de bewakers op de werkvloer, Emiel Gommans. Enige minuten later kwamen er meerdere bewakers aangezet, hijgend, verhit en met opgezwollen aderen in de nek. Die duwden ons naar buiten. Het was niet eens toegestaan om even te overleggen of mijn vriend dan toch alleen op gesprek zou gaan, of dat ook hij zou vertrekken. We mochten zelfs niet buiten de deur overleggen. Nee, we moesten eerst van het plein af. “Overleggen doe je maar ergens anders.”

Eenmalig

Natuurlijk dienden we meteen een bezwaarschrift in tegen dat gebouwverbod. Daarin schreven we onder meer: “Mogelijk heeft u de beslissing al langer geleden genomen. Dit is echter pas aan mij kenbaar gemaakt op 22 oktober 2014 (…) Er is mij geen reden genoemd waarom ik een ‘gebouwverbod’ zou hebben. Dat maakt de beslissing onvoldoende gemotiveerd.” Zoals gebruikelijk kregen we daarop geen reactie, en pas na een ingebrekestelling kwam er een antwoord (PDF) van Van Drooge. Volgens hem zou mij slechts “eenmalig de toegang tot het gebouw” zijn ontzegd, en er zou geen “toegangsverbod” zijn waartegen ik bezwaar zou kunnen maken. Van Drooge: “De aanleiding hiervoor was dat u in het verleden (juni 2013), na afloop van een gesprek tussen een werkzoekende en een medewerker van de gemeente Leiden, op schadelijke wijze over deze medewerker heeft gerapporteerd.” In plaats van een “toegangsverbod” werd ik niet meer geaccepteerd als “begeleider van werkzoekenden”, gezien “het risico op herhaling”, aldus de dwangarbeiddirecteur.

Van Drooge wil zo voorkomen dat er vaker vuile was naar buiten komt. Want hij refereerde aan het verslag van een gesprek met medewerkster Angelique van Delft, waarin zij dwangarbeider Achmed compleet vernederde en hem en zijn gezin hun inkomsten afnam, puur uit machtswellust. Achmed heeft de strijd tegen haar vernederingen in de maanden daarop op alle punten gewonnen, en zijn keuze om de openbaarheid te kiezen heeft zelfs geleid tot gemeentelijke beleidswijzigingen rond dwangarbeid. Zijn verzet was dus volkomen gerechtvaardigd, en zonder publicatie van zijn verhaal waren de wethouder en de directeur nooit teruggefloten. Hoe volkomen ongericht hun repressie is, blijkt ook wel uit het feit dat deze hele affaire aan mij wordt toegeschreven, terwijl die eer toch toekomt aan mijn kameraad Harry Westerink die het stuk heeft geschreven en die schouder aan schouder met Achmed heeft gevochten. Kortom, ik word voortaan geweigerd om een publicatie waaraan ik part noch deel had. Van Drooge wilde in zijn antwoord nog wel zijn excuses aanbieden over hoe een en ander was “overgebracht”. Excuses aan Achmed zouden echter beter op zijn plaats zijn geweest, en dan niet alleen van Van Drooge, maar ook van Van Delft.

Tenslotte: natuurlijk is het de vraag of Van Drooge mag bepalen wie nog door bijstandsgerechtigden mee mogen worden genomen naar hun gesprekken. En in dit geval lijkt hij zichzelf carte blanche te hebben gegeven – zoals de DZB eerder ook op het plein deed – om iedereen die hij besluit te associëren met Doorbraak, of dat nu terecht is of niet, te kunnen weigeren. Want kennelijk maakt het voor hem niet uit wie van ons het zo succesvolle artikel heeft geschreven. Gelukkig zijn er veel Doorbrakers die bij de DZB-directie niet bekend zijn, en ook hebben we genoeg sympathisanten die af en toe wel met iemand mee willen op gesprek. Zo kunnen we onze werkzaamheden toch gewoon voortzetten – we zijn ondertussen alweer een aantal keer mee op gesprek geweest -, zonder de almachtsfantasieën van Van Drooge juridisch weer aan te gaan vechten. Want we willen ons niet laten afleiden door zijn repressieve manieren, en ons oog op de prijs houden: de afschaffing van dwangarbeid.

Eric Krebbers