Uit de oude doos: 400 jaar VOC geen reden tot feest
De VOC-ers pasten in de Molukken een smerige verdeel-en-heerspolitiek toe door te profiteren van de onderlinge onenigheid onder de Molukse vorsten. Ze bewogen sommigen van hen ertoe om de kant van Nederland te kiezen in de strijd tegen Portugal. De VOC-ers zetten de Molukkers onder druk om Nederland het alleenrecht te geven op de handel in kruiden als kaneel, foelie en nootmuskaat. De VOC bereikte die monopoliepositie via slikken of stikken-overeenkomsten en door regelrechte genocide. Veel Molukkers werden verplicht om deel te nemen aan de terreur van de VOC tegen bewoners van eilanden die weigerden om zich te onderwerpen aan de heerschappij van de Nederlanders. Het was de tot nationale held omgebouwde massamoordenaar Coen die het VOC-beleid het meest agressief uitvoerde. Coen koos het eiland Java uit als centrale plek om van daaruit de koloniale macht uit te breiden. In 1619 liet hij de stad Jakarta platbranden om er op de rokende resten de Hollandse nederzetting Batavia te stichten. Om het monopolie op specerijen veilig te stellen zond Coen in 1622 “een strafexpeditie” naar de Banda-eilanden. De Bandanezen ontdoken namelijk de wurgcontracten met de VOC en handelden clandestien met de Portugezen. Coen liet daarop ongeveer 15.000 Bandanezen uitmoorden. De overlevenden werden gedeporteerd en moesten plaats maken voor “betrouwbare onderdanen” uit andere delen van de Indonesische archipel. Die gingen op de Banda-eilanden voortaan uitsluitend producten voor de VOC verbouwen. Na de VOC-tijd, in de negentiende eeuw, voerden de kolonialen in Nederlands-Indië het cultuurstelsel in. Javaanse boeren werden verplicht om een deel van hun opbrengsten af te staan aan de Nederlandse staat. Die verrijkte zich in het bijzonder door de handel in opium.
Harry Westerink in Hollandse koopmansgeest geen reden tot feest (Gebladerte Archief)