Vluchtelingen en migranten aan hun lot overgelaten na brand in detentiecentrum Rotterdam
Begin september verscheen het rapport “Brand in detentiecentrum Rotterdam” van Amnesty International, het Landelijke Ongedocumenteerden Steunpunt (LOS) en Dokters van de Wereld. Zij deden onderzoek na een brand die op 25 mei woedde in een detentiecentrum voor mensen zonder papieren in Rotterdam. Het beleid rondom de brand en de behandeling van de geïllegaliseerde vluchtelingen en migranten daarna toont enkele verbijsterende overeenkomsten met de fatale Schipholbrand van elf jaar geleden.
Op 25 mei stak een verwarde man zijn matras in brand op een afdeling van het detentiecentrum. De brand breidde zich al snel uit naar de rest van de afdeling. Het personeel waarschuwde de hulpdiensten en die kwamen in groten getale opdagen. Zo’n vijftien minuten na de melding was de brand geblust, maar door de forse rookontwikkeling werd pas na meer dan een uur het sein “brand meester” gegeven. Natuurlijk ontstond onder de mensen in de cellen paniek. Zij waren bang om te stikken door de rook. Toch werden ze pas uit hun cellen bevrijd na de komst van de brandweer. Een van hen vertelt: “Ik had gehoord over de Schipholbrand en was bang dat ons hetzelfde zou overkomen. We zagen de bewakers langslopen, maar ze deden de celdeuren niet open. We bonsden op de deuren en riepen ‘Jullie laten ons hier toch niet stikken?’ Een bewaker deed het luikje van onze cel open waardoor er nog meer rook de cel binnendrong.“
Isoleercel
Toen elf jaar geleden brand uitbrak in de Schipholbajes was daar geen centrale deurontgrendeling. Die was er in Rotterdam ook niet en daardoor moest de brandweer alle cellen een voor een handmatig openen om de mensen uit hun cellen te bevrijden. Door het ontbreken van zo’n deurontgrendeling kunnen mensen volgens het rapport “onnodig in gevaar worden gebracht”. Hoewel de toevoeging van het woord “onnodig” in deze context nogal vreemd is, levert het rapport wel goede kritiek op het overheidsbeleid. Volgens de overheid is een centrale deurontgrendeling gevaarlijk vanwege “het risico op ontsnapping”. In het rapport staat daarover: “Wij vinden dit onbegrijpelijk. Allereerst omdat in geval van direct levensgevaar het recht op leven altijd zwaarder moet wegen dan het risico op ontsnapping. In geval van vreemdelingenbewaring is er bovendien geen enkel gevaar voor de veiligheid van de samenleving. Het betreft hier immers geen mensen die vastzitten omdat zij verdacht worden van of veroordeeld zijn voor een misdrijf.”
Evenals elf jaar geleden liet ook de nazorg voor de mensen die de brand hebben meegemaakt zwaar te wensen over. Zo brachten ze de eerste periode na de brand door op de luchtplaats. Hoewel het slechts acht graden was en veel mensen geen warme kleding en/of schoenen aan hadden en sommigen nog niet hadden gegeten, werden er geen dekens, eten en (warm) drinken uitgedeeld. Allemaal hadden ze rook ingeademd, maar niemand is medisch onderzocht. Tevens kregen ze geen psychische hulp om deze traumatische ervaring te verwerken. Wel kregen vijf mannen (inclusief degene die de brand had veroorzaakt) een “disciplinaire straf”. Ze werden in een isoleercel gegooid omdat ze, bang en gefrustreerd door de late bevrijding uit hun cellen, iets hadden omgegooid of zich boos hadden geuit naar de bewakers toe. Die bewakers gebruikten daarbij geweld, en één man meldde later die avond dat zijn matras onder het bloed zat, veroorzaakt door de mishandeling door de bewakers. Vervolgens werd het bebloede matras wel weggehaald, maar werd er geen nieuw matras teruggegeven.
Laf
In het rapport wordt kritiek geuit op de manier waarop er direct na de brand werd gehandeld, op het gebrek aan medische en psychische hulp, en op het gebruik van isoleercellen. Tevens pleiten de drie organisaties ervoor dat er geen “kwetsbare personen” mogen worden opgesloten in dergelijke detentiecentra. Ook laten ze voorzichtig doorschemeren dat het opsluiten van mensen zonder verblijfsrecht in detentiecentra per definitie niet zou moeten gebeuren. Maar waar ze op de andere punten duidelijk hun standpunt benoemen, blijft het op dit laatste punt wel erg vaag en oppervlakkig. “Al vele jaren pleiten mensenrechten- en vluchtelingenorganisaties voor het in beginsel niet detineren en zeker niet insluiten op cel van mensen die enkel en alleen in afwachting zijn van hun uitzetting of in afwachting zijn van de uitkomst van hun asielverzoek.” Of zij zelf ook tot de organisaties behoren die daarvoor pleiten, daar laten ze niets over los, maar het antwoord op die vraag valt snel te vinden.
Zo pleit Amnesty op de eigen website voor het niet opsluiten van “kwetsbare mensen”. In plaats daarvan zouden onder andere meldplicht, het afpakken van reisdocumenten of het onderbrengen van migranten in een azc of een vrijheidsbeperkende locatie goede alternatieven zijn. Natuurlijk deugen ook deze “oplossingen” niet, want nog steeds worden geïllegaliseerde vluchtelingen en migranten op deze manier belemmerd in hun vrijheid om te gaan en te staan waar ze zelf willen. Daarnaast is ook de term “kwetsbare mensen” vreemd gekozen. Want alle mensen die geen papieren krijgen worden zo met opzet in een onzekere en precaire situatie gebracht en moeten daarin zien te overleven, en zijn dus per definitie kwetsbaarder dan mensen die niet hoeven te strijden voor hun veiligheid en bestaanszekerheid.
LOS en Dokters van de Wereld beschrijven op hun sites hoe mensonterend detentiecentra voor mensen zonder verblijfsrecht zijn, maar komen vervolgens niet tot de conclusie dat ze moeten worden afgeschaft. In plaats daarvan denken ze mee met de beleidsmakers die deze dententiecentra mogelijk maken, om zo verbeteringen aan te brengen. Dit rapport is daar een resultaat van. Hoewel het goed is om naar buiten te brengen hoeveel fouten er zijn gemaakt en hoe de vluchtelingen en migranten zijn behandeld tijdens en na de brand, is het ook laf om vervolgens niet expliciet stelling te nemen tegen deze vrijheidsberoving van mensen zonder papieren.
Shirley de Vet