Waarom klassenstrijd niet zonder anti-racisme kan
De vraag die we onszelf moeten stellen is: hoe organiseren we de 99%? Die 99% komt steeds meer in een onzekere situatie terecht wanneer het gaat om inkomen, woning, zorg en onderwijs. Bedrijven zijn continu op zoek naar hoe ze de arbeiders nóg minder kunnen betalen. Ondanks dat er in Nederland een minimumloon is vastgelegd, is de groep die minder krijgt dan het minimum aan het groeien: vluchtelingen die gedwongen zijn zwart te werken, arbeidsmigranten die worden ingezet via misbruik van de wetgeving, en uitkeringsgerechtigden die vanwege de zogenaamde participatiesamenleving dwangarbeid moeten verrichten.
Die race naar beneden waar de bedrijven voor zorgen, raakt de gehele 99%: wit, zwart, man, vrouw, homo, hetero. Nog scherper: door allerlei systemen van uitbesteding, aanbesteding, private equity’s, aandeelhouders, enzovoorts, worden de bedrijven wel gedwongen om mee te doen met die race naar beneden, anders worden ze uit de markt geconcurreerd. Zo wordt de winstmarge ook voor sommige bedrijven steeds kleiner, maar groeien de winsten voor de groep die daar weer boven hangt: de opdrachtgevers, private equity’s en aandeelhouders.
De bijdragen in deze racisme-discussie:
1. “Een poster van het Nederlands elftal aan mijn muur? Nooit!”, Emek Egeli. |
De enige manier om daar tegen te strijden is door het met die gehele 99% te doen. Maar binnen die 99% zijn er ook andere onderdrukkingsmechanismen aanwezig, en die zorgen ervoor dat mensen tegen elkaar worden uitgespeeld, zoals het patriarchaat, homofobie en racisme. Terwijl we dus bezig zijn met de strijd tegen de 1%, moeten we tegelijkertijd strijden om de andere onderdrukkingsmechanismen te vernietigen. Doen we dat niet, dan zal er nooit solidariteit gevormd kunnen worden.
Racisme
Racisme is een van die onderdrukkingsmechanismen die ervoor zorgt dat mensen tegen elkaar worden uitgespeeld. Dus moet er ook een anti-racismestrijd gevoerd worden. Enerzijds omdat we simpelweg tegen elke vorm van onderdrukking zijn, maar anderzijds omdat deze onderdrukking zorgt voor verdeeldheid die gevoed en gebruikt zal worden. Het is niet voor niets dat in Turkije regelmatig de anti-Koerden kaart wordt getrokken. Want deze verdeeldheid, het onderdrukkingsmechanisme van Koerden door Turken, bestaat en dus kan die ook worden ingezet. Zo wordt in Nederland regelmatig de anti-migranten, anti-zwarte, anti-vluchtelingen kaart getrokken. Want deze onderdrukking van zwart door wit bestaat, dus kan die ook worden gebruikt.
Wij voeren een anti-racismestrijd in Nederland. De vorm en mate van onderdrukking in Nederland en Turkije overlappen, maar er zijn ook verschillen. Ik had en heb nog steeds een goede relatie met zowel witte Nederlanders als Turkse soennieten. Als aleviet heb ik van die laatste groep ook last gehad, en in mijn dagelijkse leven meer dan van witte Nederlanders. Maar er is wel een belangrijk verschil. De Turkse soennieten hebben in Nederland geen machtspositie, en dus geen macht over mij. Zij bepaalden niet naar welk schoolniveau ik ging, zij bepalen niet of ik wel of niet wordt aangehouden, en zij bepalen niet of ik die baan wel of niet krijg.
Bondgenoten
We moeten kritisch kijken naar wie onze bondgenoten zijn. Maar we moeten ook voorzichtig zijn dat we niet onnodig mensen uitsluiten. Het is goed om een onderscheid te maken of de onderdrukking (of het goed praten van de onderdrukking) van een individu komt of van een organisatie. Met individuen kunnen we altijd samenwerken: met een witte PVV-er kunnen we een klassenstrijd voeren, maar tegelijkertijd moeten we het met diezelfde witte PVV-er wel nadrukkelijk hebben over seksisme en racisme.
Als de onderdrukking door een organisatie komt, dan is het belangrijk om ernaar te kijken of er binnen die organisatie ook geluiden tegen die vorm van onderdrukking zijn, en of die vorm van onderdrukking bespreekbaar is. Als op beide vragen het antwoord een “nee” is, dan zal die organisatie geen bondgenoot kunnen worden. Een voorbeeld is de partij DENK: wanneer het gaat over de onderdrukking van minderheden in Turkije, dan hoor ik geen geluiden van binnen de organisatie hierover én de organisatie staat er niet open voor om het te bespreken. En zolang dit het geval is, kan deze organisatie geen bondgenoot worden van ons. Daarnaast zien we bij DENK ook een tegenstrijdigheid binnen hetzelfde onderdrukkingsmechanisme. Wel opkomen voor de onderdrukte minderheden in Nederland, maar niet in Turkije: dat is hypocriet.
Bij de anti-racisme strijd in Nederland kan ik dus zij aan zij staan met een Turk die tegen Koerden is, maar niet met een Turkse organisatie die tegen Koerden is. Net zoals ik een klassenstrijd kan voeren met een witte PVV-er, maar niet met de PVV. De enige manier om die strijden succesvol te voeren (waarbij ik bepaalde organisaties dus uitsluit als bondgenoot) is door het met elkaar over de verschillende onderdrukkingsmechanismen te hebben en daar vervolgens stappen in te zetten. En niet door de ‘gevoelige thema’s’ te ontwijken, en al helemaal niet door de rug toe te keren.
Wit privilege
In de anti-racismestrijd maken we duidelijk dat er een onderdrukkingsmechanisme aanwezig is van wit over niet-wit. Als je niet-wit bent, dan word je in deze samenleving structureel achtergesteld. Draaien we het om: dus als je wel wit bent, dan word je structureel voorgetrokken. Dat wordt ook wel “wit privilege” genoemd. Het is onze taak, als niet-witten, te strijden voor gelijkheid, en een onderdeel van die strijd is de witte mens hiervan bewust te maken. De bedoeling is niet om de witte mens te generaliseren, maar hen wel, wanneer het gaat om racisme, bewust te maken van de bevoorrechte plek die zij hebben binnen deze samenleving.
Aan de andere kant: we hebben het wel over wit privilege, maar uiteindelijk heeft diezelfde witte mens ook last van racisme: dat zorgt er immers voor dat er geen eenheid ontstaat onder de 99%. De strijd tegen de 1% is dan niet effectief en de race naar beneden gaat door. In plaats van de frustraties te richten naar de 1%, worden die in dat geval gericht naar bijvoorbeeld de arbeidsmigranten die zogenaamd “de banen inpikken”. En dat is zonde.
De conclusie: er kan geen klassenstrijd worden gevoerd zónder anti-racisme, en andersom. Deze strijden zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Emek Egeli
(“De enige manier om die strijden succesvol te voeren (waarbij ik bepaalde organisaties dus uitsluit als bondgenoot) is door het met elkaar over de verschillende onderdrukkingsmechanismen te hebben en daar vervolgens stappen in te zetten.”)
Inderdaad zijn de onderdrukkingsmechanismen verschillend, doch zodra het op vrijheid van meningsuiting komt lijken ze erg veel op elkaar. Dat wil zeggen dat er op een gegeven moment begint ons land op DDR te lijken als je bepaalde onderwerpen onder het licht zou willen brengen. Weet je nog het wereld ophef over de vrijheidsmening van Charlie?
http://www.krapuul.nl/politiek-blog/repressie/2619673/charlie-wie/
Bedankt voor je bijdrage. Echter met het volgend ben ik het absoluut niet mee eens.
‘Bij de anti-racisme strijd in Nederland kan ik dus zij aan zij staan met een Turk die tegen Koerden is, maar niet met een Turkse organisatie die tegen Koerden is. Net zoals ik een klassenstrijd kan voeren met een witte PVV-er, maar niet met de PVV.’
Als je het hiermee eens bent, lijkt mij het relevant om nog eens na te denken over waar het anti-racisme en de anti-klasse ongelijkheid waar je je achter schaart precies voor staat. Ik wil mij namelijk niet scharen achter een anti-racisme waar een Turk die tegen Koerden is zich in kan vinden. Nog minder geloof ik in een ‘klasse strijd’ die het grootse gedeelte van de gedupeerde klasse die bestaat uit mensen van kleur, niet erkent als ‘arbeiders’.
Ik geloof dat niet kwantiteit maar kwaliteit voor ons als ‘activisten’ van belang zou moeten zijn. Laat het snakken naar grote aantallen supporters en het verwateren van argumenten ten behoeve van die vergroting van aanhang maar over aan politici.