Hoe kijkt Doorbraak aan tegen identiteitenpolitiek, intersectionaliteit en wit privilege?

Logo.
Logo.

De afgelopen twee jaar zijn er op onze website veel discussiestukken verschenen over anti-racisme. Er vond een discussie plaats tussen onder andere activisten van Doorbraak, Sandew Hira van de beweging Decolonizing The Mind en Willlem Bos van Grenzeloos. We publiceerden een uitgebreid kritisch interview met Franse kameraden over de beweging Les Indigènes de la République. En we vertaalden een reeks van zes artikelen uit het Engels over intersectionaliteit. In die twee jaar hebben we het ook intern bij Doorbraak veel gehad over begrippen als identiteitenpolitiek, intersectionaliteit en wit privilege. Daarbij speelden natuurlijk onze eigen jarenlange ervaringen met actie voeren in de anti-racismebeweging een belangrijke rol. Zo deden we mee in de bewegingen tegen Zwarte Piet, etnisch profileren en koloniale verheerlijking, en organiseerden we zelf ook een aantal acties op die strijdterreinen. Hoe staan we als radicaal-linkse organisatie in die beweging en die discussies? En waar worstelen we mee? De meeste – maar niet alle – Doorbrakers die actief zijn in de anti-racismebeweging, zijn wit, waaronder ikzelf. Dat zal vanzelfsprekend ook terugkomen in het perspectief van deze tekst. Welke ervaringen hebben we als voornamelijk witte organisatie in een anti-racismebeweging en welke vragen levert dat op over witheid en onze positie?

Identiteitenpolitiek

Onder identiteitenpolitiek verstaan we het organiseren op basis van een bepaalde identiteit, bijvoorbeeld vrouw, persoon van kleur of arbeider. Het doel is vaak om met die groep te strijden en gelijke rechten af te dwingen. In sommige aspecten van identiteitenpolitiek kunnen we ons helemaal vinden, in andere minder.

Om te beginnen geloven wij ook dat strijd vaak begint met mensen die zich organiseren op basis van een identiteit. Dus niet vanuit een of andere abstracte theorie van onderdrukking, ver verwijderd van de belevingswereld van de meeste mensen. De kans dat mensen in actie komen tegen onderdrukking is nu eenmaal het grootst, als ze die onderdrukking zelf ondervinden. Daarnaast zijn zij ook de enigen die kunnen bepalen wat precies de problemen zijn en dus wat de prioriteiten moeten zijn in de strijd. We zijn zelf al een aantal jaar aan het experimenteren met “organising”, waarbij we proberen mensen te organiseren rond een vrij specifiek thema of probleem, of, zo je wilt, identiteit. Op die manier proberen we ons bijvoorbeeld samen met bijstandsgerechtigden te organiseren.

Tot op bepaalde hoogte is Doorbraak dan ook een zelforganisatie, georganiseerd op basis van een aantal identiteiten. We zijn als organisatie voortgekomen uit onder andere de Turkse groep Aksi, een zelforganisatie van Turkse jongeren. Een andere “bloedgroep” van Doorbraak is een groep bijstandsgerechtigden, die samen strijden tegen de disciplinering en vernedering onder het bijstandsregime. Maar wat ons samen bindt, is uiteindelijk niet een van die identiteiten, maar onze gezamenlijke politieke ideologie.

Sommige linksen hebben kritiek op groepen die op basis van een identiteit georganiseerd zijn. Ze zeggen dat de tegenstelling tussen arbeid tegen kapitaal de hoofdtegenstelling is en dat alle andere tegenstellingen daaruit voortvloeien en door kapitalisten gebruikt worden om arbeiders uit elkaar te spelen. Verder beargumenteren ze dat een strijd op basis van identiteiten alleen maar tot doel heeft om iedereen dezelfde rechten te geven binnen de kapitalistische maatschappij en dus geen radicale transformatie van die samenleving op kan leveren. In een beweging van uitsluitend zwarte mensen tegen racisme zouden zo bijvoorbeeld de tegenstellingen tussen rijken en armen in die community kunnen worden genegeerd, en zo kan een wezenlijke structurele verandering nooit bereikt worden.

Een deel van die kritiek herkennen we wel. Identiteitenpolitiek die puur gericht is op het verkrijgen van gelijke rechten, gaat de strijd uiteindelijk niet veel verder helpen. We worden dan ook geïnspireerd door groepen als de Black Panther Party, die naast dat ze georganiseerd waren op basis van hun zwarte identiteit, ook duidelijk socialistisch waren en inzagen dat racisme en kapitalisme onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. De strijd tegen de een is zinloos zonder de strijd tegen de ander en we zullen verschillende vormen van onderdrukking altijd in hun onderlinge samenhang moeten zien.

Het ironische is dat veel linksen die zulke kritiek hebben op identiteitenpolitiek zich er soms net zo hard “schuldig” aan maken. Ze organiseren op basis van de identiteit “arbeider”, en negeren simpelweg alle tegenstellingen tussen arbeiders onderling, bijvoorbeeld die tussen witte en zwarte, of mannelijke en vrouwelijke arbeiders. De arbeider waar men dan impliciet of expliciet van uitgaat is wit en man. Zo hebben grote delen van links in Nederland lange tijd strijd tegen het patriarchaat en racisme ondergeschikt gemaakt aan anti-kapitalistische strijd (en dat doen sommigen nog steeds).

En dat is een van de grote problemen met identiteitenpolitiek. Eén bepaalde tegenstelling wordt tot hoofdtegenstelling gebombardeerd, waarbij andere tegenstellingen niet of van ondergeschikt belang worden geacht. Wij denken dat al die vormen van onderdrukking hun eigen verwoestende effect hebben op de samenleving en onlosmakelijk met elkaar samenhangen.

Wie bepaalt de anti-racistische strijd?

Voor ons is het vanzelfsprekend dat mensen van kleur anti-racistische campagnes initiëren, de strijd leiden en die acties bepalen. Witte mensen ervaren racisme niet direct aan den lijve en moeten daarom terughoudend zijn en niet die strijd willen bepalen. Doorbraak heeft vooral witte en bruine leden, daarom proberen we bijvoorbeeld in de strijd tegen Zwarte Piet een steunende rol op de achtergrond in te nemen.

Vaak wordt door aanhangers van identiteitenpolitiek gezegd dat witte mensen (onvoorwaardelijk) de leiding van zwarte mensen moeten volgen in de anti-racistische strijd. Wij denken ook dat zwarte mensen de leiding moeten hebben, maar tegelijk houden witte mensen hun eigen verantwoordelijkheid voor alles wat ze ondernemen. Als anti-autoritaire linkse activisten maken we onze keuzes op basis van onze eigen ideologie, niet op basis van wat welke leider dan ook zegt. Het volgen van een leider is een manier om die verantwoordelijkheid af te schuiven.

De vraag is bovendien: de leiding van welke zwarte mensen worden witte mensen geacht te volgen? In de anti-racismebeweging zijn er uiteenlopende ideologische opvattingen, wat witte mensen bijvoorbeeld voor de keuze zou stellen: steun je de zwarte man die af en toe seksistische of homofobe uitspraken doet? Of de zwarte vrouw die ook daartegen in het geweer komt? Of allebei, en in welke situaties dan? Meer concreet: een tijd terug werden vanuit de anti-racismebeweging homofobe en seksistische sprekers als Tariq Nasheed en Umar Johnson uitgenodigd om lezingen te komen geven. Wij proberen dan geluiden te versterken van zwarte activisten die daar stelling tegen nemen.

We zien geregeld binnen de beweging zulk soort kritiek langs komen die we herkennen en die we dan ook ondersteunen. We zullen terughoudend zijn in het uiten van kritiek, maar proberen de geluiden te versterken die wat ons betreft gehoord moeten worden. En op zijn tijd zullen we onze eigen kritiek formuleren wanneer we denken dat we een nieuw perspectief kunnen toevoegen. Het liefst doen we dat richting mensen of groepen waarvan we denken dat er genoeg onderling vertrouwen is om een constructieve discussie te voeren.

Daarnaast zijn we soms ook juist wel in de positie om stevige kritiek te uiten. Bijvoorbeeld in het geval van de partij DENK die door sommigen in de anti-racismebeweging te kritiekloos wordt aanvaard als vertolker van het anti-racistische geluid. Maar leden van Doorbraak met een Turkse achtergrond hebben juist last van de repressie vanuit de kringen waarin de oprichters van DENK verkeren. Zo hebben we een paar maanden terug een aantal kritische vragen aan de DENK-oprichters Kuzu en Özturk gesteld, waarin we hen hierover aan de tand voelden. Dat voorbeeld maakt ook meteen duidelijk dat organiseren op basis van één identiteit te simpel is, als daarbij andere tegenstellingen uit het oog verloren worden.

Intersectionaliteit

We voelen vaak meer affiniteit met de ideeën van activisten die intersectionaliteit als centraal begrip gebruiken, dan met degenen die een vorm van identiteitenpolitiek aanhangen. Net als intersectionaliteit-activisten geloven wij dat verschillende onderdrukkingsmechanismen niet los van elkaar te zien zijn, maar desondanks toch hun eigen unieke dynamiek hebben. We geloven dat racisme bestreden moet worden, dat kapitalisme en andere vormen van onderdrukking bestreden moeten worden en dat geen daarvan daarbij voorrang heeft boven de ander. Maar onze tijd en menskracht is beperkt en we kunnen niet aan alle strijden tegelijk deelnemen. We bepalen bij Doorbraak collectief voor welke strijd we ons voornamelijk gaan inzetten, op basis van waar we zelf door geraakt worden, een inschatting wat het meest urgent is en waar we denken dat we het meeste kunnen bijdragen aan de opbouw of het versterken van een beweging.

Intersectionaliteit stelt ook dat alle vormen van onderdrukking op een unieke manier op elkaar ingrijpen. Zo ondervinden zwarte mensen racisme en vrouwen seksisme, maar de combinatie van die twee, het racisme en seksisme gericht tegen zwarte vrouwen, is meer dan de optelsom van die twee. En zo heeft iedereen andere ervaringen door de verschillende vormen van onderdrukking (of vormen van privilege) die die persoon ervaart. Het is belangrijk om degenen die meerdere vormen van onderdrukking ervaren centraler te zetten in onze analyse.

Naast dat we ons ideologisch gezien meer verwant voelen aan intersectionaliteit zit er ook een hele praktische kant aan de zaak: we kunnen het ons niet veroorloven om ons te focussen op één strijd en de rest te vergeten. Als we ons bijvoorbeeld met bijstandsgerechtigden organiseren, en daarbij racisme onbenoemd laten, lopen we het risico enorm veel baanlozen niet te bereiken. Want door het in elkaar grijpen van kapitalisme en racisme zitten er relatief erg veel mensen van kleur in de bijstand en aan de onderkant van de samenleving. Willen we effectief strijden tegen het vernederende bijstandsregime, dan moeten we ook anti-racistisch zijn.

We vinden intersectionaliteit dus waardevol, maar helaas zien we dat sommige activisten met dat concept in de hand vervallen tot een soort leeg mensenrechtenactivisme. Het doel daarbij is, net als bij identiteitenpolitiek, gelijke rechten voor iedereen, maar geen radicale transformatie van de maatschappij. Een onmogelijkheid, weten veel (zwarte en witte) mensen aan de onderkant van de samenleving. Binnen de kapitalistische strijd van allen tegen allen is er eenvoudigweg niet genoeg ruimte voor iedereen. Dit type mensenrechtenactivisme gaat vaak samen met een individualistische aanpak waarbij allerlei mensen keihard worden aangevallen op bijvoorbeeld hun racistische, homofobe of seksistische uitspraken. Er is daarbij geen enkele ruimte meer om van mening te verschillen, om fouten te maken en om daarvan te leren, en dat staat een gevoel van collectiviteit in de weg. Op die manier werkt intersectionaliteit individualiserend, en soms wordt bewegingsopbouw er zelfs mee gefrustreerd.

Wij vinden vanzelfsprekend ook dat de ruimte voor bijvoorbeeld homofobie zo klein mogelijk moet zijn, maar tegelijk weten we uit ervaring dat mensen radicaliseren en leren in de strijd. Daarom werken we in onze strijd tegen dwangarbeid bijvoorbeeld soms op individueel niveau samen met mensen in de bijstand die wel eens iets racistisch zeggen. We zullen dan de discussie met die persoon aan gaan, maar niet meteen elke samenwerking opzeggen. Tenminste, zolang het niet onze mogelijkheden beperkt om ons ook samen met mensen van kleur te organiseren, doordat zo’n persoon bijvoorbeeld voor hen een onveilige sfeer creëert.

Aan de andere kant ondersteunen we ook initiatieven om bijvoorbeeld racisme binnen de vakbond op de agenda te zetten. Zo vonden er afgelopen jaar twee FNV-bijeenkomsten plaats waar activisten allerlei aanbevelingen deden om racisme binnen de bond aan te pakken.

We geloven in samen strijden en van elkaar leren en collectief tegenmacht opbouwen. We geloven dat dit proces mensen transformeert en radicaliseert, en bewegingen sterker maakt. Zo’n mens- en wereldbeeld op basis van dynamiek en collectiviteit staat lijnrecht tegenover de statische en individualistische kijk van sommige intersectionaliteit-activisten.

Wit privilege

Intersectionaliteit dwingt ons er wel toe kritisch te blijven kijken naar de rollen en rolverdelingen binnen onze eigen organisatie. Ongeveer de helft van de leden van Doorbraak zijn witte mannen. Als we kijken naar degenen die de meeste energie in de organisatie steken, die het gezicht van de organisatie zijn, en de meeste informele macht hebben, dan is de balans nog wat schever. En we zijn allemaal opgevoed in een racistische samenleving die op iedereen zijn stempel heeft achtergelaten.

Om onze organisatie evenwichtiger te maken, proberen we continu scherp te zijn op onderlinge machtsverhoudingen en doen we aan “positief discrimineren”. Witte mannen en andere geprivilegieerden moeten waar mogelijk stappen terugdoen om ruimte te maken voor anderen. Aan de andere kant moeten vrouwen of niet-witte Doorbrakers niet het gevoel hebben dat ze onder druk gezet worden om bepaalde taken op zich te nemen, alleen vanwege hun identiteit.

Witte mensen moeten zich dus bewust zijn van hun witte privilege en van hun onverdiende macht proberen af te komen of het gebruiken om tot een meer gelijke verdeling van macht te komen. Daarbij zijn wel twee kanttekeningen te plaatsen.

Ten eerste zien we dat in de anti-racismebeweging volkomen terecht veel naar wit privilege gekeken wordt, maar soms wat te weinig naar andere privileges. Zo valt het ons op dat veel van de bijeenkomsten die georganiseerd worden van universitair niveau zijn en vaak in het Engels gehouden worden. Voor een grote groep mensen wordt de drempel hierdoor heel hoog om deel te nemen aan die activiteiten. Ook mannelijk privilege is zo’n probleem: veel van de gezichten van de anti-racismebeweging zijn zwarte mannen. Gelukkig worden er de laatste tijd wel steeds meer zwarte vrouwen zichtbaar die hun rol in de beweging opeisen.

Ten tweede moeten we de verschillende identiteiten en de daarbij horende privileges niet te absoluut maken. Een gezond wantrouwen ten opzichte van witte mensen en andere geprivilegieerden is vaak gerechtvaardigd. Maar mensen gelijk of ongelijk geven puur op basis van hun identiteit, en niet op basis van inhoudelijke argumenten, is niet vruchtbaar. Helaas zien we dat wel vaak gebeuren.

Leren van de praktijk

De witte leden van Doorbraak hebben, voor wat betreft hun witte positie, een nogal steile leercurve doorgemaakt door het deelnemen aan een aantal samenwerkingsverbanden en het initiëren van acties.

Een aantal van ons heeft samen met anderen hard getrokken aan het protest tegen de film “Michiel de Ruyter”, begin 2015, en een half jaar later aan het protest tegen de Gouden oftewel Grauwe Koets. Vanuit Doorbraak organiseerden daar vooral witte mensen aan mee, en dat heeft een hoop discussie en vragen opgeleverd over onze rol. Zijn witte mensen überhaupt in de positie om zo’n actie initiëren? Welke rol moeten witte mensen bij het organiseren innemen? Moet actief gezocht worden naar mensen van kleur om samen mee te organiseren? Welke rol moeten witte mensen hebben in de organisatie: op de voorgrond of juist niet? In de ordedienst, als spreker, als organisator-achter-de-schermen?

Witte Doorbrakers hebben uiteindelijk in beide acties een vrij prominente rol gehad, maar dan meer op de achtergrond en als organisatoren. Aan de ene kant was dat goed, omdat er zo ruimte was voor zwarte en bruine sprekers. Aan de andere kant kon ons tokenisme verweten worden: dat we als organisatie die voor een flink deel uit witte mensen bestaat, voor de vorm zwarte sprekers naar voren hebben geschoven.

De vraag of de witte Doorbrakers die aan de organisatie deelnamen wel de juiste mensen waren om deze acties te initiëren, hebben we onszelf ook gesteld. Wat meespeelde in de keuze om dat toch te doen, was dat beide acties niet puur en alleen gericht waren tegen anti-zwart racisme. Ook anti-nationalisme speelde een belangrijke rol, een thema waarop witten wat meer in te brengen hebben, zo denken we. Daarnaast vonden we dat deze momenten kansen boden voor acties, en we zagen niet zo snel wie anders de handschoen op zou pakken.

Uiteindelijk kunnen witte activisten met deze vragen alleen verder komen door met hun poten in de modder te staan, acties en bijeenkomsten te organiseren, fouten te maken, en de kritiek die hen ten deel valt ter harte te nemen. En voor een deel zijn de problemen die er boven komen drijven ook niet op te lossen. Zo was het spanningsveld tussen ruimte maken voor mensen van kleur en tokenisme bij deze demonstraties onvermijdelijk, en het is dan zaak om een goede balans te vinden en kritisch te blijven kijken naar je eigen handelen.

En niet-zwarte activisten organiseren geregeld anti-racistische acties die de strijd ook weer een stap verder helpen. Zo hebben we het afgelopen jaar samen met anderen succesvol acties georganiseerd om de Kinderombudsvrouw te dwingen een standpunt in te nemen rond Zwarte Piet.

Rol van witte radicaal-linkse activisten

Witte anti-racisten kunnen dan ook zeker een rol hebben in de anti-racismebeweging. Meer specifiek heeft de radicaal-linkse beweging in de afgelopen decennia een infrastructuur aangelegd die soms ook gebruikt wordt door de anti-racismebeweging, bijvoorbeeld het regelen van een arrestantengroep, of van busvervoer naar een demonstratie. Maar de houding bij sommige witte radicaal-linkse activisten is er vaak nog te veel een van: “Waarom komen die zwarte activisten niet naar ons toe?”, terwijl de omgekeerde houding veel vruchtbaarder zou zijn: “Waarom gaan er niet veel meer radicaal-linkse activisten naar anti-racistische demonstraties?”. Op deze manier kunnen veel duurzamere, constructievere en gelijkwaardigere banden gesmeed worden.

Daarnaast zit er ook veel actie-ervaring in de radicaal-linkse beweging die van pas zou kunnen komen bij het organiseren van anti-racistische acties. Daarbij moeten we wel uitkijken dat niet alle gewoonten uit die beweging als norm genomen worden voor acties in de anti-racismebeweging. Bij Doorbraak hebben we de ervaring dat anti-racistische acties in sommige opzichten op een hele andere, vaak betere, manier georganiseerd worden dan wij gewend zijn vanuit radicaal-linkse hoek (bijvoorbeeld als het gaat om het gebruik van sociale media). We proberen dan ook vaak zoveel mogelijk voor acties te mobiliseren, maar niet te veel invloed uit te oefenen op hoe die acties er dan uit moeten zien.

Als Doorbraak proberen we op verschillende manieren onze sterke kanten in dienst van de beweging te stellen. We proberen onze praktische actie-ervaring in te zetten waar dat kan. We gebruiken onze relatief goed geoliede website om publiciteit te maken voor acties en er op een kritische manier verslag van te doen. Af en toe organiseren we zelf een actie en we hebben een vrij simpele bijdrage geleverd met het laten drukken van anti-Zwarte Piet-stickers, die inmiddels gebruikt worden door heel veel activisten.

Daarnaast hebben alle individuele Doorbrakers natuurlijk hun persoonlijke omgeving waarin ze ook het nodige anti-racismewerk doen. Soms proberen we dat ook op een wat meer gestructureerde manier aan te pakken. Een aantal weken terug hebben we in de Vrijplaats in Leiden een bijeenkomst georganiseerd over wit privilege, samen met Theater de Generator. Doorbraak heeft in de Vrijplaats een kantoor, en we wilden het op de bijeenkomst ook in onze eigen kringen over anti-racisme hebben en wat dat precies inhoudt. We hopen dat deze bijeenkomst een vervolg krijgt en we zo ook in de Vrijplaats op een structurele manier aan anti-racisme kunnen werken.

Doorbraak en zwarte activisten

Ideaal gezien zouden we als Doorbraak qua samenstelling in allerlei opzichten zo divers mogelijk willen zijn, zonder daarbij in een inhoudsloos “diversiteitsbeleid” te vervallen. Dat ideaalbeeld zou betekenen dat hele verschillende mensen zich bij Doorbraak thuis voelen en samen willen strijden, en dat we binnen onze organisatie alvast de hokjes doorbreken die ons in deze wereld zo vaak scheiden (vandaar dat we tien jaar geleden ook voor de naam “Doorbraak” hebben gekozen). We proberen nu binnen de organisatie alvast zoveel mogelijk waar te maken van hoe we zouden willen dat de wereld na fundamentele veranderingen eruit komt te zien. Zo komt de strijd dichtbij en is de revolutie geen stip ver aan de horizon, maar werken we er nu al aan.

Dat “ideaal” hebben we nog lang niet bereikt. Misschien is er binnen Doorbraak ook nog steeds sprake van witte (en andere) machtsstructuren, dus daar zullen we kritisch naar moeten blijven kijken. Daarnaast zullen mensen van kleur zich misschien liever aansluiten bij een organisatie die expliciet bruin of zwart is en zich op basis daarvan organiseert. Zulke keuzen beïnvloeden indirect natuurlijk ook de samenstelling van Doorbraak.

Wat ook een rol zal spelen, is dat mensen van kleur wel drie keer na zullen denken voor ze bij een radicaal-linkse organisatie actief worden, met alle repercussies die dat tot gevolg kan hebben. Van niet geaccepteerd worden door je omgeving tot politiegeweld bij demonstraties. Uit eigen ervaring weten we dat die repercussies vaak veel ernstiger uitpakken voor niet-witte activisten.

En onze geloofwaardigheid zal uiteindelijk afhangen van onze eigen acties. Wantrouwen richting witte activisten is niet vreemd, want veel mensen van kleur hebben slechte ervaringen met bijvoorbeeld het paternalisme van witte mensen in de anti-racistische strijd. We kunnen wel roepen anti-racistisch te zijn, maar uiteindelijk komt het er op aan dat we dat in onze organisatie en in onze acties omzetten in daden.

Doen in het hier en nu wat we willen bereiken in de toekomst

Door mijn verhaal tot nu toe kun je misschien de indruk krijgen dat Doorbraak een spierwitte organisatie is, maar zo zien we onszelf niet. Zoals eerder genoemd liggen onze wortels behalve in de overwegend witte Europese radicaal-linkse bewegingen ook in de Turks-alevitische revolutionaire traditie. Het besluit van ruim tien jaar terug om samen verder te gaan, lag voor een deel in overwegingen die hierboven ook beschreven zijn, en was misschien onze grootste stap tot nu toe om etnische en raciale scheidslijnen te doorbreken.

Onze witte kameraden hadden genoeg van de te witte radicaal-linkse scene waar weinig ruimte en aandacht was voor mensen van kleur en serieus anti-racisme. Ze zochten naar manieren om uit het witte getto te breken en samen te strijden met mensen van kleur. Onze Turks-Nederlandse kameraden wilden juist verder gaan dan de linkse Turkse kringen waarin zij verkeerden en die vooral op de politiek in Turkije gefocust waren. Ze wilden actief zijn in Nederlandse strijden, in het land waarin ze wonen dus. Doorbraak is zodoende het product van die beide politieke tradities, die allebei ook prominent in onze acties en analyses terug te vinden zijn.

We willen binnen onze organisatie de identiteiten die ons in de samenleving zo vaak scheiden juist samen overstijgen, zonder de machtsstructuren die ermee samenhangen te ontkennen. We proberen daarmee binnen Doorbraak al zoveel mogelijk te doen wat we uiteindelijk in onze ideale samenleving ook zouden willen zien gebeuren.

We vinden het dus een probleem dat we “te wit” zijn, maar willen ons daar niet door laten verlammen. Kritiek zullen we krijgen, en daar kunnen we alleen maar van groeien. Maar we zijn wie we zijn, en dat zien we als uitgangspunt voor onze strijd. Soms zal dat vanuit het perspectief van Turkse alevitische Nederlanders zijn, soms vanuit het perspectief van een Iraans-Nederlandse vrouw, soms vanuit het perspectief van een witte Nederlandse man, maar altijd juist ook vanuit ons gezamenlijk perspectief als radicaal-linkse activisten die stelling nemen en strijd leveren tegen racisme.

Joris Hanse