Afrekenen met de nationalistische heldencultus rond Willem de Huichelaar

Willem van Oranje, maffiabaas.
Willem van Oranje, maffiabaas.

In de strijd tegen het Nederlandse nationalisme is het van groot belang om af te rekenen met de verheerlijkende beeldvorming rond personen die symbool staan voor wat Nederland zou zijn of zou moeten zijn. Een van de bekendste symboolfiguren is de “vader des vaderlands”, over wie de historici Aron Brouwer en Marthijn Wouters het spraakmakende boek “Willem van Oranje” hebben geschreven. Dat boek slaat de heldencultus rond de prins van Oranje volkomen aan diggelen.

Als middelbare scholieren schreven Brouwer en Wouters eerder al het indrukwekkende werkstuk “De vuile handen van Willem van Oranje”. In dat werkstuk en ook in hun boek laten ze geen spaan heel van het heersende vertoog over een nationale “held” die Nederland zou hebben bevrijd en tot een eenheid zou hebben gesmeed. De prins van Oranje was namelijk helemaal geen bevrijder, idealist of voorvechter van tolerantie, zo tonen de auteurs aan. Hij was juist een schijnheilige opportunist, een sluwe smiecht, een meedogenloze intrigant, een vervolger van “ketters”, een bendeleider, een beloftebreker, een maffiabaas en een dictator. Hij streefde steeds zijn eigen belang na door te doen alsof dat overeenkwam met het landsbelang.

Machtspoliticus

Bijnamen die nationale “helden” al tijdens hun leven hebben gekregen, maken ons zoveel eeuwen later vaak nog steeds duidelijk hoe tijdgenoten tegen die personen aankeken. Zo moet de bijnaam Michiel de Ruyter worden uitgelegd als Michiel de Rover of Michiel de Kaper. En met de bijnaam Willem de Zwijger gaven tijdgenoten van Willem van Oranje aan dat de “vader des vaderlands” nooit het achterste van zijn tong liet zien. Willem de Swighende, dus de Zwijger, betekende toen iets in de trant van Willem de Huichelaar. “De naam verwees naar de verhulde manier waarop Willem plannen kon maken. Willem stond erom bekend dat hij in heikele kwesties vaak geen uitspraken deed en geen kant leek te kiezen. Zijn politieke agenda was op beslissende momenten een gesloten boek”, aldus Brouwer en Wouters. Als we de vele straatnamen zouden veranderen waarmee de prins van Oranje wordt geëerd, bijvoorbeeld in Willem de Huichelaarlaan, dan zou overal in Nederland een heel ander beeld over hem oprijzen dan het jubelverhaal over “een volksheld” die tijdens de Tachtigjarige Oorlog de opstand van de Nederlanders tegen de Spaanse overheersing zou hebben geleid. Dat nationalistische vertoog wordt vooral sinds de negentiende eeuw aan de lopende band gereproduceerd in musea, boeken, films, het onderwijs, het publieke debat en de openbare ruimte.

Willem van Oranje was een machtspoliticus. Het maakte hem niet uit langs welke religieuze of politieke weg hij zijn doel, meer invloed, aanzien en geld, kon bereiken. Dat blijkt uit zijn levensloop. Eerst stelde hij zich op als “een trouwe vazal” van de Spaanse koning Filips II. Tussen 1561 en 1564 vervolgde hij als onbuigzame katholiek protestantse “ketters” in zijn prinsdom Orange. Hij verweet de paus zelfs dat die onvoldoende zou doen om de “uitbreiding van de valse leer” tegen te gaan. En hij stelde het calvinisme daarbij voor als een ziekte waarvan zijn prinsdom moest worden genezen. De calvinisten die in zijn prinsdom leefden, hadden van Johannes Calvijn geleerd dat ze het recht hadden om zich te verzetten tegen heersers “die Gods wetten niet naleefden”. Volgens de calvinisten was de prins van Oranje ook zo’n dictator. Daarom begonnen ze een gewelddadige opstand tegen hem, met name omdat hij “de valse leer” van het protestantisme met man en macht de kop probeerde in te drukken. Een paar jaar later en op andere plekken bestreed Van Oranje de calvinistische opstandelingen nog steeds te vuur en te zwaard.

Watergeuzen

Maar naarmate de protestanten in Nederland in de loop der tijd meer aanhang en invloed kregen, ging de prins steeds meer partij kiezen voor hen en tegen de Spaanse koning. In plaats van de protestanten te vervolgen, zoals hij eerder had gedaan, zette hij later juist samen met hen de aanval in op de katholieken. Hij gaf de calvinistische watergeuzen “toestemming alles te roven wat los en vast zat”, zolang ze zich maar zouden richten op zijn nieuwe vijanden. “De geuzen kregen ‘kapersbrieven’ waarmee ze piraterij mochten bedrijven tegen de tegenstanders van de prins. Hun strooptochten werden moeilijk te onderscheiden van die van reguliere (zee)rovers, al had het optreden van de geuzen een schijn van legitimiteit vanwege de handtekening van de prins.” Zo groeide Van Oranje uit tot beschermheer van de calvinisten. Hij verbood de uitoefening van het katholicisme en liet katholieke kerken plunderen. Daarmee toonde hij zich een tegenstander van godsdienstvrijheid, wat in schrille tegenspraak staat met de heersende beeldvorming over hem.

In het boek komt uitstekend naar voren hoe bedreven Van Oranje was in het voeren van propaganda en in het scheppen van een gunstig imago voor zichzelf, mede de reden waarom zijn persoonsverheerlijking zo’n hoge vlucht heeft kunnen nemen. Door mensen om hem heen liet hij zich graag portretteren als een goede “vaderlander”, een man van het volk, “vader Willem”, tegenover de “machtsbeluste” Spaanse “vreemdelingen”. Maar juist Van Oranje bleek zich steeds meer te ontpoppen tot alleenheerser. Dat stuitte op fors verzet van lokale en regionale machthebbers die de opstand der Nederlanden tegen de Spaanse koning waren begonnen om stedelijke en gewestelijke privileges te beschermen. “Maar nu de charmante rebel van weleer steeds meer macht naar zich toe probeerde te trekken, werd hij slachtoffer van zijn eigen retorische meesterwerk. De prins had lange tijd beweerd dat te veel macht voor een enkeling kon leiden tot een lijdensweg voor velen. Nu bleek dat Willem van Oranje juist zelf alleenheerschappij beoogde, kreeg hij de wind van voren. Willem besloot zijn laatste troefkaart in te zetten: de paradox. Hij beweerde dat hij bereid was om alles te doen, zolang het in het ‘landsbelang’ was. Daartoe liet hij zich ophemelen en verrijken, hoe zwaar hem dat ook viel. Het was een offer, een last die hij bereid was te dragen voor het algemeen goed. Omdat hij zo’n goede kerel was. Zoals gewoonlijk kwamen de wonderschone woorden van de prins niet overeen met zijn verborgen agenda.”

Burgeroorlog

Brouwer en Wouters geven aan waarom de eretitel “vader des vaderlands” volkomen misplaatst is: “Zijn verhalen over ‘bevrijding’ botsten met de manier waarop zijn troepen de Nederlanden hadden geteisterd en zijn propaganda zat vol tegenstrijdigheden. Enerzijds deed hij een beroep op ‘alle Nederlanders’, maar anderzijds sloot hij het merendeel van de Nederlandse bevolking uit, namelijk zij die niet neigden naar het calvinisme. Het grootste gedeelte van de Nederlandse bevolking was nog trouw katholiek en zou dit ook altijd blijven. Voor veel inwoners van de Nederlanden werd duidelijk dat Oranjes ‘vaderland’ niet het hunne was.”

De onvrede over het optreden van de prins nam toe, niet alleen in katholieke kringen, maar ook onder gematigde protestanten en buitenkerkelijken. Samen vormden die groepen een grote meerderheid, zelfs in Holland en Zeeland. Don Juan, die namens de Spaanse koning de landvoogd voor de Nederlanden was, werd daarom steeds vaker onthaald als een held die de inwoners kwam bevrijden van de religieuze onderdrukker Van Oranje. De prins ging zich zozeer gedragen als een dictator dat velen in de Staten-Generaal meenden dat ze net zo goed vrede hadden kunnen sluiten met Filips II. De ene overheerser of de andere, dat maakte dan toch niet meer uit, zo was de gedachte. Het eigengereide optreden van Van Oranje veroorzaakte in diverse steden onrust, die hij liet onderdrukken door garnizoenen. De opstand tegen de Spaanse overheersing bleek langzamerhand te zijn uitgelopen op een burgeroorlog van de calvinisten tegen alle andersgelovigen. Het beeld van de opstandelingen als bevrijders en voorvechters van religievrede viel steeds moeilijker vol te houden. Grote delen van de bevolking snakten er inmiddels naar om bevrijd te worden van de onderdrukking door Van Oranje en zijn maffiabende.

Wie zich niet wilde onderwerpen aan het gezag van de prins en koos voor de Spaanse koning, kreeg te maken met wraakexpedities van de “vader des vaderlands”. Zo viel hij met zijn leger meerdere keren Brabant binnen. Zijn soldaten hanteerden daar de tactiek van de verschroeide aarde en maakten zich schuldig aan “brandschatten”: ze eisten geld van de bevolking, vooral van de geestelijkheid en de boeren, onder de dreiging dat anders hun huizen, schuren, boerderijen, kerken, kloosters en akkers in brand zouden worden gestoken. De prins en zijn bende persten dus de bevolking af. Bovendien werden veel priesters en pastoors gemarteld en vermoord.

Volkslied

De lijfspreuk van de prins luidde “Ik zal handhaven”. Aan het eind van zijn leven breidde hij die uit tot “Ik zal de eer, het geloof, de wet van God, van de koning, van mijn vrienden en mij handhaven”. “Ik zal handhaven”, “Je maintiendrai”, is sinds 1815 ook de wapenspreuk voor Nederland. Zoals gebruikelijk bij de “vader des vaderlands” bestaat er een contrast tussen deze woorden en zijn gedrag. Want Van Oranje handhaafde juist niet de wet van God. Hij veranderde van religie “als van kleed”, zoals zijn tijdgenoten het omschreven, afhankelijk van het voordeel dat hij ermee kon verkrijgen. Die tijdgenoten meenden bovendien dat hij “van staat en nut zijn afgod” maakte. Verder verraadde hij zijn vrienden en zijn vrouwen. En hij brak met de Spaanse koning vanwege zijn streven om zelf alleenheerser te worden. De lijfspreuk kwam ook nog eens uit de mond van een lid van de bezittende klasse die roofde, plunderde en andersgelovigen terroriseerde.

Wie dit onthutsende beeld van de prins tot zich laat doordringen, moet toch wel zijn bedenkingen hebben bij het officiële Nederlandse volkslied dat sinds 1932 door onze strot wordt geduwd. Het Wilhelmus is namelijk niet meer dan een leugenachtige propagandatekst die een van de ghostwriters van de prins indertijd over hem heeft opgesteld. Elke keer als dat lied ten gehore wordt gebracht, bejubelt men een maffiabaas, een onderdrukker en een alleenheerser. Een reden te meer om het Wilhelmus en al die andere nationalistische rimram door de wc te spoelen.

“Willem van Oranje. De opportunistische Vader des Vaderlands”, Aron Brouwer en Marthijn Wouters. Uitgeverij: Nieuw Amsterdam, € 19,99. ISBN: 9789046821183.

Harry Westerink