Thierry Baudet en zijn “zakenkabinet”
Thierry Baudet pleitte gisteren opnieuw voor een zogenaamd “zakenkabinet”. In de ogen van sommigen is dat misschien nog helemaal niet zo’n gek idee. Het klinkt eigenlijk best logisch, toch? Waarom zou je belangrijke beleidskwesties altijd maar overlaten aan politici die, als puntje bij paaltje komt, vooral de belangen van hun partij of van zichzelf dienen? Waarom zouden we de belangrijkste beslissingen niet voor de verandering eens overlaten aan de mensen met de meeste kennis van zaken?
Echter, er zit – zoals eigenlijk altijd bij die Baudet – een addertje onder het gras. Ten eerste kan Baudet dit voorstel gemakkelijk doen, want de kans dat zijn verzoek serieus wordt onderzocht is nul komma nul (en de kans dat hij met z’n twee zetels mee kan doen aan coalitievorming is niet veel groter). Ondertussen kan hij zich wel presenteren als een ‘objectieve’ speler, die het landsbelang boven politiek gewin laat prevaleren. Baudet, die er zelf zoals bekend de meest rabiaat racistische en seksistische ideeën op na houdt, kan zich zo voordoen als ‘a-politiek’ – of in ieder geval als een politicus wiens inzichten niet fundamenteel in strijd zullen zijn met die van zogenaamd ‘a-politieke’ experts. Immers, als de ideeën van de door hem genoemde experts te veel zouden afwijken van zijn eigen meningen, dan zou hij die experts nooit voordragen als kandidaten voor een zakenkabinet. Baudet, zo suggereert hij zelf, is een politicus die op de juiste momenten het objectieve en het subjectieve – het zakelijke en het politieke – van elkaar weet te onderscheiden. Baudet en zijn sidekick Hiddema zijn dan ook, naar eigen zeggen, veel intelligenter dan alle anderen bij elkaar. Die anderen zullen uiteindelijk slechts hun politieke en private belangen nastreven.
Hetgeen impliceert dat Baudet niet alleen ‘objectief’ en ‘a-politiek’ is, maar dat zijn stemmers dat in zekere zin ook zijn. Baudet is immers verkozen om hún mening te vertolken. Op die manier ontdoet hij politieke representatie van de articulerende functie die het per definitie heeft. Als ‘objectieve’ politicus is hij in staat om de mening van ‘zijn’ achterban op een zo direct en onbemiddeld mogelijke manier door te geven. En als de mening van deze achterban dan – in theorie – overeen kan komen met die van de bovengenoemde experts, dan is die mening dus ook objectief. Baudet heeft daar verder niets aan toe te voegen. Hij hoeft ook niet zelf eerst zijn eigen achterban te creëren, want die bestaat al als zodanig. Daarom is hij ook zo’n groot voorstander van het referendum als besluitvormingsmechanisme: ook dat impliceert dat er zoiets bestaat als een onvervalste, ongearticuleerde “volkswil”. Het belang en de mening van het “volk” zijn objectief, en Baudet is als enige bereid en verstandig genoeg om die als zodanig te erkennen en uit te dragen.
In dat opzicht is Baudets visie op politiek niet minder gevaarlijk dan die van Wilders. Ogenschijnlijk is er een groot verschil – waar de gepassioneerde Wilders hyperpolitiek is, is de zelfverklaarde superintellectueel Baudet a-politiek; waar Wilders een publiek voor zichzelf creëert, is Baudet slechts een spreekbuis voor een reeds bestaand publiek; waar Wilders het liefst zichzelf ziet regeren, pretendeert Baudet zichzelf uiteindelijk overbodig te maken. Maar de onderliggende gedachte is dezelfde: er is één “volk”, één onvervalste en objectieve “wil”, één belang – en deze politicus heeft daar, in tegenstelling tot de rest, direct toegang toe.
Al het andere is misleidend, pervers, particulier… en, inderdaad, “volksvreemd”.
Mathijs van de Sande