Over de noodzaak van een militant anti-fascisme
Nationale grootheid, waarin rijk en arm, hoog en laag, opgaan in een totalitaire eenheid met een Grote Leider aan het hoofd. Daar gaat het de fascisten om. De werkende klassen dienen zich in die eenheid te voegen onder leiding van de bazenklasse die weliswaar politieke vrijheden kwijtraakt, maar daarvoor ongebreidelde macht tegenover hun personeel terugkrijgt. Het hele concept is een vorm van bazenmacht en een aanval op arbeiders. En hun rechten. Waar fascisten heersen, is de speelruimte voor arbeiders om voor hun belangen op te komen met staking en zelforganisatie, teruggebracht tot vrijwel nul. Horizontale solidariteit van arbeiders, ook over landsgrenzen heen, verandert in de verticale ‘solidariteit’ van het personeel met degenen boven hen, van fabrieksdirecteur tot en met Führer. In die nationale, totalitaire eenheid past geen diversiteit. Mensen ‘van vreemde herkomst’ dienen te verdwijnen – en dat kan gaan van deportatie tot en met massamoord. Mensen die ‘niet normaal’ zijn of doen, dienen op te pleuren, en fascisten bespoedigen dat oppleurproces maar al te graag hardhandig. In het verlengde van het fascistisch nationalisme ligt steeds weer het grofste racisme. Waar dat op uit draait, dat weten we sinds 1933-45. Binnen de natie wordt de mini-versie ervan – het patriarchale huisgezin – op de troon gehesen, met de productieve arbeider dan wel soldaat aan het hoofd, de vrouw als moeder en verzorgster, en de kinderen als komend arbeider/soldaat of aankomend moeder/verzorgster. De vrouw onderworpen, de heteroseksuele huwelijksband op een voetstuk, seks puur voor voortplanting, homoseksualiteit zwaar onderdrukt. Waar het fascisme heerst en opmarcheert, daar heersen rassenhaat, vrouwenhaat, homohaat in steeds wisselende, maar altijd gevaarlijke combinaties. De misogynie van Baudet is niet zomaar een persoonlijke onaangename karaktertrek van die fascist.
Peter Storm in Over de noodzaak van een militant antifascisme (Konfrontatie)